34 menten trachten te beantwoorden nl. tot versiering van een plantsoen met kleine heesters en bloemen beplant. Wij zeggen trachten te be antwoorden, doch zijn overtuigd dat slechts, wederom uit het oogpunt van geschiedenis en kunst, het omgekeerde kan worden bereikt. Gesteld toch dat eenmaal aan de worstelingen om een Academie op die plaats te zien verrijzen een einde is gekomen, welk monument be hoort dan in verband tot dat gebouw in het centrum te staan? Immers dat van Willem I, den grooten Zwijger, den Hoofdman bij de verdediging der Provinciën niet dat van Van der Werf, Douza, Van Hout deze zijn toch de stichters der Academie niet? Welke plek men dus wellicht voor dit monument, als tweede in rang, zou willen bestemmen, zoo zal het in ieder geval verplaatst d. i. met andere woorden, afgebroken en op nieuw gebouwd moeten worden, omdat de bouwstoffen van een solied bewerkt monument onmogelijk onbescha digd uit dien afbraak te voorschijn kunnen treden. Aangezien echter de stichting der Akademie waarschijnlijk tot een ver verwijderde toekomst behoort, zoo zal gedurende al dien tijd, het monu ment op een daarvoor veel te groote ruimte verrijzen en reeds bij de onthulling elke illusie ontnemen. Lage heesters verkleinen die ruimte niet en hooge boomen hebben niet zoo snel hun wasdom bereikt. Doch veel meer nog in strijd met de kunst is, dat de frontzijde van het monument vlak naar het noorden zal geplaatst zijn en dus de eerste voorwaarde, bovengenoemd, hier zal ontbreken. De bezielende verlichting zal het beeld van achter- niet van voren, verlichten. De spotlust zou dan werkelijk hier aan den ernst der voorgenomen stichting een belangrijk échec kunnen bereiden. Ondergeteekenden nemen dus de vrijheid uwen Raad hiertegen te waar schuwen en bovenstaand schrijven in uwe ernstige overweging aan te bevelen, terwijl zij natuurlijk zich, als kunstenaars verplicht gevoelen voor de eischen der kunst op te treden en hunne verantwoordelijkheid als zoodanig behoorlijk te dekken. 't Welk doende, J. Ph. Koelman. H. P. Vogel. N°. 66. Leiden, 5 April 1883. Naar aanleiding van een ingekomen verzoek van het gemeentebestuur van Voorhout om inlichting of het gedeelte grond langs de Haarlemmer trekvaart strekkende van den nummerpaal 14 tot aan den steenen paal bij het hek van de woning van L. Zandbergen aldaar, ter lengte van onge veer 100 meter, in koop of wel tegen eene jaarlijksche recognitie voor die gemeente zoude zijn te verkrijgen en zoo ja tegen welken prijs, is door de Comm. van Fabr. een onderzoek ingesteld, waaruit het volgende is gebleken. Het daarbij bedoeld perceel n°. 14 der geveilde gronden langs de Haar lemmertrekvaart is belast met een vrij uitzicht over eene lengte van 38 meters tot wederopzeggens toe, bij raadsbesluit van 12 Augustus 1858 verleend aan den Regent der eerste sectie van het Seminarium Warmond, gevestigd te Voorhout tegen een jaarlijksche recognitie van 3.70. Reeds zijn na de veiling mondeling aanzoeken gedaan om den eigen dom van perceel n°. 14, dat onverkocht is gebleven, te verkrijgen en naar aanleiding daarvan is bedoelde Regent uitgenoodigd een schriftelijk ver zoek in te dienen, waarna aan het gemeentebestuur van Voorhout de ver langde inlichtingen zouden kunnen worden verstrekt. Tevens heeft de gemeente Voorhout sedert onheuglijke jaren als alge- meene plaats van opscheping een driehoekig stuk grond aan de Voorhouter- brug in gebruik met den last van behoorlijke beschoeiing langs de vaart voor hare rekening, welk perceel eigendom is der gemeente Leiden, bij het kadaster der gemeente Voorhout bekend onder sectie A n°. 996, ter grootte van 115 centiaren. Van dit perceel werd mede de eigendom aangevraagd door A. Ruigrok van der Werve, eigenaar van het daarbij gelegen huis, voor een som van 30. Van een en ander is aan het gemeentebestuur van Voorhout mededeeling gedaan, waarop door dat bestuur is te kennen gegeven dat die gemeente gaarne eigenares wil worden van het stukje grond hij de Voorhouterbrug, thans bij haar als losplaats in gebruik en den aangeboden prijs van ƒ30 daarvoor wil besteden. Tevens is ingekomen het hiernevensgaand verzoek van het R. K. Bis dom van Haarlem ter bekoming in eigendom van eerstbedoeld stuk grond. Onder verwijzing naar de daaromtrent ingewonnen nadere rapporten van de Comm. van Fabr. geven wij Uwe vergadering alsnu in overweging het perceel sectie A n°. 