54
Ten opzichte der lokalen voor het teekenonderwijs wenscht de Com- t
missie het volgende op te merken
Wordt het gebouw geplaatst, zoo als uit het bestek moet worden 1
opgemaakt, met den voorgevel naar de Garenmarkt, dan zal het nood- 1
zakelijk zijn, met het oog op het hinderlijke van het directe zonlicht bij i
het teekenen, de daarvoor bestemde ruimte over te brengen naar de an-
dere zijde van het gebouw. Deze wijziging zal zonder bezwaar kunnen
geschieden.
Een kabinet bij de teekenzaal wordt overbodig geacht, eveneens de i
op het plan voorkomende kleinere teekenzaal.
De pleisterwerken enz. kunnen grootendeels als wandversiering worden
aangebracht, het overige kan in een kast met glazen deuren in de tee
kenzaal worden geborgen.
Daar de groote teekenzaal voor sommige lessen b. v. in de perspectief
en voor kleinere klassen te ruim moet worden geacht, zou zij door gla
zen schuifdeuren in twee afdeelingen te scheiden zijn.
De kleine teekenzaal zou als gewone leerkamer dienst kunnen doen.
Het schijnt hier de meest geschikte plaats om te wijzen op de nadoe
len, die voortvloeien uit de ongelijkmatige verdeeling der ramen zoo wel
aan het front als langs de zijgevels.
Zoo komt b. v. op het ontwerp in de groote teekenzaal een vak voor
van ongeveer 3 meters zonder eenig raam.
Het nadeel hiervan springt ook zonder nadere toelichting in het oog.
Bij de leerkamer voor de Parallelklassen, stuit men door dezelfde reden
op een ander bezwaar. Door de inrichting der ramen zou dit lokaal niet
in tweeën kunnen gesplitst worden, tenzij de afscheiding juist midden op,
of naast een raam werd aangebracht; in het laatste geval zou men ver
krijgen een groot lokaal met een breed venster in den hoek en een klei
ner "lokaal met te weinig licht; noch het een noch het ander is wenschehjk.
Toch is de splitsing van dit bijna 13 meter breede vertrek noodzakelijk
ook met het oog op de eischen van het onderwijs in de parallelklassen.
Bij een meer regelmatige verdeeling der ramen zouden de beide kleine
leerkamers, die als zoodanig weinig geschikt geacht worden, tot één groote
kunnen samengetrokken worden.
Voor de natuur- en scheikunde wordt één leerkamer voldoende gerekend.
De in het ontwerp voorkomende leerkamer voor natuurkunde, zou voor
eene klasse kunnen bestemd worden en deze klasse zou dan gebruik kun
nen maken van de kleedkamer naast de vestibule. Daar echter al de
andere klassen boven huizen is ook op de eerste verdieping een kleedka
mer noodzakelijk te meer daar die in de vestibule voor al de leerlingen
te klein zou zijn. De ruimte in het ontwerp aan het kabinet bij de tee
kenzaal toegewezen zou met eenige wijziging in de distributie daarvoor
kunnen bestemd worden.
De verbindingsdeuren tusschen de verschillende leerkamers worden over
bodig, zelfs ondoelmatig geacht. Zij bevorderen den tocht en het door
dringen der stemmentegenover deze bezwaren staat geen practisch nut.
Het aanbrengen van gasleiding in het gebouw zal noodzakelijk zijn opdat
de lokalen, zoo dit noodig mocht blijken, ook des avonds gebruikt kun
nen worden en verder meent de Commissie d£ aandacht te moeten ves
tigen op de wenschelijkheid om duinwater te doen brengen allereerst in
de lokalen voor het onderwijs in natuur-, scheikunde en teekenen, in de
kamer der Directrice en der leeraressen, in de bovengenoemde toiletkamers
bij de Gymnastiekzaal en op enkele plaatsen in de corridors.
Evenzoo zal men bedacht moeten zijn voor het aanbrengen van afzon
derlijke fundeeringen in het kabinet en de leerzaal voor natuur- en schei
kunde, ten einde eene vaste opstelling van instrumenten te kunnen ver
krijgen.
Gaarne ondersteunen wij ten slotte den wensch van de Directrice, Mej.
Engelmann, om in plaats van de gewone schellen, waarvan in het bestek
gesproken wordt, in elk lokaal een electrische schel te hebben met een
cijferplaat in de spreekkamer of in den benedengang.
Uit al deze opmerkingen meent de Commissie te mogen afleiden dat
het niet wel doenlijk zal zijn aan alle bezwaren te gemoet te komen, zon
der geheele omwerking van het ingezonden bouwplan. Zij is echter over
tuigd dat wanneer van deze vingerwijzingen wordt gebruik gemaakt een
nieuw plan zeker, niet meer maar waarschijnlijk minder zal kosten.
