64 meter breed, waarvan afgaan 2,50 M. of bijna een derde. De gracht ligt toch al zeer ongelukkig wat de doorstrooming betreft, daar zij dwars loopt tusschen de twee takken van den Rijn, zoodat alleen bij verandering van wind, eenige doorstrooming daarin plaatst vindt, en dan ligt over een lengte van wellicht 200 M. daarlangs eene begraafplaats die nog voort durend wordt gebruikt. Is het nu wel zaak in een gracht die in zulke slechte omstandigheden verkeert, den toestand nog te verergeren door het profiel zoodanig te vernauwen, dat nagenoeg 1/3 van de breedte wordt weggenomen. Mij dunkt zeer stellig van neen. Zoowel met het oog op den kleinen afstand tusschen de huizen als op de groote nauwte der gracht, meen ik in het belang der gemeente mij tegen het voorstel te moeten verzetten. De heer Jota. Tegen het voorstel tot aanplemping heb ik op zich zelf niets, alleen wenschte ik Burg. en Weth. opmerkzaam te maken dat na genoeg tegenover den aan te plempen grond een schuitenloods ligt, en dat, zoo deze daar blijft staan, de doorvaart feitelijk genoegzaam zal ge stremd zijn. Ik weet wel, er is niet veel passage maar om die geheel te stremmen is, dunkt mij, toch niet verkieslijk. Die schuitenloods is, geloof ik, vroeger door de firma Van Wensen daar gezet en staat er nu nog; ze behoorde bij de vroegere zeemtouwerij. De Voorzitter. Ik deel in vele opzichten het gevoelen van den eersten spreker, dat het zeker niet verkieslijk is, om, wanneer het anders kan, een tweede rij huizen te bouwen dicht bij eene andere reeds bestaande. Wij hebben het voorstel dan ook alleen gedaan omdat er zoo groote be hoefte aan dergelijke woningen is. Een eerste verzoek van dien aard hebben wij, zooals uit de stukken blijkt, reeds dadelijk afgewezen. Het bezwaar van den heer Van Dissel wordt niet alleen door mij, maar door het geheele dagelijksch bestuur gedeeld. Wat nu betreft het bezwaar van de vernauwing, er is zoo weinig door strooming, zoo weinig waterbeweging, dat ik uit dien hoofde geene beden king tegen het verzoek heb. Ook het bezwaar van den heer Juta kan maar tot zekere hoogte gelden. Er is op de plaats waar de aanplemping gevraagd wordt reeds een plankijs, zoodat het vaarwater door die aan plemping niet nauwer zoude worden dan het nu is. Het is een van die vele moeielijke en lastige verzoeken, die wij gaarne zouden inwilligen, omdat er wordt voorzien in eene werkelijke behoefte en die wij even gaarne zouden weigeren, omdat er zoo vele bezwaren aan verbonden zijn. Wij laten daarom gaarne de beslissing aan den Raad over; er is misschien even veel tegen als vóór te zeggen. De heer Juta. Ik weet niet of U het terrein persoonlijk gezien hebt, M. d. V. maar het is niet het plankijs dat verhindering gaf. Wordt er thans echter 21/, meter nieuw terrein aangeplempt, dan zal het vaarwater genoegzaam versperd worden door een schuin daar tegenover liggende sloepenloods. De heer Driessen. Ik kan bevestigen wat de heer Juta meedeelt; het is werkelijk zoo, schuins tegenover is daar een schuitenhuis. De heer Du Rieu. Met de opvatting van den heer Van Dissel kan ik zeer goed meegaan. Maar indien het de uitbreiding gold van een bestaande zaak, zou er meer grond zijn tot toestaan van het verzoek. Het is hier een zaak, die geheel op zichzelve staat; de huizen worden niet alleen ge bouwd om de arbeiders te helpen maar ook tot eigen voordeel, zulks moet bij de beoordeeling niet uit het oog verloren worden. De Voorzitter. Ik ben het volkomen met D eens; er is veel voor en veel tegen. Hier is het echter niet zoozeer te doen om de