65 Kitting van Maandag V Augustus 1891, geopend, 's namiddags te twee uren. Voorzitter: de heer Burgemeester L. M. DE LAAT DE KANTER Te behandelen onderwerpen: 1°. Verzoek van G. Aalbertsberg, om continuatie als Stads-Heelkundige. (148) 2°. Benoeming van eene tweede onderwijzeres aan de Meisjesschool 2de klasse. (145) 3°. Staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1882. (147) 4°. Voordracht tot het aangaan van eene geldleening. (146) 5°. Rekening van het Stedelijk Werkhuis, over 1881. (137) Tegenwoordig 10 leden, als: de heeren Van Wensen, Bool, Quant, Donner, Dercksen, Van Dissel, Hartevelt, De Fremery, Du Rieu en De Laat de Kanter. De heeren Cock, Le Poole, De Clercq en Knappert hebben kennis ge geven verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen. De Voorzitter. Aangezien het aantal leden dat vereischt wordt tot het nemen van besluiten niet tegenwoordig is, kan de vergadering niet doorgaan. Het is daarom mijn voornemen de leden tegen morgen op hetzelfde uur bijeen te roepen; de convocatiebiljetten daarvoor zullen tijdig gezon den worden. De vergadering wordt hierop gescheiden. Kitting van Dinsdag 8 Augustus 1892, geopend 's namiddags te twee wren. Voorzitter: de heer Burgemeester L. M. DE LAAT DE KANTER. Te behandelen onderwerpen. lu. Verzoek van G. Aalbertsberg, om continuatie als Stads-Heelkundige. (148) 2°. Benoeming van eene tweede onderwijzeres aan de Meisjesschool der 2de klasse. (145) 3°. Staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1882. (147) 4®. Voordracht tot het aangaan van eene geldleening. (146) 5°. Rekening van het Stedelijk Werkhuis, over 1881. (137) Tegenwoordig 14 leden, alsde heeren Van Wensen, Driessen, Bool, Donner, Du Rieu, Verster, Dercksen, Land, Van Dissel, Juta, Librecht Lezwijn, Hartevelt, De Fremery en De Laat de Kanter. De heer Quant heeft kennis gegeven verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 3 Augustus jl. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede Dat aan den Burgemeester verlof is verleend om zich van 9 tot 22 Augustus a. s. buiten de gemeente op te houden en dat zijne werkzaamhe den gedurende zijne afwezigheid door den oudsten Wethouder zullen wor den waargenomen. Wordt voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt over: 1°. Verzoek van W. Rutgers, om eervol ontslag als 3<3e onderwijzer in de Gymnastiek aan de scholen voor Middelbaar en Lager onderwijs. Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth. 2®. Begrooting van het Roomsch-Katholiek Armbestuur, voor den dienst 1883. Wordt gesteld in handen van de Commissie van Financiën. Aan de orde is: I. Verzoek van G. Aalbertsberg, om continuatie als Stads-Heelkundige. (Zie Ing. St. n°. 148). De Voorzitter. Mag ik de heeren Du Rieu, Van Dissel en Juta ver zoeken met mij het stembureau uit te maken? Het verzoek om continuatie wordt toegestaan met 13 stemmen tegen ééne, die op Mej. F. J. Eldering was uitgebracht. II. Benoeming van eene tweede onderwijzeres aan de Meisjesschool der 2a® klasse. (Zie Ing. St. n». 145). Wordt benoemd Mej. F. J. Eldering met 13 stemmen, één biljet was blanco ingeleverd. III. Staat van af- en overschrijving op de begrooting dienst 1882. (Zie Ing. St. n°. 147). Wordt met algemeene stemmen goedgekeurd. IV. Voordracht tot het aangaan van eene geldleening. (Zie Ing. St. n°. 146). Zitting vsrslag 1882. De heer Jota. Ik wenschte eene kleine inlichting te vragen, M. d. V. omtrent de f 63.000, die worden aangevraagd en onder de leening be grepen zijn, tot aankoop van terrein. De bedoeling schijnt niet te zijn deze som te besteden voor de reeds aangekochte huizen ad 10.500, maar voor andere terreinen, hetzij voor een Jongensschool der 2dB klasse, hetzij voor een vierde school der 3de klasse. Indien nu de bedoeling is dat het geld bestemd zal worden voor aankoop van terreinen, wanneer het nader hand mocht blijken dat deze aangekocht moeten worden, dan heb ik daartegen geen bezwaar. Maar voor zoover mij bekend, is daaromtrent nü nog geene beslissing gevallen. De Voorzitter. Uwe laatste opvatting is juist. Er is nog geen besluit genomen, zelfs bij het Dagel. Bestuur is nog geen bepaalde voordracht opgemaakt. De mogelijkheid bestaat dat de som voor een der op te rich ten scholen benoodigd, lager zal zijn dan hier is opgegeven, althans zij zal stellig niet hooger wezen. Zooals de heeren weten, bestaat er op dit oogenblik nog behoefte aan een nieuwe school voor den heer Van Wijk en aan eene voor minvermogenden. De plannen daarvoor zijn echter nog niet geheel gereed om deze aan den Raad te kunnen aanbieden. In het ergste geval zal er voor een van beide deze som benoodigd zijn, omdat wij in onderhandeling zijn over den aankoop van een terrein, waaronder begrepen is eene geschikte onderwijzerswoning. Dit is echter het hoogste cijfer, dat we in eenig geval voor die school zullen aanvragenen wij hebben nu geen kleiner som genomen, omdat, wanneer het mocht