GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. I 63 INGEKOMEN STUKKEN. N®. 131. Leiden, den 12 Juli 1882. Na overleg met den Voorzitter der Comm. van Fabr. hebben wij de eer U mede te deelen dat bij ons geene bedenking is tegen de inwilliging van het verzoek van J. J. Groen om een hardsteenen stoep te leggen op gemeentegrond vóór zijn perceel in de Pieterskerk Koorsteeg n°. 18, zoo dat wij Uwe Vergadering in overweging geven de gevraagde vergunning te verleenen onder voorwaarde dat de stoep niet hooger dan 5 centim" boven de straat en niet meer dan 50 centim. buiten den gevel uitspringe. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der stad Leiden. De ondergeteekende verzoekt UEd. Achtb. vergunning om voor zijn huis in de Koorsteeg n°. 18, een hardsteenen stoep te plaatsen met onder werping van rooiing enz. enz. In afwachting op Uwe welwillendheid, verblijf ik met Hoogachting, UEd. Dw. Dienaar, Leiden, 28 Juni 1882. J. J. Groen. N®. 133. Leiden, Juli 1882. De Comm. van Fin. heeft onderzocht de in hare handen gestelde rekening van het Evangelisch Luthersch Wees- en Oudeliedenhuis alhier, over den dienst van 1881. Daarop geene bedenkingen hebbende, heeft zij de eer Uwe Vergadering in overweging te geven die goed te keuren, de ont vangst ad f 5408.57'/2 de uitgaaf ad 5408.57y2, sluitende alzoo quite. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°- 133. Leiden, 13 Juli 1882. Blijkens nevensgaand rapport der Commissie van Fabricage bestaan er bezwaren tegen eene beplanting van de Beestenmarkt zooals door de besturen van eenige afdeelingen der Hollandsche Maatschappij van Land bouw was verzocht. Ons met den inhoud van het rapport vereenigende geven wij Uwe ver gadering in overweging aan adressanten te kennen te geven dat er bezwaren bestaan om tot de verlangde beplanting over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders enz. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geven bij deze met gepasten eerbied te kennen: De ondergeteekende besturen van de hierna genoemde afdeelingen van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw. Dat zij van meening zijn dat de bestaande beestenmarkt in Uwe ge meente niet voldoet aan haren eisch, en verbetering daarin gewenscht is. Dat zij uitgaande van die meening van oordeel zijn, dat eene beplanting van dezelve eene groote verbetering zou aanbrengen, daar deze vooral bij eene felle zon eene beschutting zou zijn om zoowel den mensch als het dier voor eene brandende hitte te bewaren. Redenen waarom zij zich tot U wenden met het beleefd doch dringend verzoek aan de door ons voorgestelde beplanting de noodige uitvoering wel te willen geven. 't Welk doende, De besturen der afdeelingen van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw. ZoeterwoudeLeiderdorp en omstreken, April 1882. L. Sillevis, Voorzitter. P. J. M. Boonekamp, Secretaris. KoudekerkHazerswoude en omstreken, K. N. Hengeveld, Voorzitter. M. Crommelin, Secretaris. ZoetermeerZegwaard en omstreken. H. J. Augustijn, Voorzitter. A. Visser Jr. Secretaris. Alphen en omstreken A. P. Zaalberg, Voorzitter. Dr. A. M. Prins, Secretaris. Leiden, 12 Juli 1882. De besturen der afdeelingen Zoeterwoude en Leiderdorp, Koudekerk en Hazerswoude, Zoetermeer en Zegwaard en Alphen en omstreken van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw, verzoeken volgens bijgevoegd adres de beplanting van de Beestenmarkt. Na ingewonnen rapport van den gemeente-Architect, zou zulks kunnen door het planten van 36 kastanjeboomen ieder omgeven door hekjes van staaf- met bandijzer, waarvoor de kosten worden geraamd op ƒ360, maar volgens het oordeel van den gemeente-Veearts is de beplanting niet raadzaam. 1°. Omdat daardoor de ruimte tot plaatsing van vee wordt beperkt. 2°. Omdat door het druipen der boomen, het afvallen van bladeren, ijzel enz. de toestand wordt verergerd voor het vee, maar ook voor de bezoekers. De Commissie van Fabricage meent daarbij nog te moeten opmerken, dat wellicht die bezwaren hebben verhinderd dat gedurende het bestaan der Beestenmarkt in de laatst verloopen twee eeuwen de verlangde be planting is geschied. Aan Heeren Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage. der gemeente Leiden. N® !34. Leiden, 17 Juli 1882. Door de Commissie van Fabricage is voorgesteld voor het bergen van diepgoed over te gaan tot aanplemping van een gedeelte der Zijl- en Hee- rensingelgrachten nader omschreven in het hierbij overgelegde rapport en aangeduid op de mede hiernevens gevoegde teekening. Bij besluit van Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rijnland dd. 12 Juli jl. is overeenkomstig onze aanvrage de vereischte vergunning voor de aan plemping verleend onder voorwaarde dat de aangeplempte