arbeiders te helpen, dan om te helpen voorzien in eene werkelijk bestaande behoefte; dit is het eenige motief om het verzoek in te willigen. Vroeger is door de adressanten een zelfde verzoek ingediend, dat echter van dien aard was dat wij het dadelijk moesten afwijzen. Nu is het plan uitvoerbaar; er zijn meer dergelijke woningen in deze gemeente gebouwd. De opmerkingen van den heer Van Dissel blijven echter juist. De heer Bredius. Mag ik vragen met welk recht dat schuitenhuis daar geplaatst is, of het ten eeuwigen dage recht van bestaan heeft, of wel een verkregen recht, bezit tot wederopzegging toe, zooals dergelijke ver gunningen gewoonlijk worden gegeven? De Voorzitter. Ik kan het wat dit schuitenhuis betreft niet met zeker heid zeggen, maar hoogst waarschijnlijk is de vergunning tot wederopzeg- gens verleend; dit geschiedt altijd. De heer Bredius. Ik vroeg dit alleen om te weten, of, voor het geval dat de passage daardoor te zeer gestremd werd, jnen dan zou kunnen zeggen dat het recht van bestaan ophield, en dat schuitenhuis dan moet worden weggenomen. De Voorzitter. In dit speciale geval weet ik het niet; ik heb het niet nagezien. Gewoonlijk worden echter dergelijke rechten altijd tot we- deropzeggens toe verleend; dit zal dus hier ook wel zoo zijn. Het voorstel wordt in stemming gebracht en verworpen met 12 stemmen tegen 5. Voor het voorstel stemden de heeren: Van Wensen, Bool, Har- tevelt, De Fremery en de Voorzitter. XVIII. Verzoek als voren van het Bestuur der Kon, Ned. Grofsmederij. De heer Van Dissel. M. d. V. Het is met deze aanvraag eenigszins hetzelfde geval als met de voorgaande, doch ook maar eenigszins, want de breedte die hier van de gracht ingenomen zal worden, is nagenoeg de helft van de door de wed. Speet gevraagde. Ook de ligging is iets min der ongunstig, daar ze kort bij de brug naar de Grofsmederij is. Toch zou ik aan het Dagel. Best. willen voorstellen, bij de vergunning in ieder geval eene bepaling op te nemen dat de Grofsmederij zal gehouden zijn over de geheele lengte de schoeiing te maken, de gracht door uitdieping te brengen op het profiel dat ze nu heeft, zoodat door die verdieping het profiel evenveel wordt verruimd, als daarvan door de aanplemping zal worden afgenomen. Daardoor kan er na de aanplemping toch evenveel water door afgevoerd worden als nu. In dat geval is het bezwaar dat de Grofsmederij door die beschoeiing veroorzaakt zoo gering dat men in het verzoek zou kunnen treden. De Voorzitter. U bedoelt dus dat de diepte na de aanplemping de zelfde zij als voor den aanvang van het werk? De heer Van Dissel. Ik meen dat het profiel door de Grofsmederij aan de gracht te geven en daarin te onderhouden, even groot moet zijn na de aanplemping als het thans is. De Voorzitter. Mijne HeerenHet Dagelijksch Bestuur kan zich met de voorwaarde door den heer Van Dissel genoemd vereenigen en wijzigt dus de voordracht in dien zin. Het voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen. XIX. Rekening van het Evangelisch Luthersch Wees- en Oudeliedenhuis, dienst 1881. (Zie Ing. St. n°. 132). Wordt met algemeene stemmen goedgekeurd. XX. Rekening van het Stedelijk Werkhuis. (Zie Ing. St. n°. 138). De Voorzitter. Thans zou aan de orde zijn de rekening van het Ste delijk Werkhuis. Maar aangezien in deze vergadering 4 leden van het bestuur tegenwoordig zijn, zouden er slechts 13 overblijven om de zaak te behandelen. De behandeling zal dus tot eene volgende vergadering uit gesteld moeten worden. Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1882 | | pagina 4