64
meter breed, waarvan afgaan 2,50 M. of bijna een derde. De gracht ligt
toch al zeer ongelukkig wat de doorstrooming betreft, daar zij dwars
loopt tusschen de twee takken van den Rijn, zoodat alleen bij verandering van
wind, eenige doorstrooming daarin plaatst vindt, en dan ligt over een
lengte van wellicht 200 M. daarlangs eene begraafplaats die nog voort
durend wordt gebruikt. Is het nu wel zaak in een gracht die in zulke
slechte omstandigheden verkeert, den toestand nog te verergeren door
het profiel zoodanig te vernauwen, dat nagenoeg 1/3 van de breedte wordt
weggenomen. Mij dunkt zeer stellig van neen. Zoowel met het oog op
den kleinen afstand tusschen de huizen als op de groote nauwte der
gracht, meen ik in het belang der gemeente mij tegen het voorstel te
moeten verzetten.
De heer Jota. Tegen het voorstel tot aanplemping heb ik op zich zelf
niets, alleen wenschte ik Burg. en Weth. opmerkzaam te maken dat na
genoeg tegenover den aan te plempen grond een schuitenloods ligt, en
dat, zoo deze daar blijft staan, de doorvaart feitelijk genoegzaam zal ge
stremd zijn. Ik weet wel, er is niet veel passage maar om die geheel te
stremmen is, dunkt mij, toch niet verkieslijk. Die schuitenloods is, geloof
ik, vroeger door de firma Van Wensen daar gezet en staat er nu nog;
ze behoorde bij de vroegere zeemtouwerij.
De Voorzitter. Ik deel in vele opzichten het gevoelen van den eersten
spreker, dat het zeker niet verkieslijk is, om, wanneer het anders kan,
een tweede rij huizen te bouwen dicht bij eene andere reeds bestaande.
Wij hebben het voorstel dan ook alleen gedaan omdat er zoo groote be
hoefte aan dergelijke woningen is. Een eerste verzoek van dien aard
hebben wij, zooals uit de stukken blijkt, reeds dadelijk afgewezen. Het
bezwaar van den heer Van Dissel wordt niet alleen door mij, maar door
het geheele dagelijksch bestuur gedeeld.
Wat nu betreft het bezwaar van de vernauwing, er is zoo weinig door
strooming, zoo weinig waterbeweging, dat ik uit dien hoofde geene beden
king tegen het verzoek heb. Ook het bezwaar van den heer Juta kan
maar tot zekere hoogte gelden. Er is op de plaats waar de aanplemping
gevraagd wordt reeds een plankijs, zoodat het vaarwater door die aan
plemping niet nauwer zoude worden dan het nu is. Het is een van die
vele moeielijke en lastige verzoeken, die wij gaarne zouden inwilligen,
omdat er wordt voorzien in eene werkelijke behoefte en die wij even gaarne
zouden weigeren, omdat er zoo vele bezwaren aan verbonden zijn. Wij laten
daarom gaarne de beslissing aan den Raad over; er is misschien even
veel tegen als vóór te zeggen.
De heer Juta. Ik weet niet of U het terrein persoonlijk gezien hebt,
M. d. V. maar het is niet het plankijs dat verhindering gaf. Wordt er
thans echter 21/, meter nieuw terrein aangeplempt, dan zal het vaarwater
genoegzaam versperd worden door een schuin daar tegenover liggende
sloepenloods.
De heer Driessen. Ik kan bevestigen wat de heer Juta meedeelt; het
is werkelijk zoo, schuins tegenover is daar een schuitenhuis.
De heer Du Rieu. Met de opvatting van den heer Van Dissel kan ik
zeer goed meegaan. Maar indien het de uitbreiding gold van een bestaande
zaak, zou er meer grond zijn tot toestaan van het verzoek. Het is hier
een zaak, die geheel op zichzelve staat; de huizen worden niet alleen ge
bouwd om de arbeiders te helpen maar ook tot eigen voordeel, zulks
moet bij de beoordeeling niet uit het oog verloren worden.
