GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
53
INGEKOMEN STUKKEN.
W» Leiden, 21 Juni 1882.
Op de begrooting voor 1882 is ter voorziening in de tijdelijke behoefte
aan kasgeld in ontvangst en uitgaaf uitgetrokken een bedrag van ƒ75.000,
waarvan in dit jaar is opgenomen f 10000, terwijl de overige f 65.000
nog vóór 1 Juli aanstaande zullen benoodigd wezen voor de gewone uit
gaven van den dienst.
Verder moet voor de werken, in verband met de uitbreiding der Gas
fabriek, vóór 1 Juli worden voldaan eene som van f 52.000.
Eindelijk is op de begrooting voor 1881, na verhooging in den loop
van het dienstjaar, ter voorziening in de tijdelijke behoefte aan kasgeld, in
ontvangst en uitgaaf uitgetrokken een som van f 125.000, terwijl van
de opgenomen gelden nog f 85.000 moeten worden afgelost, hetgeen vóór
het sluiten van den dienst 1881 en alzoo vóór 1 Juli a. s. zal moeten
geschieden.
Vermits, zooals aan Uwe Vergadering is medegedeeld, de inschrijvingen
voor de onlangs opengestelde geldleening niet zijn kunnen worden gegund
en aangaande eene alsnog te sluiten leening eerlang de noodige voor
stellen zullen worden ingediend, zoo zullen de betrekkelijke posten in
ontvangst en uitgaaf op de begrooting voor het loopend jaar moeten wor
den verhoogd en wel tot het gezamenlijk bedrag van de bovenvermelde
sommen, f 52.000 en f 85.000, bedragende alzoo f 137.000.
Wij stellen Uwe vergadering mitsdien voor, tot de vaststelling over te
gaan van den hiernevens overgelegden suppletoiren staat van begrooting,
strekkende tot verhooging dier begrooting in ontvangst en uitgaaf met
f 137.000, en ons college te machtigen tot het opnemen van de noodige
gelden ter voorziening in de tijdelijke behoefte aan kasgeld, onder de
gewone voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N#- U8. Leiden, 23 Juni 1882.
Ter voldoening aan het besluit Uwer Vergadering van 22 Juni j.l.
worden de stukken betrekking hebbende tot de oprichting van een Gym
nasium en eene Hoogere Burgerschool voor Meisjes onder de Ingekomen
Stukken opgenomen.
De brief van den Minister van Binnenlandsche Zaken d.d. 27 April j.l.,
strekkende in antwoord op onze missive van 22 April te voren onder de
Ingekomen Stukken medegedeeld, is opgenomen in het Zittingsverslag van
4 Mei j.l.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 9 Mei 1882.
Wij hebben de eer U hiernevens te doen toekomen de plannen voor
de oprichting van een Gymnasium op de Ruïne aan de zijde van de
Doezastraat, met beleefd verzoek ons daaromtrent, onder terugzending,
wel te willen dienen van advies.
Aan H.H. Curatoren van het Burgemeester en Wethouders enz.
Gymnasium alhier.
Leiden, 23 Mei 1882.
Met belangstelling namen wij kennis van de plannen voor de oprichting
van een Gymnasium.
Het is ons aangenaam U te kunnen mededeelen, dat aanvankelijk die
plannen op ons over het algemeen een gunstigen indruk hebben gemaakt,
zoowel wat de inrichting van het gebouw, als de voorgenomen plaatsing
op de Ruïne aan de zijde van de Doezastraat betreft.
Wij gingen hierbij van de veronderstelling uit, dat de Hoogere Burger
school voor meisjes, indien deze op de Ruïne geplaatst wordt, zal geves
tigd worden aan de zijde van de Garenmarkt.
Voordat wij de bouwplannen meer in bijzonderheden nagaan, zouden
wij gaarne vernemen, of het voornemen bestaat, aan het nieuwe Gymna
sium eene gedeeltelijk overdekte speelplaats te verbinden, hetgeen uit de
ons toegezonden plannen niet blijkt.
