twee kamertjes, te zamen een oppervlakte hebbende van 24 MJ? Is dat
voldoende voor slaapkamer, keuken, zitkamer?
Bij het lokaal voor natuur- en scheikunde ware meerdere ruimte wen-
schelijk, De leerkamer zal wel voldoende zijn, maar het kabinet is klein.
Moest het alleen dienen om instrumenten te plaatsen, dan zou het wel
voldoende zijnmaar waar zal men de proeven voor scheikunde klaar
maken, vooral die waarbij zich gassen ontwikkelen? In het kabinet kan
het niet, want dan zouden sommige instrumenten bederven. Daarom kwam
het mij doelmatiger voor de ruimte voor de kamer voor onderwijzeressen
bestemd, nog hierbij te nemen en dan de ruimte anders te verdeelen,
zoodat een werkkamer naast de leerzaal kwam en het kabinet het dichtst
bij de trap.
Als kamer voor onderwijzeressen kan gebruikt worden of de spreekka
mer, die kan gemist worden; aan de jongensschool is die ook niet; öf
de kleedkamer, die toch voor een honderdtal meisjes onvoldoende is,
zoodat een groot gedeelte van den gang zal moeten gebruik maken. Des
noods zou een der kleine leerkamers voor kamer der onderwijzeressen
kunnen gebruikt worden. Er zijn er 10 en het is niet te verwachten,
dat alle 5 klassen in parallel-afdeelingen zullen moeten gespitst worden.
In de leerkamer voor natuurkunde en voor natuurlijke historie schijnen
de tafels, waarop de voorwerpen geplaatst of proeven gedaan worden, on
middellijk tegen de eerste bankenrij aan te komen. Dit is zeer ondoelma
tig; voor vele zaken is het noodig een behoorlijke ruimte tusschen die
tafels en banken te houden.
In sommige lokalen schijnt men 6 rijen banken achtereen te willen
plaatsen. Dit is niet aan te raden; de voorste leerlingen zitten dan te
dicht bij het bord, of de achterste te ver er van af. Er zijn ook geen
36 zitplaatsen noodig, daar men toch zeker als het getal leerlingen meer
dan 30 bedraagt, tot splitsing zal overgaan.
Zou het niet beter zijn de kasten boven op den gang te laten verval
len en de teekenzaal met de daardoor vrijvallende ruimte te vergrooten?
De ondervinding heeft mij nog onlangs geleerd, dat de ruimte in een
teekenzaal eer tegenvalt dan medevalt. Het nut van twee teekenzalen is
mij nog niet duidelijk, te meer daar de kleinste te klein is om alle leer
lingen eener klasse te plaatsenmen kan toch de twee lokalen niet te
gelijk gebruiken, tenzij men twee onderwijzeressen in teekenen heeft. Wat
door perspectiefteekenen bedoeld wordt, begrijp ik niet welmeent men
misschien teekenen naar de natuur? In de teekenzalen zijn de kasten
m. i. verkeerd geplaatst. Hier is het nog meer dan in andere lokalen
noodig, dat de leerlingen het licht aan de linkerhand hebben. Daarom
moeten de voorwerpen bij a geplaatst wordenvoor de verlichting der
voorwerpen zelve is dit ook het beste. De deur tusschen deze kamer en
de andere is dan ook niet hinderlijk.
Zullen de gangen boven en beneden licht genoeg zijn, wanneer de
uiteinden door privaten afgesloten zijn?
Komt er ook een speelplaats bij het gebouw? Een uitgang naar buiten
van de werkkamer voor natuur- en scheikunde ware wenschelijk. Evenzoo
een kelder om in den wintertijd het een en ander voor vorst te bewaren.
Ik neem de vrijheid deze opmerkingen aan eene ernstige overweging
aan te bevelen. Wenscht men soms daarover nog een mondeling overleg,
dan ben ik gaarne bereid daartoe over te komen, mits na 11 Juni.
De Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs,
Aan Heeren Burg. en Weths. Steyn Parvé.
der Gemeente Leiden.
Leiden, 14 Juni 1882.
Naar aanleiding van Uwe missive van 5 Juni j.l. N°. 2169, betrekke
lijk de plannen voor de oprichting van eene Hoogere Burgerschool voor
meisjes op de Ruïne, hebben wij de eer U mede te deelen, dat wij Uwe
opmerkingen gaarne in overweging zullen nemen en daarop bij het uit
werken der plannen en de uitvoering zooveel mogelijk zullen letten.