blij ken, dat er meer noodig was, opnieuw een voordracht bij den Raad zou moeten ingediend worden, om daarin door geldleening te voorzien. In geen geval ik behoef dit nauwelijks te zeggen zal over die som beschikt worden, voordat omtrent de scholen een nader besluit door den Raad is genomen. De heer Donner. Na Uwe inlichtingen, M. d. V., heb ik geen bezwaar om die f 63.000 mede onder de leening op te nemen. Wat de leening zelve betreft, het schijnt de voordeeligste aanbieding te zijn, die ingeko men is, of ze echter voordeelig genoemd mag worden, kan ik niet inzien. Het is eene leening ad 4 ®/0, inaar indien de aflossing a pari geschiedt, dan bereken ik dat wij de eerste 40 jaren 5 betalen. Voeg hierbij dat de onkosten van het drukken en zegelen der uit te geven obligatiën en eventueel der voorloopige recepissen voor rekening der gemeente komen, en, het is duidelijk, de aanbieding van de firma Wurfbain Zn., kan geene voordeelige genoemd worden. Nu er evenwel geene voordeeliger aanbieding gedaan is, zullen wij deze wel moeten aannemen. Een enkele opmerking nog over de som die het benoodigde zal over schrijden, n. 1. f 21.700. Van die som zal moeten afgetrokken worden het be drag der onkosten voor het drukken en zegelen der obligatiën enz. Er zal mis schien f 20.000 van overblijven. Nu lees ik in de voordracht van Burg. en Weth.„Het niet benoodigd bedrag kan dan worden aangewend tot aflossing van een gedeelte der bestaande geldleening, rentende 41/, °/0, waardoor eene niet onbelangrijke rentebesparing kanwor- den verkregen." Ik begrijp niet hoe men dat eene niet onbelang rijke rentebesparing kan noemen. Hoogstens kan die rentebesparing 400 'sjaars bedragen, Va °/0 van de f 20.000. Mij komt het voor dat dit bedrag te gering is om mede tot aanbeveling te dienen van eene lee ning van f 500.000 boven die van f 450.000. Ik zal evenwel mijne stem aan de voordracht geven. Wij staan voor het geval, de gelden moeten er zijn, en zijn nu eenmaal door den Raad gevoteerd. Ik doe dit M. d. V. echter niet zonder groot bezwaar. In de voordracht van Burg. en Weth. ontbreekt wat in het 2d8 lid van art. 136 der Gemeentewet gevorderd wordt. „Elk besluit tot geldleening wijst de middelen aan, waaruit de rente en aflossing moeten worden gevonden." Nu lees ik wel in art. 3 van het concept-besluit: „het bedrag van rente en aflossing wordt jaarlijks op de begrooting ge bracht, en uit de inkomsten der gemeente bestreden," maar ik meen toch te moeten vragen: of het wel de bedoeling van den wetgever kan geweest zijn dat er eenvoudig wordt gezegd: „het zal uit de inkomsten bestreden worden," zonder die inkomsten nader aan te geven Indien dit de bedoeling van den wetgever geweest is, dan beteekent het 2d® gedeelte van art. 136 eigenlijk niets; want middelen op papier, en dat is eene begrooting, hebben geene waarde, zoo zij niet als werkelijk bestaande kunnen worden aangewezen. Nu mogen aan andere leden of ook aan het Dagel. Best. die middelen en bronnen bekend zijn, mij zijn zij onbekend, en voor zoover mijne kennis reikt, schieten er geene andere middelen over dan de directe belastingen, de bekende sluitpost der be grooting. Ik hoop echter dat ik mij vergis. Reken ik nu dat wij f 26.000 meer op de begrooting krijgen aan af lossing en interest, dan zullen wij zeker van 2J/2 tot 3% of, in stede van f 110.000, f 135.000 moeten heffen. Het is daarom dat ik niet zon der bezwaar mijne stem aan deze leening zal gevenmaar ik doe het onder nadrukkelijke verklaring dat ik nimmermeer de verantwoordelijk heid eener leening op mij neem, tenzij de middelen kunnen worden aan gewezen, waaruit de rente en aflossing moeten gevonden worden. De Voorzitter. Met een enkel woord wensch ik den heer Donner te beantwoorden. Ik zal natuurlijk niet beweren dat eene leening tegen 94y4 °/0 gesloten, zoo schitterend is te noemen. Maar de heer Donner heeft wel eenigszins over het hoofd gezien dat nu ook nagenoeg alle onkosten voor rekening komen der combinatie, zoodat wij alleen hebben te betalen de zegels en het drukken der obligatiën. Nu zullen die onkosten niet zoo hoog zijn als de heer Donner meende. In 1873, toen wij eene leening sloten van 125.000 betaalden wij voor de zegels slechts f 26.29. Deze leening is f 500.000, dus viermaal grooter; de kosten zullen dus nu f 105.16 moeten zijn. Voor drukwerk werd toen f 105.32 uitgegeven, waaronder echter is begrepen het drukken van prospectussenstellen wij nu de gespecificeerde opgave heb ik niet voor mij de helft voor de obligatiën en de helft voor de prospectussen, dan komt men op onge veer f 200 voor deze viermaal grootere leening. Alles te zamen genomen kunnen wij dus de onkosten op ruim f 300 stellen en dit zijn de eenige, die ten onzen laste komen. Voor de leening in Rotterdam, die tegen 98 °/0 werd uitgegeven werd 1 */8 provisie in rekening gebracht, zoodat daar-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1882 | | pagina 1