GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
67
INGEKOMEN STUKKEN.
N°. 141. Leiden, 31 Juli 1882.
In de raadszitting van 22 Juli 1881 werd besloten om evenzeer als
zulks geschied was in 1880, voor het jachtrecht op waterwild in de Vroon -
wateren permissiën uit te reiken tegen een prijs van f 6.
Ingevolge dat besluit hebben wij, alvorens dergelijk besluit ook voor
het jaar 1882 was genomen, gemeend, naar aanleiding van de ingekomen
aanvragen, ook permissiën voor dit jaar te moeten uitreiken tegen betaling
van bovengenoemd bedrag met het oog op de opening van de jacht op
heden, zijnde tot dusverre 23 permissiën uitgegeven.
Over 1881 is ter zake ontvangen een bedrag van 132.
Wij vertrouwen dat deze handelwijze Uwe goedkeuring zal wegdragen
en geven U mitsdien in overweging te besluiten dat ook voor dit jaar
bedoelde permissiën tegen betaling van f 6 zullen worden uitgereikt.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders enz.
N». 148. Leiden, 29 Juli 1882.
Wij hebben de eer aan Uwe vergadering hiernevens over te leggen de
gemeente-rekening over 1881 met de daarbij behoorende stukken, welke
in de Leeskamer ter inzage van de leden zijn nedergelegd.
De ontvangsten bedragen 762.603.28, de uitgaven 832.094.28,
zoodat de rekening een nadeelig saldo oplevert van 69.491, terwijl op
den dienst 1882 een bedrag van 21.011.215 zal moeten worden overge
bracht wegens uitgaven die over den dienst 1881 niet hebben kunnen plaats
hebben en mitsdien overeenkomstig de bestaande voorschriften op het
dienstjaar 1882 zullen moeten geschieden.
Het nadeelig saldo is ontstaan doordien niet is kunnen worden over
gegaan tot het sluiten van eene geldleening, waaromtrent eerlang voor
stellen aan Uwe vergadering zullen worden ingediend, terwijl blijkens ons
rapport van 6 April jl. (Ing. St. n°. 57) over den dienst 1881 een be
drag van f 92.555.75 door geldleening had moeten worden gedekt.
Vermits nu het nadeelig saldo bedraagt f 69.491 en op den dienst
1882 wegens nog te doene uitgaven moet worden overgeschreven ƒ21.011.215
te zamen uitmakende een bedrag van 90.502.215 zoo zoude, wanneer
de leening had kunnen worden gesloten, het zuiver batig saldo, als eerste
post van ontvangst te brengen op de begrooting van 1883, hebben be
dragen 2.053.535.
Hierbij valt o. m. op te merken dat op de begrooting voor 1881 als
opbrengst der plaatselijke directe belasting was uitgetrokken 120.000,
doch ingevolge raadsbesluit van 5 Mei 1881 het kohier is vastgesteld op
een bedrag van 109.194.40, terwijl bij eene heffing overeenkomstig
de begrooting het batig saldo een som van ongeveer 13000 zoude
hebben moeten bedragen.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N°. 143. Leiden, 1 Augustus 1881.
De Commissie van Financiën heeft de eer Uwe vergadering mede te
deelen dat zij zich kan vereenigen met de adviezen van Burg. en Weth.
op de verzoeken van de Holl. IJzeren Spoorwegmaatschappij dat op het
Raamland onder de gemeente Leiderdorp, bij het kadaster dier gemeente
bekend onder sectie A n°. 27, 28, 29, 30 en 31 eene erfdienstbaarheid
van weg zal worden gevestigd en van de Wed. J. W. Speet en het Bestuur
der Kon. Ned. Grofsmederij tot bekoming van een gedeelte water van de
Binnenvestgracht ter aanplemping en bebouwing.
Zij geeft U derhalve in overweging gunstig op die verzoeken te beschik
ken onder de in de rapporten nader omschreven voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.