996 groot 115 centiaren aan de gemeente Voorhout in eigendom over te dragen voor een koopprijs van f 30, en het perceel sectie B n°. 175, groot 4680 centiaren in eigendom over te dragen aan het R. K. Bisdom van Haarlem, voor een koopprijs van f 1198,50, beide onder de verder door de Commissie voorgestelde voorwaarden en wat den grond aan de gemeente Voorhout over te dragen betreft, dat deze be stemd moet blijven als los- en laadplaats. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan den Raad der gemeente Leiden. Geeft eerbiedig te kennen: Het R. K. Bisdom van Haarlem, vertegenwoordigd door den onderge- teekendeBisschop van Haarlem dat het Bisdom gaarne eigenaar zou willen worden van de strook bosch- grond, strekkende van af de Nagelbrug tot aan den Elstgeesterweg onder de gemeente Voorhout, kadastraal bekend sectie B n°. 175, groot 46 aren, 80 centiaren, in de notitie van de veiling 19 en 26 Mei 1882 door Uwe gemeente gehouden onder nommer 14 vermeld, op welk perceel ten be hoeve van eigendommen aan het Bisdom toebehoorende, door Uwe ge meente tegen betaling van recognitiën rechten zijn toegekend dat de ondergeteekende de vrijheid neemt U te verzoeken dat perceel, met het daarop staand hout- en struikgewas aan het door hem vertegen woordigde Bisdom in eigendom af te staan, tegen betaling eener som van een duizend gulden. 't Welk doende enz., P. M. Sniokers, Bisschop van Haarlem. Leiden, 30 Januari 1883. De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van A. Ruigrok van der Werve en op de missive van Burgemeester en Wethouders van Voorhout van den 238*®n dezer maand n°. 29, te berichten, dat daarbij gevraagd wordt de eigendom van een stuk grond aan de Voorhouterbrug bij het kadaster der gemeente Voorhout bekend onder Sectie A. n°. 996 ter grootte van 115 centiaren, dat sedert onheuglijke jaren bij die ge meente als losplaats in gebruik is geweest onder den last van behoorlijke beschoeiing aan de vaartzijde. Op grond van dat langdurig gebruik acht de Commissie billijk, den eigendom aan de gemeente Voorhout te verleenen tegen den aangeboden koopprijs van dertig gulden en de kosten van overdracht, onder voor waarde, dat die grond aan de vaartzijde voor rekening van die gemeente behoorlijk wordt beschoeid, ten genoegen der eigenaars van de Haarlem mertrekvaart. Aan Heeren Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage, enz. der Gemeente Leiden. Leiden, 3 April 1883. De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van het Roomsch- Katholieke Bisdom van Haarlem te berichten, dat daarbij ge vraagd wordt de eigendom van een perceel boschgrond aan de Haarlem mertrekvaart van de Nagelbrug tot aan den Elstgeesterweg onder de gemeente Voorhout, Sectie B. n°. 175, groot 4680 centiaren, zijnde perceel 14 der geveilde gronden; dat bij beschikking van 27 April 1848 aan het Aartspriesterschap van Holland en Zeeland verleend werd de vrije beschikking over de beplanting en den houthak over een gedeelte van dat perceel, ter grootte van 570 centiaren tot wederopzeggens toe, dat bij de veiling de waarde van het struikgewas en het hakhout van genoemd perceel is berekend op f 368, maar dat na de veiling het hak hout in het openbaar is verkocht en opgebracht heeft een som van 68.40, zoodat voor de waarde van het struikgewas is overgebleven ongeveer f 300. De Commissie meent dat van die f 300 voor 4680 centiaren moet afgetrokken worden een som van f 37.50 of ongeveer voor de 570 centiaren waarvan het Aartspriesterschap de vrije beschikking der beplan ting bezat en dus een som van f 262.50 moet gevoegd worden bij den koopprijs die bij verschillende raadsbesluiten is berekend op 2000 per hectare, bedragende over 4680 centiaren f 936. Zij is derhalve van oor deel dat niet de bij het request aangeboden som van f 1000, maar een bedrag van f 936 -f- f 262.50 moet gesteld worden voor een billijke koopprijs van het bedoeld perceel en acht zich verplicht voor een som van f 1198.50 het verleenen van den verlangden eigendom aan te raden. Aan Heeren Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage, der Gemeente Leiden. Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1883 | | pagina 6