Leiden, 4 April 1882.
De Plaatselijke Commissie van toezicht op de scholen
voor middelbaar onderwijs te Leiden,
H. Kern, Voorzitter.
N. L. J. Van Buttingha Wichers, Secretaris.
's-Gravenbage, 19 April 1882.
Onder terugzending van de bouwplannen voor eene Hoogere Burger
school voor meisjes, waarover bij Uw schrijven van 17 April jl. n°. 37o mijn
oordeel werd gevraagd, veroorloof ik mij het volgende onder Uwe aan
dacht te brengen.
De geheele inrichting van het gebouw komt mij doelmatig en gemak
kelijk in het gebruik voor. De benedenverdieping geeft mij geen aanleiding
tot bedenkingen van eenig belang; op één enkele kom ik nader terug. Ik
voor mij zie de wenschelijkheid niet in van een afzonderlijk lokaal voor
aardrijkskundeuit een paedagogisch oogpunt geeft men in den regel er
de voorkeur aan in alle leerkamers wandkaarten te hangen, die dus
altijd onder de oogen der leerlingen zijn; heeft men die alle bijeen in
één lokaal, uitsluitend voor geografisch onderwijs bestemd, dan krijgen de
meisjes nooit een kaart te zien, behalve in de aardrijkskundige les.
Op de bovenverdieping zijn 8 leerkamers zoodat er, met inbegrip voor
aardrijkskunde, natuurkunde, natuurlijke historie en teekenen ruim genoeg
zullen zijn, zelfs als er drie laagste klassen in parallelafdeelingen moeten
gesplitst worden. Maar er zijn slechts drie vertrekken van 6,5 op 7,o m.
de andere zijn slechts 6,5 op 5,5, en zelfs 6,5 op 5,0 m. Deze laatste
vertrekken zijn hoogstens voldoende om een achttiental meisjes te plaat
sen. Hoe zal men nu doen, als er eens vier klassen zijn met p. m. 25
leerlingen? Zal men dan toch splitsen en dus het onderwijzend personeel
met meer lessen belasten, ja wellicht er meer aanstellen? Ik zou liever
ééne leerkamer minder hebben, door drie kleinere in twee grootere te ver-
deelen, die dan elk ongeveer 50 mJ. zouden bedragen. Voor een deel komt
het onvoldoende van vele vertrekken daaruit voor, dat de breedte der
beide vleugels, binnenmuurs, slechts 6,5 m. bedraagt. Konden deze een
meter breeder gemaakt worden, het geheel zou er veel bij winnen. Vooral
zoude dan ook de leerzaal voor natuur- en scheikunde grooter worden.
Neemt men in aanmerking dat daarin een zuurkast moet komen, alsmede
eene groote tafel voor de proeven en eene kast om de noodigste gereed
schappen te bergen, dan is de daarvoor bestemde ruimte wel wat bekrompen.
Waarom zijn er twee teekenzalen en wat is eigenlijk de bestemming
van het kleinste der beide vertrekken, dat slechts 6,0 op 3,5 m. groot
is? Voor een leerkamer voor teekenen is dat vertrek onbruikbaar, voor
eene bergplaats voor plantenmodellen onnoodig groot. Daarenboven is de
andere zaal ook niet te groot, nl. 6,0 op 8,8. Ik zou er de voorkeur aan
geven van de twee vertrekken er één te maken en daarin dan flinke kas
ten tot berging der modellen te plaatsen, of wel den tusschenmuur ruim een
meter rechts te verplaatsen. De teekenzaal zou dan 10 meter lang zijn en er
zou nog 2,5 m. overblijven voor het modellenkamertje.
Uit de teekeningen blijkt niets aangaande de ligging van het gebouw.
Iloe is de voorgevel gelegen Dat behoort ongeveer op het Noorden te zijn,
daar anders de teekenzaal onbruikbaar wordt voor het teekenen naar de
natuur. Aan de zijde, waar de leerkamer voor natuurkunde is, moet men
zonnelicht hebben voor sommige proeven. Zal dat mogelijk zijn? Ik be
twijfel het of aan deze beide voorwaarden op geheel voldoende wijze zal
kunnen worden voldaan.
De Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs.
Aan Heeren Burg. en Weth. Steyn Parvé.
van Leiden.
Leiden, 3 Juni 1882.
