GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. INGEKOMEN STUKKEN. N9. 139. Leiden, 28 Juli 1882. Wij hebben de eer aan Uwe vergadering hiernevens over te leggen de rap porten van de Commissie van Fabricage, omtrent de verzoeken van de wed. J. W. Speet en het Bestuur der Koninklijke Nederlandsche Grofsmederij, ter bekoming van een gedeelte der Binnenvestgracht. Ons met den inhoud dier rapporten vereenigende, geven wij U in over weging, overeenkomstig de conclusie daarvan te besluiten. Op grond dat de vroeger door de wed. Speet ingediende bouwplannen, onzes inziens, niet voldeden aan de daarvoor in het belang van de open bare gezondheid te stellen eischen, was haar te kennen gegeven dat er bezwaar bestond een voorstel tot afstand van een gedeelte der Binnen vestgracht aan den Raad in te dienen. Vermits thans de bouwplannen zijn gewijzigd, kunnen de vroeger be staande bezwaren geacht worden te zijn opgeheven. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders enz. Aan Edel Achtbare Heeren Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. Geeft ondergeteekende met den meesten eerbied kennis, dat zij het plankijs gelegen in de Binnenvestgracht tusschen de Looijersstraat en weverij van de heeren De Heyder C'. wenscht te veranderen, door genoemde gracht ter lengte van 24,20 M. en ter breedte van hoogstens 2.50 M. en ten minste 2.00 M. aan te plempen, met schoeiing enz., ten dienste der nog te bouwen zes werkmanshuisjes, volgens nevensgaande teekening, waarvoor zij van UEd. Achtbaren de toestemming, met prijsopgave der betaling der jaarlijksche recognitie of geheele betaling, verzoekt. Hetwelk doende enz. Gedaan te Leiden, den 23 Mei 1882. Wed. J. W. Speet. Leiden, 26 Juli 1882. De Commissie van Fabricage heeft de eer, op het request vari de Wed. J. W. Speet te berichten, dat daarbij gevraagd wordt het aanplempen van een strook langs de Binnenvestgracht, ter vergrooting van bouwgrond in de Looiersstraat, bestemd tot het bouwen van arbeiderswoningen, dat het bezwaar tegen die bebouwing is opgeheven, nu de afstand van 1.30 M. tusschen de beide rijen woningen is verhoogd tot 2.30 M., waardoor meer licht en lucht wordt verkregen, en derhalve geen bedenking bestaat om het verzoek in te willigen, waartoe ook reeds de vergunning van het Hoog heemraadschap Rijnland is verkregep, weshalve de Commissie voorstelt: 1°. Aan den openbaren diensèvïe onttrekken 56.50 centiaren van de gracht, bij het kadaster bekend onder Sectie A n9. 483, tot eene gemiddelde breedte van 2.50 Meter; 2°. Dat gedeelte water aan de wed. J. W. Speet in eigendom af te staan, mits behoorlijk te beschoeien, tegen betaling van eenen koopprijs van 50 cents de centiare, benevens de kosten van overdracht. Aan Heeren Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage. der Gemeente Leiden. Aan den Raad der gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen De Koninklijke Nederlandsche Grofsmederij te Leiden; 1°. Dat zij, voor het maken van een nieuw gebouw op haar terrein, een nieuwen walmuur wenscht te maken in de richting als met eene roode lijn op de bijgaande kadastrale situatie is aangegeven, waardoor eene gemiddelde breedte van 1.60 M. der Vestgracht aan haar terrein zal komen 2°. Dat zij, in het voorschreven gebouw twee nieuwe stoomketels wenscht te plaatsen ter vervanging der bestaande. En wordt voor beide plannen, onder overlegging der toestemming van het Hoogheemraadschap Rijnland, ook beleefdelijk de toestemming Uwer vergadering verzocht. 