GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
29
INGEKOMEN STUKKEN.
N9. 56. Leiden, 2 April 1883.
De Comm. van Fin. heeft de in hare handen gestelde suppletoire he-
grooting van het Stedelijk Werkhuis voor het jaar 1882 onderzocht en
daarop geene bedenkingen gevonden, waarom zij de eer heeft U voor te
stellen die goed te keuren.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën enz.
N°. 56. Leiden, 29 Maart 1881.
Wij hebben de eer aan Uwe vergadering hiernevens over te leggen een
rapport van de Comm. van Fabr. betrekkelijk eene overdracht aan het
Rijk van perceelen in de Smidssteeg, met voorstel om overeenkomstig de
conclusie van dat rapport te besluiten.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
's Hage, 2 Maart 1883.
Zooals UEdel Achtbaren bekend is, wordt een, aan de gemeente Leiden
toebehoorend gebouw, in de Smidssteeg gelegen, reeds geruimen tijd ge
bruikt door de ter plaatse garnizoen houdende Infanterie, zonder dat dit
echter op officiëele wijze aan het Rijk in gebruik is afgestaan.
Om deze reden kan dan ook het onderhoud van bedoeld gebouw niet
ten laste van den Staat gebracht worden, terwijl er van wege de ge
meente evenmin iets aan verricht wordt.
De heer Kolonel, Garnizoens-Commandant ter plaatse, wilde echter gaarne,
in de benedenverdieping daarvan de kompagnies-, bagage- en ziekenkarren
plaatsen, tot de uitrusting van de twee bataljons, te Leiden in garnizoen
behoorende, waarmede door den Minister van Oorlog genoegen wordt
genomen.
Vooraf zal het gebouw dan echter moeten worden hersteld, bestaande
in: het maken van nieuwe deuren, ramen, blinden, vloeren, enz., samen
ten bedrage van 1000, en neem ik daarom de vrijheid UEdel Achtbaren'
te verzoeken, mij wel te willen mededeelen of de Gemeenteraad van Leiden
genegen is, bedoeld gebouw kosteloos aan het Rijk in gebruik af te staan,
op denzelfden voet als met de kazernes enz. in 1860 heeft plaats gehad.
Indien omtrent de toekomstige bestemming of betreffende de voorge
nomen verbeteringen nog nadere inlichtingen door UEdel Achtbaren moch
ten worden verlangd, kunnen deze door den opzichter van fortificatiën,
Jte Leiden in garnizoen, verschaft worden.
De Kapitein
Eerstaanwezend Ingenieur,
A. Jentink.
Leiden, 13 Maart 1883.
Bij raadsbesluit van den 4den October 1860 goedgekeurd door de Ged.
Staten der provincie Zuid-Holland, den negenden van die maand, werd be
paald onder de daarbij vermelde voorwaarden aan het Rijk in gebruik te
geven de aan de gemeente Leiden in eigendom toebehoorende militaire
gebouwen. Daaronder was begrepen (zie litt. h van art. één der overeen
komst den 29 December 1860 gesloten tusschen den Garnizoens-Comman
dant en den Burgemeester van Leiden) de ziekenstal gelegen in de Smids
steeg in genoemde overeenkomst vermeld als bij het kadaster bekend onder
sectie B n°. 91. Het perceel sectie B n°. 91 bestond echter uit drie ver
schillende deelen, van welke in 1860 alleen het middelste door het Rijk
in gebruik werd genomen. Diensvolgens werd in 1862 het perceel sectie
B n°. 91 in de kadastrale registers gesplitst in drie perceelen, gemerkt
sectie B n°. 1724, 1725 en 1726 en het bedoelde perceel, de ziekenstal
n°. 1725, ten name van het Rijk overgeschreven. Later is dit lokaal bui
ten gebruik gesteld door het bouwen van nieuwe ziekenstallen aan de
Doelen, zonder dat daarvan bij behoorlijke akte overschrijving ten name
der gemeente Leiden heeft plaats gehad.
