96 der Verordening omtrent het pensionneeren van gemeente-ambtenaren en bedienden in het belang der gemeente wenschelijk is en den uitslag daarvan, onder aanbieding van een bepaald voorstel, aan den Gemeen teraad mede te deelen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N°. 223. Leiden, 23 November 1882. Door de Commissie van Fabricage wordt afwijzend geadviseerd op het verzoek van J. Van Leeuwen om onderhandsche continuatie van de leve ring van rivierzand en grint ten behoeve van de gemeente, door hem aangenomen bij proces-verbaal van openbare aanbesteding van 11 Februari 1878 voor den tijd van 5 jaren, eindigende uit. December 1882. Met de Commissie van Fabricage zijn wij van oordeel dat thans wederom tot eene openbare aanbesteding zal moeten worden overgegaan op de in het rapport aangevoerde gronden. Wel werd in de zitting van 4 October 1872 overeenkomstig de voordracht van ons college en van de Commissie van Fabricage tot eene onderhandsche continuatie dezer levering besloten, doch destijds bestond de gegronde vrees dat bij eene nieuwe openbare aanbesteding geene mededinging zoude plaats hebben en eene verhooging der uitgaven daarvan vermoedelijk het gevolg zoude wezen, hetgeen thans kan geacht worden niet het geval te wezen. Wij geven Uwe vergadering mitsdien in overweging afwijzend op het onderwerpelijk verzoek te beslissen in welk geval tot eene openbare aan besteding zal worden overgegaan. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan den Gemeenteraad van Leiden Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, Joost Van Leeuwen, handelaar in grint en grof rivierzand wonende buiten de Zijlpoort gemeente Leiderdorp, dat hij en zijn broeder Dirk Van Leeuwen reeds 25 achtereenvolgende jaren zoo wel bij publieke als bij onderhandsche aanbesteding aannemers zijn geweest van de leverantie der benoodigde grint en grof rivierzand ten behoeve der gemeente Leiden; dat het hem niet onverschillig is de gemeente Leiden nog langer te bedienen, te meer daar hij alles heeft ingericht tot geregelde levering, zoo wel van kleine als groote hoeveelheden, door dat hij op zijn erf bui ten de Zijlpoort altijd grint en grof rivierzand voorhanden heeft; dat het zou kunnen gebeuren bij publieke aanbesteding, dat de prijs een weinig verschilde en hij daardoor de leverantie voor de gemeente Leiden kwam te verliezen, hetwelk voor hem eene teleurstelling zoude zijn, daar het een groot gedeelte van zijn broodgewin uitmaakt. Om bovenstaande reden wendt hij zich tot den Gemeenteraad van Leiden met het beleefd verzoek, hem bij onderhandsche aanbesteding de leverantie nog 5 jaren te willen vergunnen, zooals dit in de verloopen 25 jaar meermalen is geschied. Hetwelk doende, met de meeste hoogachting Leiderdorp, 1 Nov. 1882. UEd. Dw. Dienaar, J. Van Leeuwen. Leiden, 21 November 1882. De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van Joost Van Leeuwen te berichten, dat de levering van rivierzand en grint werd aan genomen door zijn broeder Dirk Van Leeuwen van 18581877, eerst bij openbare, later bij onderhandsche aanbesteding, dat bij proces-verbaal van openbare aanbesteding van 11 Februari 1878 de levering is aangenomen door den requestrant, en ofschoon redenen van tevredenheid bestaan over de wijze, waarop hij aan zijn verplichtingen heeft voldaan, deze toch niet zoo overwegend kunnen geacht worden, om de levering onderhands te verlengen, zoodat de Commissie raadzaam acht tot eene openbare aanbe steding over te gaan, en den weg tot algemeene mededinging in den regel te volgen. Aan Heeren Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage, der Gemeente Leiden. N°. 223. Leiden, 23 November 1882. Wij hebben de eer aan Uwe vergadering hiernevens over te leggen een schrijven van het Bestuur der Afdeeling Zoeterwoude enz. der Hollandsche Maatschappij van Landbouw betrekkelijk de beplanting van de Beestenmarkt, met het daaromtrent ingewonnen advies van de Comm. van Fabr. Uit den aard der zaak zal, nu in de zitting van 26 October jl. is be sloten eene proeve te nemen met eene beplanting van de Nieuwe Bees tenmarkt, de uitslag van de te nemen proeve moeten worden afgewacht, alvorens eene beslissing te nemen aangaande eene beplanting van de Bees tenmarkt. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, er.z. Leiden, 4 November 1882. Met Uwe missive van 8 Augustus dezes jaars n°. 752, werden wij in kennis gesteld met het besluit van den Raad Uwer gemeente van den 3a«» Augustus te voren, om het adres tot beplanting van de Beestenmarkt aan te houden en ons inmiddels mededeeling te doen van de daartegen door Uwen Gemeente-veearts aangtvoerde bezwaren. Deze bezwaren werden in de vergadering van de leden onzer afdeeling op 16 Augustus 1882 gehouden, ter tafel gebracht. Er werd in die ver gadering besloten, de bezwaren te wederleggen en deze wederleggingen per adres aan Uwen Gemeenteraad in te dienen en de onderteekening van dat adres ook te verzoeken aan onze zuster-afdeelingen, welke met ons de be planting der Beestenmarkt verzocht hadden. Bij ons schrijven van 19 Augustus 1882 noodigden wij bedoelde zuster- afdeelingen uit tot onderteekening van het adres, doch tengevolge van het late antwoord van eene dier afdeelingen, waarvan wij eerst den 12den Oct. 11. kennis namen, meenden wij geen adres meer te moeten inzenden, daar wij vernomen