Hoewel wij hieraan niet twijfelen, achten wij ons tot het uitbrengen
van een definitief advies niet in staat, voordat wij omtrent de ligging,
grootte en inrichting der speelplaats volledig zijn ingelicht.
Wij nemen daarom de vrijheid U beleefdelijk te verzoeken, ons die
inlichtingen te willen verschaffen.
Curatoren van het Gymnasium alhier.
Aan Heeren Burg. en Weth. C. Cock, Voorzitter.
alhier. F. Was, Secretaris.
Leiden, 31 Mei 1882.
Ter voldoening aan Uwe missive van 23 Mei jl., hebben wij de eer U
hiernevens te doen toekomen eene situatieteekening van het op de Ruïne
op te richten Gymnasium, waarin thans eene overdekte speelplaats is
opgenomen.
Het zal ons aangenaam zijn, zoo mogelijk met eenigen spoed, Uw advies
aangaande de plannen, onder terugzending der stukken te mogen ontvangen.
Aan H.H. Curatoren van het Burgemeester en Wethouders, enz.
Gymnasium alhier.
Leiden, 10 Juni 1882.
Wij hebben de eer U te berichten, dat wij ons met de hierbij terug
gaande bouwplannen van een nieuw Gymnasium zeer goed kunnen ver
eenigen.
Wij nemen de vrijheid enkele bedenkingen, die bij ons zijn gerezen, in
de overweging van Uw college aan te bevelen.
Volgens de schetsteekening zal de speelplaats slechts over eene opper
vlakte van 120 ms. overdekt worden. Die ruimte komt ons, voor eene
schoolbevolking van omstreeks 100 leerlingen, te gering voor. Tegen over
dekking van eene grootere ruimte zal wel geen bezwaar bestaan.
Eene der kamertjes, naast de rectorskamer, zal moeten bestemd worden
voor den claviger, daar het ons wenschelijk voorkomt, dat deze zich ge
durende de lessen bij den hoofdingang van het gebouw en in de onmid
dellijke nabijheid van de rectorskamer ophoudt. Het zal daarom noodig
zijn, dat beide kamertjes door eene afzonderlijke deur uit de vestibule
kunnen bezocht worden.
Met de grootte en verdeeling der leerkamers kunnen wij ons vereenigen.
Alleen rijst de vraag, of de bovenleerkamer boven de vestibule door één
raam genoegzaam verlicht wordt. Wellicht zou aan die bedenking kunnen
te gemoet gekomen worden door dat raam grooter te maken.
Eindelijk zouden wij in overweging willen geven, hetgeen waarschijn
lijk wel reeds in de bedoeling zal liggen, in alle leerkamers gaslicht aan
te brengen.
Curatoren van het Gymnasium alhier.
Aan Heeren Burg. en Weth. c. Cock, Voorzitter.
a'hier. F. Was, Secretaris.
Leiden, 12 Juni 1882.
Wij hebben de eer U hiernevens te doen toekomen de plannen van de
oprichting van een nieuw Gymnasium op de Ruïne aan den hoek van de
Raamsteeg en de Doezastraat, met beleefd verzoek ons daaromtrent, on
der terugzending der stukken, Uw advies te willen mededeelen.
Het voornemen bestaat om, evenzeer als zulks het geval is ten aanzien
van de op te richten Hoogere Burgerschool voor Meisjes, het Gymnasium
aan het Liernurstelsel te doen aansluiten.
r, T Burgemeester en Wethouders enz.
Den heer Inspecteur voor het Geneeskundig Staats
toezicht in Zuid-Holland te 's Gravenhage,
Dr. L. J. Egeling.
's Gravenhage, 16 Juni 1882.
Ik heb geen bezwaar tegen de plannen voor den bouw van een nieuw
Gymnasium volgens de teekeningen, mij met Uwen brief van 12 dezer
toegezonden.
De teekeningen zend ik heden afzonderlijk terug.
Aan Heeren Burg. en Weth. De Inspecteur voor het Geneeskundig
te Leiden. Staatstoezicht in Zuid-Holland,
Egeling.
Leiden, 6 Maart 1882.