Bovendien werden krachtens raadsbesluit van den 10 October 1867 goed
gekeurd door de Ged. Staten der provincie Zuid-Holland, voor onbepaalden
tijd en zonder betaling van huurprijs aan het Rijk verhuurd, de lokalen
achter de Stads-Gehoorzaal op de Aalmarkt en bij de verbouwing der
Stads-Gehoorzaal in plaats van die lokalen tijdelijk in gebruik gegeven
voor een magazijn van kleeding, het lokaal in de Smidssteeg bij het kadas
ter bekend onder sectie B n°. 1724.
Blijkens de in onze handen gestelde en hierbij weder overgelegde missive
van den heer kapitein Eerstaanwezend Ingenieur te 's Hage van den 2a«n
dezer maand n°. 158 wordt dat lokaal op dezelfde voorwaarden als bij de
overeenkomst van 29 December 1860 werden vastgesteld in gebruik door
het Rijk verzocht, bij behoorlijke akte, ten einde te worden begrepen onder
de militaire gebouwen waarvan het onderhoud en de eventueel te maken
veranderingen komen ten laste van het Rijk, aangezien daarvoor thans
aan herstellings- en verbouwingskosten eene uitgaaf van ongeveer ƒ1000
zal noodig zijn.
De Comm. van Fabr. heeft dientengevolge de eer voor te stellen:
1°. dat door het Rijk wordt overgedragen aan de gemeente, de buiten
gebruik gestelde ziekenstal in de Smidssteeg bij het kadaster bekend
onder sectie B n°. 1725
2°. dat door de gemeente aan het Rijk in gebruik wordt gegeven op
de voorwaarden omschreven bij het raadsbesluit van 4 October 1860
het perceel in de Smidssteeg bij het kadaster bekend onder sectie
B n°. 1724 en zulks in den toestand waarin het zich op het oogen-
blik der overschrijving bevindt.
Aan Heeren Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage,
der gemeente Leiden.
N°. 57. Leiden, 29 Maart 1883.
In de zitting van 15 Maart jl. werd bij de behandeling van ons voor
stel tot verbouwing van het Gymnasium, waarvan de kosten waren ge
raamd op 4000, besloten uit dat voorstel weg te laten de woorden „de
kosten te vinden door geldleening," zoodat die uitgaven thans uit de ge
wone inkomsten zullen moeten worden bestreden, en daaromtrent alsnog
een besluit door Uwe vergadering zal moeten worden genomen.
Na in overweging genomen te hebben uit welken post der begrooting
de bedoelde uitgave zal kunnen worden gevonden, is het ons voorgeko
men dat daarin niet anders zal kunnen worden voorzien dan door ver
hooging van den post: Plaatselijke directe belasting, hetgeen zonder be
zwaar zal kunnen geschieden, aangezien het kohier in bewerking is en
het te heffen percent nog niet is vastgesteld.
Wel zal van de andere artikelen in ontvangst de post: Renten wegens
op prolongatie uitgegeven gelden belangrijk meer dan de raming opbren
gen, met het oog op het aanzienlijk bedrag dat thans nog op deze wijze
is belegd en zoude deze post alzoo voor verhooging vatbaar wezen, doch
hierbij valt op te merken dat de post renten van kapitalen minder dan de
raming zal opbrengen.
Op dezen post toch is 5 in ontvangst gebracht, evenals in 1882
van het volle bedrag van 225000, hetwelk aan de Gasfabriek moet wor
den verstrekt, terwijl tot dusverre aan de Gasfabriek is uitgekeerd een be
drag van 167500, en uit den aard der zaak de rente berekend wordt
over de werkelijk uitgekeerde kapitalen.
Bovendien zijn er thans reeds buitengewone uitgaven gedaan waarop
bij de vaststelling der begrooting niet is gerekend, en wel tot een aanzien
lijk bedrag voor de tijdelijke bewaring van behoeftige krankzinnigen, zoo
als in de zitting van 15 Maart jl. aan Uwe vergadering is medegedeeld,
terwijl in den aanvang van het jaar niet is te voorzien aan welke buiten
gewone behoeften alsnog in den loop van het jaar zal moeten worden
voldaan.
