7 Vermits het hier een gelijk geval betrof als dat waaromtrent de Raad en de Gedeputeerde Staten reeds meermalen hadden beslist, gaven wij tevens aan den heer Godzen te kennen, dat zijn verzoek om afschrijving van den aanslag van C. E. Duyts, behoorde te worden afgewezen. Wij ontvingen daarop het bericht van den heer Godzen dat hij, hoezeer gaarne erkennende dat zijne persoonlijke opvatting der wet geheel en al met die van het Gemeentebestuur van Leiden overeenkwam, waarom hij zich ook allereerst tot het Gemeentebestuur van Amsterdam had gewend, hij zich toch in zijne qualiteit als voogd verplicht achtte alle instantiën te doorlooperi, waarom hij gemeend had zich te moeten richten tot de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. Inmiddels is omtrent de onderwerpelijke reclame door Uwe Vergadering nog geene beslissing genomen, zoodat de zaak voor eene behandeling bij het College van de Gedeputeerde Staten nog niet vatbaar is, op grond waar van wij U in overweging geven, alsnu te dezer zake een besluit te nemen. Zooals uit het bovenmedegedeelde blijkt, heeft de belanghebbende onder dagteekening van 19 September j.l., alzoo binnen den termijn van drie maanden na de uitreiking der aanslagbiljetten bij de Wet vastgesteld, zijnde die uitreiking geschied op 30 Juni j.l., zijne bezwaren tegen den aanslag ingediend voor het geval het beroep van den aanslag te Amsterdam door de Gedeputeerde Staten van Noord-Holland mocht worden afgewezen. Hoezeer nu de definitieve reclame, nadat door voormeld College eene beslissing was genomen, eerst den 8 December j.l. en alzoo na het ver strijken van bovengenoemden termijn, is ingekomen, zien wij er geen be zwaar in het bovenaangehaald schrijven van 19 September als reclame aan te merken en daarop eene beslissing te nemen, te meer nu, wanneer het hier niet een punt had gegolden hetwelk zoowel door den Gemeenteraad als door de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland herhaaldelijk was uitge maakt, den belanghebbende ongetwijfeld dezerzijds in overweging zoude zijn gegeven alsnog eene definitieve reclame binnen den termijn van drie maanden in te dienen. Mocht Uwe Vergadering in deze ons gevoelen deelen, dan geven wij in overweging op de bovenaangevoerde gronden afwijzend op de reclame te beschikken en alzoo aan reclamant te kennen te geven, dat zijn pupil, C. E. Duyts, te recht op het kohier der plaatselijke directe belasting, dienst 1882, is aangeslagen en dat mitsdien geen termen bestaan tot restitutie van den betaalden aanslag. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N°. 16. Leiden, 15 Januari 1883. Tengevolge van het vertrek uit de gemeente van E. Van der Kamp, zijn de betrekkingen van ambtenaar belast met het toezicht op de honden ter rich- tige invordering der hondenbelasting en van inspecteur van politie vacant. Evenals vroeger achten wij het wenschelijk, dat alvorens door den Bur gemeester in de vacature van inspecteur van politie wordt voorzien, tot de benoeming van een ambtenaar belast met het toezicht op de honden worde overgegaan. Onder mededeeling dat voor inspecteur van politie in de eerste plaats in aanmerking komt Rinze Pronk, onder-inspecteur te Rotterdam, geven wij Uwe Vergadering mitsdien in overweging, aan E. Van der Kamp voornoemd eervol ontslag te verleenen uit genoemde betrekking, gerekend te zijn ingegaan met 1 Januari 1883, en tot de benoeming van een opvolger over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders enz. Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1883 | | pagina 5