Wij hebben de eer U mede te deelen dat er gegrond uitzicht bestaat
dat eerlang beschikt zal kunnen worden over een gedeelte der Ruïne
voor de oprichting van eene Hoogere Burgerschool voor meisjes, zoodat
het wenschelijk is de plannen daarvoor spoedig vast te stellen.
Zooals U wellicht bekend zal wezen, is voor bedoelde school, te plaat
sen aan de zijde van de Garenmarkt, reeds voor geruimen tijd een ont
werp opgemaakt en wel na overleg met den hoogleeraar Rijke, terwijl
de vorige Commissie van Toezicht zich mede daarmede heeft vereenigd.
Alvorens nu, na verhoor van de betrokken autoriteiten het voorstel bij
den Raad aanhangig te maken, zouden wij gaarne ook Uw advies daar
omtrent willen vernemen, te welken einde de betrekkelijke stukken U
hierbij worden aangeboden.
Met het oog op het spoedeischende der zaak vertrouwen wij weldra
Uw antwoord te mogen tegemoet zien.
t,, Burgemeester en Wethouders enz.
Aan de Plaatselijke Commissie van Toezicht
voor de scholen van Middelbaar Onderwijs.
Aan Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden.
De Commissie van Toezicht op de scholen van Middelbaar Onderwijs
heeft de eer U hierbij terug te zenden de om advies in hare handen ge
stelde plannen en teekeningen eener Hoogere Burgerschool voor Meisjes.
Terwijl de Commissie zich verheugt in het vooruitzicht dat weldra tot
de stichting van de bovengenoemde school zal kunnen worden overge
gaan te meer nu de ervaring heeft geleerd dat de tegenwoordige toestand
inderdaad dringend verbetering vereischt, veroorlooft zij zich de volgende
opmerkingen die het onderzoek der plannen en teekeningen bij haar na
gehouden overleg met de Directrice en den Directeur der Hoogere Bur
gerscholen, heeft gewekt aan het oordeel van Uwe vergadering te on
derwerpen. 6
In de eerste plaats wenschen wij het Speel- en Gymnastieklokaal
te bespreken:
De vraag doet zich voor, of de plaatsing van dit lokaal te midden
van al de andere leerzalen en daarvan gescheiden door muren, waarin
een aantal ramen voorkomen, als gunstig te beschouwen is. Het is te
vreezen dat de oefeningen en het spreken in het Gymnastieklokaal in de
andere zalen zullen gehoord worden en daar hinder zullen veroorzaken.
Vervolgens is het niet zonder bezwaren dat het bedoelde lokaal door
geen enkel zijraam direct met de buitenlucht in verbinding staat.
De ramen toch op de corridors der eerste en tweede verdieping zullen
zelfs in verbinding met de dakramen, nauwelijks in staat geacht kunnen
worden om behoorlijke luchtververscliing te bewerkstelligen in een lokaal
waardoor door den aard der daarin te verrichten bezigheden voortdurend
veel stof zal worden opgejaagd. Het mag verder betwijfeld worden of een
lokaal, zooals het geprojecteerde, geheel tusschen corridors ingesloten en
het meeste licht van boven ontvangende, een aangenamen, vrolijken in
druk zal maken, zoo als van een Speel- en Gymnastieklokaal mag ver-
wacht worden. Ook schijnt de vrees niet zonder grond dat bij eenigszins
hooge temperatuur der buitenlucht, vooral bij zonnig weder, door boven
genoemde dakverhchting de temperatuur in het lokaal meer dan wen
schelijk is, stijgen zal.
Door de verplaatsing der privaten zou althans de achtermuur van het
Gymnastieklokaal vrijkomen en daardoor enkele der bovengenoemde be
zwaren opgeheven kunnen worden.
Verder veroorloven wij ons hierbij te doen opmerken dat het wensche
lijk is b.j het Gymnastieklokaal een afzonderlijke kleed- of toiletkamer
te hebben, waarin de leerlingen, zoo noodig van kleederen kunnen ver-
wisselen, en zich, na de oefeningen kunnen verfrisschen.