De Voorzitter. Ik ben het volkomen met D eens; er is veel voor en
veel tegen. Hier is het echter niet zoozeer te doen om de arbeiders te helpen,
dan om te helpen voorzien in eene werkelijk bestaande behoefte; dit is
het eenige motief om het verzoek in te willigen. Vroeger is door de
adressanten een zelfde verzoek ingediend, dat echter van dien aard was
dat wij het dadelijk moesten afwijzen. Nu is het plan uitvoerbaar; er
zijn meer dergelijke woningen in deze gemeente gebouwd. De opmerkingen
van den heer Van Dissel blijven echter juist.
De heer Bredius. Mag ik vragen met welk recht dat schuitenhuis daar
geplaatst is, of het ten eeuwigen dage recht van bestaan heeft, of wel
een verkregen recht, bezit tot wederopzegging toe, zooals dergelijke ver
gunningen gewoonlijk worden gegeven?
De Voorzitter. Ik kan het wat dit schuitenhuis betreft niet met zeker
heid zeggen, maar hoogst waarschijnlijk is de vergunning tot wederopzeg-
gens verleend; dit geschiedt altijd.
De heer Bredius. Ik vroeg dit alleen om te weten, of, voor het geval dat
de passage daardoor te zeer gestremd werd, jnen dan zou kunnen zeggen
dat het recht van bestaan ophield, en dat schuitenhuis dan moet worden
weggenomen.
De Voorzitter. In dit speciale geval weet ik het niet; ik heb het
niet nagezien. Gewoonlijk worden echter dergelijke rechten altijd tot we-
deropzeggens toe verleend; dit zal dus hier ook wel zoo zijn.
Het voorstel wordt in stemming gebracht en verworpen met 12 stemmen
tegen 5. Voor het voorstel stemden de heeren: Van Wensen, Bool, Har-
tevelt, De Fremery en de Voorzitter.
XVIII. Verzoek als voren van het Bestuur der Kon, Ned. Grofsmederij.
De heer Van Dissel. M. d. V. Het is met deze aanvraag eenigszins
hetzelfde geval als met de voorgaande, doch ook maar eenigszins, want
de breedte die hier van de gracht ingenomen zal worden, is nagenoeg de
helft van de door de wed. Speet gevraagde. Ook de ligging is iets min
der ongunstig, daar ze kort bij de brug naar de Grofsmederij is. Toch
zou ik aan het Dagel. Best. willen voorstellen, bij de vergunning in ieder
geval eene bepaling op te nemen dat de Grofsmederij zal gehouden zijn
over de geheele lengte de schoeiing te maken, de gracht door uitdieping
te brengen op het profiel dat ze nu heeft, zoodat door die verdieping
het profiel evenveel wordt verruimd, als daarvan door de aanplemping
zal worden afgenomen. Daardoor kan er na de aanplemping toch evenveel
water door afgevoerd worden als nu. In dat geval is het bezwaar dat de
Grofsmederij door die beschoeiing veroorzaakt zoo gering dat men in
het verzoek zou kunnen treden.
De Voorzitter. U bedoelt dus dat de diepte na de aanplemping de
zelfde zij als voor den aanvang van het werk?
De heer Van Dissel. Ik meen dat het profiel door de Grofsmederij
aan de gracht te geven en daarin te onderhouden, even groot moet zijn
na de aanplemping als het thans is.
De Voorzitter. Mijne HeerenHet Dagelijksch Bestuur kan zich met
de voorwaarde door den heer Van Dissel genoemd vereenigen en wijzigt
dus de voordracht in dien zin.
Het voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen.
XIX. Rekening van het Evangelisch Luthersch Wees- en Oudeliedenhuis,
dienst 1881.
(Zie Ing. St. n°. 132).
Wordt met algemeene stemmen goedgekeurd.
XX. Rekening van het Stedelijk Werkhuis.
(Zie Ing. St. n°. 138).
De Voorzitter. Thans zou aan de orde zijn de rekening van het Ste
delijk Werkhuis. Maar aangezien in deze vergadering 4 leden van het
bestuur tegenwoordig zijn, zouden er slechts 13 overblijven om de zaak
te behandelen. De behandeling zal dus tot eene volgende vergadering uit
gesteld moeten worden.
Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering gesloten.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.