Wij hebben de eer U mede te deelen dat het plan voor de oprichting
van eene Hoogere Burgerschool voor Meisjes, waarop betrekking had Uwe
missive van 19 April j.l., n°. 1482, eenigszins is gewijzigd en vereen
voudigd ook op grond dat men de voor het oorspronkelijk plan benoo-
digde uitgaven 80,000 met inbegrip van meubilair) wat hoog achtte.
De kosten van het thans opgemaakte plan, waarvan eene schetsteekening
hiernevens wordt gevoegd, zijn geraamd op f 70,000, mede met inbegrip
van het meubilair.
Beleefdelijk verzoeken wij U ons daaromtrent uw advies te willen me-
dedeelen.
Evenals bij het vorig plan bestaat ten aanzien van het tegenwoordige
het voornemen de school op te richten op de Ruïne aan de zijde van de
Garenmarkt, terwijl wordt voorgesteld het nieuwe Gymnasium te plaatsen
op de Ruïne aan de zijde van de Doezastraat.
Op de schetsteekening zijn thans de windrichtingen aangeduid, terwijl
in verband met de in Uwe bovenaangehaalde missive gemaakte opmer
kingen het volgende kan worden medegedeeld.
Het ophangen van wandkaarten in alle leerlokalen kan zonder bezwaar
geschieden, aangezien daarvoor slechts eene betrekkelijk geringe uitgave
zoude noodig wezen.
De inhoud der onderscheidene lokalen, in verband met het daarin te
plaatsen aantal leerlingen, voldoet aan de vereischten daarvoor in de
betrekkelijke wettelijke voorschriften gesteld.
In het plan zijn twee teekenzalen ontworpen, waarvan eene bestemd
is voor het perspectief teekenen en de andere voor het handteekenen.
Eindelijk achten wij het niet overbodig U mede te deelen dat voor
eenigen tijd door het voormalig raadslid, Mr. P. A. Van der Lith, in het
Leidsch Dagblad het denkbeeld is aangegeven geen nieuw gebouw voor
de Meisjesschool op te richten, maar de school te behouden in de thans
daarvoor tijdelijk aangewezen lokalen van het schoolgebouw op de Oude
Vest en de verder benoodigde localiteit te vinden door in gebruikneming
van het woonhuis van den heer Van Dijk, hoofd der Tusschenschool en
Directeur der Kweekschool voor onderwijzers.
Wij hebben onverwijld een onderzoek daaromtrent ingesteld en het is
ons gebleken dat het plan in alle opzichten is af te keuren. Ook met het
aanbrengen van vele veranderingen, waaraan belangrijke uitgaven zouden
zijn verbonden, zoude slechts eene onvoldoende localiteit worden verkre
gen, terwijl uit den aard der zaak het bestaan van drie inrichtingen van
onderwijs in hetzelfde gebouw steeds tot niet geringe moeielijkheden moet
aanleiding geven.
Ter verduidelijking voegen wij hiernevens eene schetsteekening van den
bestaanden toestand van het schoollokaal op de Oude Vest, alsmede eene
schetsteekening van het gebouw, voor het geval het tevens tot Hoogere
Burgerschool voor meisjes moet worden ingericht, waaruit blijkt dat de
thans bestaande open speelplaats alsdan zoude moeten vervallen.
De kosten van zoodanige verbouwing zijn, zonder de aanschaffing van
meubilair, geraamd op f 40.000, waarbij niet uit het oog mag worden
verloren dat de hoogte der lokalen niet voldoet aan de daarvoor bij de
betrekkelijke wettelijke voorschriften vastgestelde bepalingen.
Het zal ons aangenaam zijn de bijlagen dezer, nevens Uw advies te mo
gen terug ontvangen.
Burgemeester en Wethouders, enz.
Den heer Inspecteur van het Middelbaar
Onderwijs te 's Gravenhage,
Dr. D. J. Steyn Parvé.
's Gravenhage, 5 Juni 1881.
Onder terugzending der nieuwe plannen voor een gebouw ten behoeve
der hoogere burgerschool voor meisjes, mij met uw schrijven van 3 Juni jl.
n#. 532 toegezonden, heb ik de eer het volgende op te merken.
Ik ben het volkomen met u eens, dat het thans door den heer Van
Dijk bewoonde huis op de Oude Vest voor een meisjesschool onbruikbaar
is. Er is nimmer een goede school van te maken, daargelaten nog, dat
het gebouw niet zou voldoen aan sommige eischen, bij het Kon. besluit
van 1 Mei 1882 (Stblad n°. 59) gesteld.
Wat nu het nieuwe plan betreft om een op de Ruïne te stichten ge
bouw, veroorloof ik mij het volgende op te merken.
Is de woning van den concierge niet te klein Heeft deze genoeg aan