Ten aanzien van enkele punten zij het volgende als toelichting op
gemerkt
Bij de woning van den concierge behoort nog eene kelderverdieping,
terwijl, wanneer blijken mocht dat de woning inderdaad te klein is, de
kamer boven de woning zonder bezwaar voor gebruik van den concierge
kan worden ingericht. De in het plan vermelde kleedkamer is alleen be
stemd voor het verkleeden vóór en na de gymnastieklessen. Aangezien
niet alle klassen te gelijk onderwijs in dit vak ontvangen, zal die kamer
groot genoeg zijn voor het aantal leerlingen, die daarvan telkens ge
bruik maken.
De plaatsing der banken en tafels op de teekening heeft alleen ten
doel om aan te toonen dat de lokalen voldoende ruimte aanbieden, ter
wijl bij de uitvoering voor eene behoorlijke plaatsing overeenkomstig
Uwe opmerkingen zal worden zorg gedragen.
Het plan van twee lokalen voor teekenen is opgemaakt op speciaal
verlangen van de Commissie van Toezicht, terwijl zooals door U wordt
ondersteld één lokaal dient voor het teekenen naar de natuur, zoomede
voor theoretisch onderricht, welk onderwijs slechts aan enkele leerlingen
zal worden verstrekt. Wat het licht betreft, zal worden zorg gedragen
dat dit, overeenkomstig Uw verlangen, valt aan de linkerzijde der leer
lingen.
De privaten zijn 2'/} meter hoog, waarboven lichtramen, zoodat de
boven- en benedengangen voldoende licht zullen ontvangen.
Voor eene gelegenheid om de voorwerpen voor het onderwijs in natuur-
en scheikunde in den wintertijd voor vorst te bewaren zal worden zorg
gedragen, terwijl eindelijk aan de school eene open speelplaats wordt ver
bonden van ongeveer 1000 meters oppervlakte.
Burgemeester en Wethouders enz.
Den heer Inspecteur voor het Middelbaar
Onderwijs te 's Gravenhage.
Dr. D. J. Steyn Parvé.
Leiden, 31 Mei 1882.
Wij hebben de eer U hiernevens te doen toekomen een gewijzigd en
vereenvoudigd plan voor de oprichting van eene Hoogere Burgerschool
voor Meisjes, op de Ruïne, met beleefd verzoek om, zoo mogelijk met eenigen
spoed, Uw advies daaromtrent te willen mededeelen.
De raming van kosten wordt door de aangebrachte wijziging met f 10000
verminderd.
Burgemeester en Wethouders enz.
Aan de Commissie van Toezicht op de scholen
van Middelbaar Onderwijs alhier.
Leiden, 7 Juni 1882.
Aan Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden.
In antwoord op Uwe missive van 31 Mei jl., n°. 519, en onder terug
zending van het daarbij gevoegde plan, heeft de Commissie van Toezicht
op de scholen van Middelbaar Onderwijs de eer U te berichten, dat het
plan voor het gebouw eener Hoogere Burgerschool voor Meisjes, zooals
het thans is gewijzigd en vereenvoudigd, haar toeschijnt aan de vereischten
voor eene dergelijke inrichting te voldoen, en haar alzoo tot geene bij
zondere aanmerkingen aanleiding heeft gegeven.
Ten slotte is de Commissie van oordeel dat het bij den tegenwoordigen
stand van zaken wenschelijk is dat de aanneming der door Uw College
voor te stellen plannen niet door te hooge sommen worde bemoeielijkt
of verhinderd. Zij neemt derhalve met alle bescheidenheid, en alleen in
het belang der zaak, de vrijheid te wijzen op de wenschelijkheid dat bij
de uitwerking van de thans voorgelegde plannen de hoogstmogelijke zui
nigheid worde betracht.
De Plaatselijke Commissie van Toezicht op de scholen
voor Middelbaar onderwijs te Leiden,
II. Kern, Voorzitter.
N. L. J. Van Buttingha Wichers, Secretaris.
Leiden, 10 Mei 1882.