't Welk doende, Voor de Koninklijke Nederlandsche Grofsmederij, E. Van Bleiswijk Ris, Directeur. Leiden, 17 Juli 1882. Leiden, 26 Juli 1882. De Commissie van Fabricage heeft de eer, op het request van het be stuur der Koninklijke Nederlandsche Grofsmederij, waarbij vergunning gevraagd wordt om een strook van de Binnenvestgracht te mogen aan plempen, ter vergrooting van het terrein, af te scheiden door een nieuwen walmuur, te berichten dat daartoe reeds vergunning is verkregen van het Hoogheemraadschap Rijnland en, uithoofde van de overblijvende vol doende breedte voor de doorvaart van die gracht, ook geen bezwaar bestaat, weshalve de Commissie voorstelt: 1°. aan den openbaren dienst te onttrekken ongeveer 140 centiaren van het perceel bij het kadaster bekend onder Sectie A. n°. 483, ter gemiddelde breedte van 160 meter. 2°. dat gedeelte water in eigendom af te staan, mits langs de gracht te plaatsen een nieuwen walmuur, en voorts tegen betaling van eenen koopprijs van 50 ets. de centiare, benevens de kosten van overdracht. Aan Heeren Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage, der gemeente Leiden. N°. 140. Leiden, 27 Juli 1882. Door de Directie der Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij is ons bericht dat, voor het leggen van de spoorverbinding met de Gasfabriek, het noodig is gebruik te maken van den grond, kadastraal bekend gemeente Leiderdorp, Sectie A, nummer 27 en 28, door de Maatschappij aangekocht van den heer Johannes Zwetsloot, onder verplichting een harden rijweg van voldoende breedte te maken en te onderhouden, van den Singel der gemeente Leiden tot aan den dam in de scheidingssloot tusschen den verkochten grond en het overblijvend deel van het perceel n°. 27. Vermits, bij het tot stand komen van het contract tusschen de ge meente en de Maatschappij, de Directie overtuigd was van de medewer king van het Gemeentebestuur om de noodige gronden in eigendom te bekomen, heeft de Maatschappij deze verplichting aanvaard, en nu de aanleg van de verschillende werken zoover gevorderd is dat begonnen moet worden aan den door Zwetsloot afgestanen grond, heeft de Directie verzocht het servituut op het Raamland af te staan of zooveel grond be schikbaar te stellen, dat zij in staat is om ten behoeve van Zwetsloot's eigendom het servituut te vestigen. Wij hebben daarop geantwoord dat bij art. 2 der overeenkomst van 19 Juni 1882 (gesloten ingevolge Raadsbesluit van 4 Mei te voren) is bepaald, dat de gemeente Leiden, voor zoover aan de gemeente toebehoo- rende terreinen noodig zijn, deze voor den duur der overeenkomst koste loos aan de Spoorwegmaatschappij in gebruik zal geven, op grond waar van bij ons geen bezwaar bestond dat de bedoelde rijweg op het Raamland door de Maatschappij wordt aangelegd en onderhouden en dat op dat land een servituut van weg ten behoeve van de eigendommen van J. Zwet sloot wordt gevestigd, een en ander voor den duur der overeenkomst, terwijl, wanneer door Zwetsloot mocht worden verlangd dat het servituut mede worde gevestigd voor andere door hem aan te wijzen perceelen, daartegen evenmin bij ons bezwaar bestond, mede voor den duur der bo venvermelde overeenkomst. Wij ontvingen daarop een nader schrijven van het Bestuur der Maat schappij, waarbij, met waardeering van het in ons bovenbedoeld schrijven gedaan aanbod, nader op de zaak werd teruggekomen. Daarin werd ons bericht dat de grond van Zwetsloot het eigendom der Maatschappij niet was geworden dan onder de uitdrukkelijke voor waarde dat de Maatschappij zich verbindt om ten behoeve van de percee len der verkoopers, kadastraal bekend gemeente Leiderdorp Sectie A nummers 27, 28, 29, 30 en 31, bij afzonderlijke notarieele akte te vestigen de erfdienstbaarheid van weg ten laste van het gedeelte van het thans