55
die overtuiging zal worden gedeeld, dat het wenschelijkst is, als regel,
Leiden's eigendommen niet te verzekeren.
Omtrent het 2d8 punt van het voorstel van Burg. en Weth., en wel
wat betreft de deelname in de onderlinge brandwaarborg-maatschappij „de
vereenigde gemeenten," was Uwe Commissie eenstemmig van gevoelen dat
zoodanige verzekering vooralsnog minder raadzaam voorkomt.
Wel is het een goed beginsel om de gemeente-eigendommen met hun
gering brandgevaar onderling te verzekeren, doch dan is het ook zeker
een vereischte dat zich daartoe gemeenten verbinden die, wat capaciteit
betreft, onderling verband houden en tot nog toe is dit niet het geval.
Tot de maatschappij „de vereenigde gemeenten" zijn nog slechts toege
treden 32 gemeenten, met een gezamenlijk verzekerd bedrag van ongeveer
778/m, zoodat Leiden alleen zou aanbieden een bedrag hetwelk na eene
nieuwe taxatie van de gebouwen, zeker tot boven het millioen zal reiken,
en in werkelijkheid zou dus voor onze gemeente geen voldoende waar
borg verkregen worden, terwijl wij daarentegen het risico hebben te dia-
gen van allerlei andere gemeenten, waaronder er vele voorkomen die in
minder gunstige omstandigheden verkeeren, minder water, minder blusch-
middelen bezitten en waar in den regel minder zorg kan worden gedra
gen dan in eene grootere gemeente mogelijk is.
De opmerking ligt voor de hand dat zich later meer gemeenten zullen
aansluiten, doch zoolang dit nog niet is geschied, komt het Uwe Com
missie voor dat Leiden niet voldoende tegen eventuëele brandschade is
gewaarborgd en alleen dan, wanneer zich zooveel mogelijk tegelijkertijd
eenige gemeenten van gelijken rang en omvang als Leiden bij de maat
schappij „de vereenigde gemeenten" aansluiten, zou ook voor onze ge
meente reden bestaan tot deelname.
Wel is waar wordt bij de Statuten van de gezegde maatschappij be
paald, dat zoolang het verzekerd bedrag niet tot boven het cijfer van
twee millioen is gestegen de verzekerde panden door reassurantie moeten
worden gedekt, doch blijft het aan de maatschappij „de vereenigde ge
meenten" overgelaten te beslissen welke maatschappij zij daartoe kiest,
zonder dat onzerzijds zelfstandig kan worden beoordeeld of en in welke
mate eene zoodanige maatschappij krachtig genoeg mag worden geacht
om bij eene eenigszins beduidende schade aan hare verplichtingen te kun
nen voldoen.
Wenscht men dus voor de gemeente-eigendommen tegen eventuëele
brandschade deugdelijk en gerustvol gewaarborgd te zijn, dan moet men
zich ook de daartoe gevorderd wordende geldelijke offers laten welgeval
len en Uwe Commissie is derhalve van oordeel, dat eene verzekering van
de gemeente-eigendommen bij beurspolis, of bij andere eerste klasse brand
waarborg-maatschappijen, en wel voor het volle risico, met getaxeerde
waarde, voor 't oogenblik de voorkeur verdient.
Het 3d8 en 4da punt van het voorstel van Burg. en Weth. is zeker vol
komen aannemelijk.
Aan den Gemeenteraad.
De Commissie van Financiën.
N®. 118. Leiden, 11 Juni 1883.
Wij hebben de eer aan Uwe Vergadering hierbij over te leggen eenen
staat van eenige belastingschuldigen in de plaatselijke directe belasting
over den dienst van 1882, aan wien nog geheele of gedeeltelijke afschrijving
door het verlaten der gemeente of door overlijden zal behooren te wor
den verleend, met voorstel om den aanslag van de daarop vermelde per
sonen met het bedrag te verminderen als de 1 ldo kolom aanwijst.
Ten aanzien van het bij volgn. 51 overgelegd adres van G. J. Wobbe,
om vermindering van zijnen aanslag, geven wij U in overweging om, naar
aanleiding van het vermelde in de laatste kolom van dien staat, den aan
slag van adressant terug te brengen in de Ist8 klasse.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz,
N®. 113. Leiden, 12 Juni 1883.
Onder overlegging van de hierbij gevoegde stukken, hebben wij de eer
U mede te deelen dat er ook bij ons geen bezwaar bestaat tegen de in
williging van het verzoek van den heer R. Jesse Rz., om ;in de betrekking
van gemeente-apotheker te worden gecontinueerd.
Wij geven Uwe Vergadering derhalve in overweging adressants verzoek
in te willigen door hem wederom voor den tijd van drie jaren in zijne
genoemde betrekking te bestendigen.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 11 Juni 1883.
Ter beantwoording uwer missive dd. 8 Juni 1883 n®. 500, hebben wij
de eer U te berichten, dat er bij onze Commissie geene bedenking is tegen
het verzoek van den heer R. Jesse Rz., om continuatie als gemeente
apotheker en verzoeken U, den adressant in zijne betrekking te willen
bestendigen.