hadden dat bij wijze van proefneming tot beplanting der kleine Beestenmarkt zou worden overgegaan. Wij hebben de eer Uw Collegie, namens onze afdeeling, dank te betui gen voor dat besluit en verzoeken UEA. beleefdelijk ook dien dank te willen overbrengen aan den Raad Uwer gemeente. Echter meenen wij Uw Collegie toch in kennis te moeten stellen met de redenen, die onze afdeeling niet deden medegaan met de bezwaren door den veearts tegen de beplanting ingebracht. Immers diens eerste bezwaar: dat de ruimte tot plaatsing van het vee zou worden beperkt door de beplanting der boomen, is zeer gering, als de boomen worden geplaatst tusschen de palen waaraan het vee wordt vast gebonden, terwijl als men aanneemt dat elke boom eene oppervlakte noo- dig heeft van 40 centimeters in het vierkant, zou dit voor de 36 boomen, de beestenmarkt met nog geen 15 vierkante meters doen kleiner worden. Ook het tweede bezwaar: dat door het druipen der boomen, het afval len der bladeren, ijzel enz. de toestand van het vee en de bezoekers zou worden verergerd, wordt niet gedeeld. Het druipen der boomen kan wel niet worden voorkomen, maar het is toch zeker minder nadeelig voor het vee, dan wanneer de regen zonder eenigen hinder over de beesten kan neêrkomen. Het afvallen der bladeren kan wel voor eenigen tijd de Beestenmarkt méér verontreinigen, alsdat deze nu op marktdagen verontreinigd wordt, maar nogthans kan dit geen nadeel toebrengen aan het vee of de bezoekers, integendeel moeten de bladeren in de zomermaanden de beschutting tegen de zon aanbrengen. De ijzel zou den toestand doen verergeren, als deze dikwijls voorviel, doch aangezien de ijzel zeer zelden voorkomt en dan nog zou moeten plaats hebben op een marktdag, zoo is dit bezwaar van geen beteekenis. Voorts maken wij de opmerking, dat de veemarkten te Amsterdam, Delft, Purmerende en de Beemster met boomen zijn beplant, hetgeen toch niet zou zijn geschied, als zulks nadeelig voor het vee had kunnen zijn en dat het vee zich gaarne bij guur weder of bij eene brandende zon tracht te beschutten achter of onder houtgewas of andere voorwerpen, die eenige beschutting kunnen aanbieden. Deze redenen had onze afdeeling gemeend te moeten aanvoeren tegen de bezwaren van den Veearts en met de mededeeling daarvan, nemen wij de vrijheid U.E.A. beleefdelijk te verzoeken ook de beplanting van de groote Beestenmarkt in overweging te willen nemen. Het Bestuur der afdeeling ZoeterwoudeLeiderdorp en Omstre ken van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw. L. Sillevis, Voorzitter. P. J. M. Boonekamp, Secretaris. Leiden, 21 November 1882. De Comm. van Fabr. heeft kennis genomen van de hierbij teruggaande missive van het Bestuur der afdeeling ZoeterwoudeLeiderdorp en Om streken van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw van den 4den dezer maand n°. 43 betreffende de beplanting der Beestenmarkt, en meent dat de uitslag der proefneming, om daartoe met de nieuwe Beestenmarkt aan te vangen behoort te worden afgewacht. Aan Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage, van Leiden. N°. 224. Leiden, 30 November 1882. Onder overlegging van het rapport der Commissie van Fabricage op het verzoek van W. J. Zwetsloot betrekkelijk de overschrijving te zijnen name van de huur der aan wijlen J. Zwetsloot verhuurde gronden, geven wij Uwe Vergadering in overweging het verzoek toe te staan onder de door de Commissie voorgestelde voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Wilhelmus Johannes Zwet sloot, Bouwman, wonende te Oegstgeest. Dat zijn vader Johannes Zwetsloot, gewoond hebbende te Leiderdorp en aldaar overleden, van de Gemeente Leiden in huur had: Een stuk land gelegen in den Stadspolder aan hem verhuurd bij con tract van 19 December 1881 tot 31 December 1887 voor f 270 's jaars. Twee perceelen tuin of teelland gelegen aan het Raamland mede aan hem gegund bij openbare verhuring van 18 December 1879: het eerste perceel voor f 69, het tweede perceel voor f 90 's jaars, eindigende deze huur 31 December 1884. Dat de erfgenamen waaronder- adressant behoort gaarne wenschten dat de zaken huns vader in het reine werden gebracht en van de verdere huur ontslagen konden worden. Redenen waarom hij zich tot Uwe Vergadering wendt, met beleefd verzoek den nog overigen huurtijd op hem adressant te doen overschrijven. Oegstgeest, 15 November 1882. 't Welk doende enz. W. J. Zwetsloot. Leiden, 21 November 1882. De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van W. J. Zwetsloot te berichten, dat zijn overleden vader Johannes Zwetsloot heeft gehuurd 1". twee perceelen tuin of teelland gelegen aan het Raamland onder de gemeente Leiderdorp, bij proces-verbaal van openbare verhuring van den 18den December 1881 voor den tijd van vijf jaren, eindigende 31 December 1884 tegen f 159 'sjaars; 2°. een partij weiland in den Stadspolder aan de Slaagsloot onder de gemeente Leiderdorp bij proces-verbaal van openbare verhuring van den igaen December 1881 voor den tijd van zes jaren, eindigende 31 Decem ber 1887 tegen f 275 'sjaars; dat de erfgenamen van den overleden huurder verplicht zijn krachtens art. 1611 van het Burgerlijk Wetboek de huurovereenkomst gestand te doen en de borgen waartoe de, requestrant. bejioqrt,. daarvoor verbonden blijven;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1882 | | pagina 2