Wij zouden het derhalve hoogst ongeraden achten en niet in overeen
stemming met de regelen van een behoorlijke comptabiliteit in de voor de
verbouwing van het Gymnasium benoodigde gelden, nu eenmaal is beslo
ten dat deze uit de gewone inkomsten zullen worden gevonden, op andere
wijze te voorzien dan door verhooging van de plaatselijke directe belasting.
Ware dan ook dit besluit genomen bij de vaststelling van de begrooting
dan zoude uit den aard der zaak de plaatselijke directe belasting in plaats
van op 137000 op 141000 zijn uitgetrokken.
Wij geven Uwe vergadering mitsdien in overweging tot de vaststelling
over te gaan van den hierbij overgelegden suppletoiren staat van begroo
ting ad 4000.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N°. 58. Leiden, den 2 April 1883.
Ter vervulling van eene bestaande vacature aan de Jongensschool der 2de
klasse, hebben wij de eer U hierbij aan te bieden eene voordracht, opge
maakt in overleg met den Arrondissements-Schoolopziener, na ingewonnen
advies van het hoofd der school, dat ter inzage in de Leeskamer is neder-
gelegd, ter .benoeming van een derden onderwijzer op eene jaarwedde van
550, vermeerderd met 200 voor het geven van onderwijs in de Fransche
en Engelsche talen, als:
1°. Johannes Fedde Kramers, onderwijzer te Dockum.
2°. Mej. C. Van Altena, onderwijzeres te Boskoop, en
3°. Mej. C. M. Dee, onderwijzeres alhier.
Onder mededeeling dat n°. 2 en 3 op de voordracht zijn geplaatst om
te voldoen aan de voorschriften van art. 28 der wet van 17 Augustus
1878 (Staatsblad n°. 27), nemen wij de vrijheid Uwe vergadering te ver
zoeken tot de benoeming te willen overgaan.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N". 5». Leiden, 29 Maart 1883.
Bij de behandeling van de begrooting voor dit jaar werd de wensche-
lijkheid ter sprake gebracht van eene voortzetting van de demping der
Eerste Binnenvestgracht tot aan de Mare en dezerzijds een onderzoek
deswege toegezegd.
Blijkens het hierbij overgelegd rapport van de Comm. van Fabr. be
staan tegen de demping geene Bezwaren en wordt deze ook noodzakelijk
geacht, welk gevoelen door ons wordt gedeeld, vermits de demping onge
twijfeld zal strekken in het belang van de openbare reinheid en gezond
heid en het behoud van de gracht voor het verkeer te water niet meer
wordt vereischt.
Wij geven Uwe vergadering mitsdien in overweging tot de voorgestelde
demping te besluiten en de benoodigde gelden ten bedrage van 5500
te dien einde beschikbaar te stellen en wel te vinden door geldleening
als behoorende deze uitgave tot de zoodanige die uit haren aard door
buitengewone ontvangsten moeten worden gedekt, terwijl bij de 4 percents-
geldleening ad 500000 een hooger bedrag is opgenomen dan voor de
dadelijke behoeften benoodigd was.
Zooals in het rapport der Comm. van Fabr. wordt medegedeeld zal op
de begrooting voor 1882 van de som ad 8500 toegestaan voor de
demping van de Binnenvestgracht bij de Buitensocieteit met bijbehoorende
werken een bedrag van 2000 beschikbaar blijven, terwijl bij de be
rekening van de uitgaven die over den dienst 1882 door geldleening moe
ten worden gedekt, en de ontvangsten die voor belegging moeten worden
aangewezen, op die mindere uitgave van 2000 zal worden gelet.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 13 Maart 1883.
De Gemeenteraad heeft bij besluit van 8 December 1881 eene som van
8500 toegestaan tot het dempen der Binnenvestgracht van de Steenstraat
tot het Wijkstraatje, met wijziging van het ingediende plan, dat tevens be
helsde het maken van eene coupure langs de Israëlietische begraafplaats naar
den Rijnsburgersingel, maar vervangen zou worden door eene doorgaande
demping van die gracht tot de Korte Mare.
De noodzakelijkheid van die doorgaande demping erkend zijnde, heeft
de Comm. van Fabr. de eer daartoe een voorstel te doen, te eerder om
dat van de toegestane som van 8500 over 1882 een bedrag van ruim