Aan Heeren Burg. en De Commissie voor de gemeente-apotheek.
Weth. van Leiden. D. De Loos, Voorzitter.
C. Franoken, Secretaris.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
De ondergeteekende, door U bij besluit van 4 Juni 1870 benoemd tot
gemeente-apotheker, heeft de eer U te verzoeken om in die betrekking te
worden bestendigd.
Met de meeste hoogachting,
Uw Dw. Dienaar,
Leiden, 6 Juni 1883. R. Jesse Rz.
N®. 1141. Leiden, 11 Juni 1883.
Onder overlegging van nevensgaand verzoekschrift van Mevrouw A. P.
Zegers RijserCraandijk, om restitutie van schoolgeld, hebben wij de eer
U mede te deelen dat voor twee kinderen, leerlingen der Jongens- en
Meisjesscholen, over het tweede kwartaal van dit jaar is voldaaan f22.50,
zoodat, vermits de adressante met 1 Mei de gemeente metterwoon heeft
verlaten, restitutie kan worden verleend voor twee derde gedeelten tot een
bedrag van 15.00.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging tot het verleenen
van restitutie tot voormeld bedrag te besluiten.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen:
Mevrouw A. P. Zegers RijserCraandijk;
dat zij den lBt0n Mei 1883 de gemeente Leiden heeft verlaten;
dat twee harer kinderen tot dien tijd als leerlingen op de Jongens- en
Meisjesscholen Ist8 klasse waren toegelaten;
dat door haar het verschuldigde schoolgeld voor het bezoeken dier scho
len over het 2d8 kwartaal dezes jaars ten volle is voldaan
dat zij nochtans meent, op grond van art. 2 der verordening van den
11 November 1880 (Gemeenteblad n®. 9 van 1882), aanspraak te kunnen
maken op gedeeltelijke teruggave van het betaalde schoolgeld.
Reden waarom zij tot Uwe Vergadering het verzoek richt haar wel
teruggave te willen doen verleenen van hetgeen door haar eventueel over
het loopende kwartaal te veel werd betaald.
Utrecht, 8 Juni 1883. 't Welk doende,
A. P. Zegers RijserCraandijk.
N®. 115. Leiden, 11 Juni 1883.
Wij hebben de eer Uwe Vergadering in overweging te geven evenzeer
als de laatst voorgaande jaren voor het jachtrecht op waterwild in de
Vroonwateren permissiën te doen uitreiken tegen een prijs van 6.
Ten vorigen jare werd ter zake ontvangen een bedrag van 132.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N«- 116. Leiden, 16 Juni 1883.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Aangezien door het overlijden van Mr. Du Rieu eene vacature bij de
Commissie van het Stedelijk Museum is ontstaan, heeft zij de eer U
nevengaande dubbeltal aan te bieden, ten einde daaruit eene keuze te
willen doen, te weten: de heeren
F. A. Verster en J. M. E. Dercksen, leden van den Raad.
Namens de Commissie voornoemd,
H. C. Hartevelt, President.
Jhr. W. I. C. Rammelman Elsevier, Secretaris.
N®. 11». Leiden, 14 Juni 1883.
De Comm. van Fin. heeft de eer Uwe Vergadering mede te deelen dat
zij de rekeningen van de Stedelijke Gasfabriek over 1882 heeft onderzocht
en aangezien dat onderzoek tot geene bedenkingen heeft geleid, stelt zij
U voor die rekeningen goed te keurende exploitatierekening in ontvangst
tot eene som van ƒ276187.34y2, in uitgaaf tot een bedrag vau ƒ237980.68
en alzoo sluitende met een saldo van 38206.661/, en de rekening van
het uitbreidings- en vernieuwingsfonds in ontvangst tot een bedrag van
124927.54, in uitgaaf tot een bedrag van 120486.63y2 en dus slui
tende met een saldo van 4440.90'/2, onder bepaling dat heeren Com
missarissen gehouden zijn die beide saldo's in hunne respectieve eerst
volgende rekeningen te verantwoorden.
Wat het batig saldo betreft dat volgens de rekening 58625.85 be
draagt, stellen wij U voor dit bedrag te doen storten in de gemeentekas
en daarmede te handelen zooals bepaald is in de Raadszitting van den
24 October 1881 waarin de begrooting voor 1882 is vastgesteld.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
N°. 118. Leiden, 11 Juni 1883.
Wij hebben geene bedenkingen tegen den door Burg. en Weth. over-
gelegden staat van eenige belastingschuldigen in de plaatselijke directe be
lasting dezer gemeente, over den dienst van 1882, en geven Uwe Vergadering
in overweging om aan de daarop voorkomende personen geheele of ge
deeltelijke afschrijving of restitutie van hunnen aanslag in genoemde be
lasting te verleenen en wel voor de sommen als in kolom 11 van dien
staat zijn uitgetrokken.
Omtrent het verzoek van G. J. Wobbe, overgelegd bij volgn. 51, deelen
wij U mede dat wij ons vereenigen met het advies van Burg. en Weth.,
weshalve wij U raden dienovereenkomstig te besluiten.
Aan den Gemeenteraad.
De Commissie van Financiën, enz.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.