In verband met de bestaande voorschriften hebben wij de eer U hier
nevens te doen toekomen de plannen voor de oprichting van eene Hoo
gere Burgerschool voor Meisjes, te plaatsen op de Ruïne aan de zijde van
de Koepoortsgracht (Doezastraat), met beleefd verzoek ons, onder terug
zending der stukken, daaromtrent Uw gevoelen te willen mededeelen.
Mochten nadere inlichtingen worden verlangd, dan zijn wij volgaarne
bereid die te verstrekken.
Burgemeester en Wethouders enz.
Den heer Inspecteur voor het Geneeskundig
Staatstoezicht in Zuid-Holland
Dr. L. J. Egeling te 's Gravenhage.
's Gravenhage, 16 Mei 1882.
Tegen de hierbij teruggaande plannen voor den bouw van eene Hoogere
Burgerschool voor Meisjes, in Uwe gemeente, heb ik geene bedenking, in
dien hetgeen ik op de teekeningen niet kan zien de riolen niet,
of althans zoo min mogelijk, onder vertrekken loopen.
Aan Heeren Burg. en Weth. De Inspecteur voor het Geneeskundig
te Leiden. Staatstoezicht voor Zuid-Holland,
Egeling.
Leiden, 23 Mei 1882.
In verband met Uwe missive van 16 Mei jl. n°. 1906, hebben wij de
eer U mede te deelen dat het voornemen bestaat om in de op de Ruïne
te plaatsen Hoogere Burgerschool voor Meisjes geene riolen onder de ver
trekken te doen loopen, maar de faecale stoffen af te voeren door toe
passing van het Liernur-stetsel, zijnde het taplokaal gelegen in de onmid
dellijke nabijheid der Ruïne.
Burgemeester en Wethouders enz.
Den heer Inspecteur voor het Geneeskundig
Staatstoezicht in Zuid-Holland,
Dr. L. J. Egeling te 's Gravenhage.
Leiden, 18 April 1882.
Door den Hoogleeraar Mr. P. A. Van der Lith is onlangs in het Leidsch
Dagblad de zienswijze ontwikkeld dat voor de Hoogere Burgerschool voor
Meisjes de oprichting van een nieuw gebouw niet noodig zoude wezen,
maar dat daarvoor de bestaande lokalen in het gebouw op de Oude Vest
en de woning van den heer Van Dijk gevoegelijk zouden kunnen worden
ingericht.
Vermits het niet onwaarschijnlijk is te achten dat zoodanig plan bij
de eerlang in den Raad te behandelen voorstellen tot oprichting van een
schoolgebouw ter sprake zal worden gebracht, zouden wij er grooten prijs
op stellen thans reeds Uw advies daaromtrent te mogen vernemen.
Naar ons oordeel is het plan door den heer Van der Lith aangegeven
in alle opzichten onaannemelijk.
Vooreerst zouden, zoo het al mogelijk ware bedoelde lokalen tot eene
behoorlijke Burgerschool overeenkomstig de eischen van den tegenwoor
digen tijd in te richten, daarvoor zeer aanzienlijke uitgaven worden ver-
eischt; vervolgens is het niet onwaarschijnlijk dat eerlang behoefte zal
ontstaan om een of meer kamers, waar thans de leerlingen der Burger
school onderwijs ontvangen, in gebruik te nemen, hetzij voor de zooge
naamde Tusschenschool hetzij voor de Kweekschool voor onderwijzers,
terwijl het eindelijk ongetwijfeld van het hoogste belang is te achten dat
het hoofd der beide laatstgenoemde inrichtingen van onderwijs, gevestigd
blijft in de thans door hem betrokken woning.
Een gelijk schrijven is door ons gericht aan de Commissie van Toezicht
op de scholen voor Middelbaar onderwijs alhier.
Burgemeester en Wethouders enz.
Commissie van Toezicht op de scholen
van Middelbaar onderwijs alhier.
Leiden, 30 April 1882.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden.
In antwoord op Uwe missive d.d. 18 April N°. 379, waarin Uw College
ons gevoelen vraagt over de door Mr. P. A. Van der Lith in het Leidsche
Dagblad ontwikkelde zienswijze als zoude de oprichting van een nieuw
gebouw voor de Hoogere Burgerschool voor meisjes niet noodig wezen,
maar zoude men kunnen volstaan met de daarvoor bestaande lokalen in