nog aan de gemeente Leiden in eigendom toebehoorende raamveld kadastraal bekend gemeente Leiderdorp Sectie A nummers 23, 34 enz. Hoewel hiermede vooruitgeloopen werd op eene daad van het Gemeen, tebestuur van Leiden, meende de Maatschappij, met het oog op het drin gende, maar vooral met het oog op hetgeen enkele betrokkenen, die steed- de onderhandelingen van de koopcontracten voerden, haar verzekerden als zoude dit geene moeielijkheden opleveren, deze clausule in het cons tract te kunnen opnemen. In art. 2 der door de Maatschappij ingezonden concept-overeenkomst wordt ook de volgende zinsnede opgenomen: „Partij ten eener (de ge meente Leiden) zal haren invloed gebruiken om eene minnelijke schikking voor den aankoop, resp. in erfpacht-verkrijging, der benoodigde terreinen te bevorderen," welke zinsnede is weggelaten naar aanleiding van eene opmerking dezerzijds, dat dit gedeelte van het artikel overbodig was gewor den, omdat dit betrekking had op eene vroegere periode, toen de spoor wegmaatschappij nog moest verkrijgen wat zij toen reeds bezat. Zooals thans blijkt was dit juist, doch met uitzondering van de hier bedoelde erfdienstbaarheid. Tegenover den verkooper is de Maatschappij alzoo verplicht, ten behoeve van diens perceelen een servituut te vestigen, waarvoor zij bereid is eene nader te bepalen recognitie te betalen, en hoezeer wij het betreuren dat deze verplichting ons niet bekend was bij de behandeling van het ont- werp-contract, in welk geval deze aangelegenheid had kunnen worden af gedaan te gelijk met bedoeld contract, zoo bestaat er evenwel, onzes inziens, in geenen deele bezwaar, aan het verlangen der Maatschappij te voldoen. Vooreerst toch is het naar alle waarschijnlijkheid niet aan te nemen dat de met de Hollandsche Spoorwegmaatschappij gesloten overeenkomst na verloop van de gestelde termijnen zal worden ontbonden, en vervolgens, al ware zulks te eeniger tijd het geval, dan zal toch het Raamland niet noemenswaard door het vestigen van het verlangd servituut in waarde verminderen, aangezien de weg, waarop dat servituut moet worden ver leend, gelegd zal worden aan de grens van het Raamland, n. 1. langs de sloot en niet midden door het land, in welk geval bij onverhoopte ontbin ding der overeenkomst, een belangrijk nadeel, wat het gebruik voor andere doeleinden betreft, zoude ontstaan. Blijkens een ingesteld onderzoek zal de te maken weg eene lengte heb ben van 165 en eene breedte van 3.20 meter, terwijl tot toelichting eene schetsteekening van het terrein wordt overgelegd. Voor het gebruik verder van den grond zal, onzes inziens, in dit geval van de Spoorwegmaatschappij eene recognitie moeten worden geheven, voor het bedrag waarvan tot maatstaf kan worden genomen de schadevergoeding, die aan de huurders van het Raamland wordt toegekend voor de afneming van een gedeelte van het niet met ramen bezet gedeelte, krachtens raads besluit van 23 Januari 1879, namelijk f 0.02 per centiare 's jaars. Wij geven Uwe vergadering alsnu in overweging, gunstig op het ver zoek der Hollandsche Spoorwegmaatschappij te beschikken en alzoo te be sluiten dat op het Raamland onder de gemeente Leiderdorp, ten behoeve van de perceelen van Johannes Zwetsloot, kadastr aal bekend gemeente Lei derdorp Sectie A nummers 27, 28, 29, 30 en 31, de erfdienstbaarheid van weg zal worden gevestigd, onder bepaling dat door de Hollandsche Spoor wegmaatschappij, voor het gedeelte grond waarop de erfdienstbaarheid wordt gevestigd, eene jaarlijksche recognitie aan de gemeente Leiden wordt betaald van f 0.02 per centiare. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1882 | | pagina 1