42 gemeente Bodegraven en wel voor het stuk land bekend bij het Kadaster onder Sectie H. N°. 96, wenschte te leggen een duiker; dat hij daartoe zonder jmachtiging niet mag overgaan. Redenen waarom hij zich wendt tot U Mijne Heeren, beleefdelijk ver zoekende daartoe vergunning te willen verleenen. 'tWelk doende, Bodegraven, 6 April 1883. F. Brunt. N°. 83. - Leiden, 7 Mei 1883. Aangaande het adres van den Raad van administratie van het Invaliden huis, tot wijziging van de aangegeven richting der te plaatsen schoeiing, hebben wij na ingewonnen advies van den Voorzitter der Comm. van Fabr. de eer het volgende te berichten: Tot uitvoering van het werk willende overgaan, waartoe bij raadsbe sluit van 15 Februari jl. vergunning is verleend, ontdekte men dat aan de bepaling omtrent de rooilijn niet voldaan kon worden, doordien een zware gemetselde walmuur, welks bestaan niet vermoed was, over een groot gedeelte der lengte zulks verhinderde. De alstoen aangewende pogin gen tot afbreken onder water mislukten totaal, zoodat er alleen door eene kostbare afdamming, verwijdering van den walmuur zou kunnen geschieden. Bij nauwkeurige opneming blijkt, dat pm. 25 c. M. afwijking van de bepaalde rooilijn, voor het plaatsen der schoeiing voldoende zal wezen. Daar dit verschil geen bijzonder merkbaren invloed op het vaar water hebben zal, levert zoodanige wijziging geen bezwaar op vooral wan neer de uiteinden der schoeiing in schuine richting worden genomen ten einde stootende hoeken te vermijden. Verder komt in aanmerking dat de tegenwoordige berm of aarden wal op onderscheidene plaatsen, 30 a 40 c. M. meerder breedte van het vaarwater wegneemt dan met de nieuwe richting der schoeiing het geval zal wezen. Wanneer deze walgronden volgens het plan ontgraven worden dan zal de vaartbreedte meer winnen dan verliezen. Wij geven Uwe Vergadering op grond van het vorenstaande in over weging met wijziging van het besluit van 15 Februari jl. alsnog ver gunning te verleenen om de schoeiing ongeveer 25 c. M. buiten de rooilijn te doen uitspringen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan den Raad der gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, de Raad van administratie van het Invalidenhuis te Leiden; dat het bij het inheien der palen voor de walbeschoeiing is gebleken, dat er eene overhellende gemetselde fundering aanwezig is, welke belet de aangegeven richting te volgen, zoodat het voor het plaatsen der schoeiing noodig is dezelve 2 a 3 decimeters vooruit te brengen, waarvoor beleefde lijk de toestemming Uwer Vergadering wordt verzocht. 't Welk doende, De Raad van administratie van het Invalidenhuis. J. Hooa, Voorzitter. P. F. Roi.i.andet, Secretaris. Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1883 | | pagina 2