grond bin nen eene beschoeiing besloten worde, zoodat de uitzakking van dien grond wordt voorkomen en dat die beschoeiing door de gemeente Leiden voort durend in goeden staat worde onderhouden. Ons met het voorstel der Commissie van Fabricage vereenigende, geven wij Uwe vergadering in overweging de noodige machtiging tot de bedoelde aanplemping te verleenen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 28 Juni 1882. Tengevolge van het jaarlijksche diepen van stadsgrachten bestaat be hoefte aan een bergplaats van het diepgoed en komen daartoe in aan merking sommige gedeelten der Singelgrachten, die tot demping geschikt, de stroom en de bevaarbaarheid van het Singelwater eer kunnen bevor deren dan verhinderen. De Commissie van Fabricage acht daarvoor dienstig: 1°. Een inham van den Zijlsingel tegenover de begraafplaats ter grootte van 1650 centiaren, waarmede het Singelpad kan worden verfraaid door beplanting; 2®. Een driehoekig gedeelte van de Heeren-Singelgracht tusschen de R. C. begraafplaats en de openbare Zwemplaats ter grootte van 2800 cen tiaren, waarmede de bewaarplaats van oude keien zou worden vergroot. De Commissie alvorens daartoe over te gaan behoeft de goedkeuring van den Gemeenteraad en van het Hoogheemraadschap van Rijnland, die zij, onder overlegging der daartoe betrekkelijke teekeningen, door Uwe tusschenkomst verzoekt te verkrijgen. Aan Heeren Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage. der Gemeente Leiden. N°- *33. Leiden, 17 Juli 1882. Door de Directie der Leidsche Tramway-Maatschappij is reeds meer malen gewezen op de nadeelige resultaten die de exploitatie der lijn HavenStation oplevert, ook niettegenstaande bij de laatste dienstregeling de dienst op deze lijn zooveel mogelijk beperkt is tot het rijden op de aankomende en vertrekkende spoorwegen. Thans is door de Directie het bepaald verzoek gedaan den dienst op die lijn gedurende den winter te staken en zoodanige dienstregeling met onze goedkeuring te bekrachtigen. In art. 1 der concessie is o. m. bepaald dat de exploitatie geschiedt volgens dienstregelingen en tarieven, ten minste eenmaal 's jaars door Burg. en Weth. goedgekeurd. Vermits het niet in de bedoeling van deze bepaling kan liggen onder de bevoegdheid tot goed- of afkeuring van de dienstregeling te begrijpen de staking van den dienst gedurende den win ter van een der beide lijnen, waarvoor concessie tot exploitatie door den Gemeenteraad is verleend, zoo komt het ons voor dat het verzoek aan de beslissing van Uwe vergadering moet worden onderworpen. Wat de zaak zelve betreft schijnt ons de opheffing van de lijn Haven Station gedurende den winter, met het oog op het weinig gebruik dat daarvan tot dusverre wordt gemaakt, alleszins te rechtvaardigen en in het belang van het voortbestaan en van eene voortdurende geregelde exploi tatie der onderneming in alle opzichten wenschelijk. Blijkens van de Directie ontvangen inlichtingen heeft namelijk de exploi tatie der Havenlijn gedurende de wintermaanden een verderfelijken invloed op de financieële resultaten der onderneming, zoodat zij niet alleen geen voordeel oplevert, maar bovendien oorzaak is dat het gering bedrag het welk de exploitatie des zomers overlaat, geheel verslonden wordt. Zelfs de exploitatie der Plantagelijn met een tienmaal grooter vervoer dan langs de Havenlijn, levert des winters nog verlies op en de Maat schappij zoude dus van een drukkenden last ontheven zijn, indien zij de zooveel duurdere en met groot verlies werkende exploitatie op laatstge noemde lijn gedurende het wintersaizoen tijdelijk kan staken. Tot toelichting doen wij hier eenige cijfers volgen, aantoonende bij be nadering welk eene besparing door de bedoelde dienststaking des winters zoude kunnen worden verkregen, aannemende dat de dienst zoude plaats hebben op denzelfden voet als gedurende den afgeloopen winter, d. i. met slechts één wagen, terwijl het bedrag der besparing uit den aard der zaak ook voorstelt het bedrag van het eventueel verlies. 1°. Afschaffing van minstens 9 paarden a 1.20 per dag 10.80 per dag of per maand324. 2°. Afschaffing van één koetsier, twee conducteurs, een stal knecht en een staljongen 12 -f- (2 X 10) -f- f 8 -f- 4 f 44 per week of per maand4 go. 3°. Winterbeslag van 9 paarden bij zeer lage raming stellende op 15 Cts. per paard en per dag, geeft per maand40. 4®. Sneeuwopruiming en onderhoud der baan16. Per maand 570. Totaal van 6 wintermaanden (1 Nov.1 Mei) 3420. Bovendien zijn er nog tal van andere kleine besparingen, welke bezwaar lijk onder cijfers te brengen zijn, als minder slijtage aan materieel en kleeding, mindere aanschaffing van winterkleeding, geringer verbruik en minder slijtage van stalbehoeften en voorkomende artikelen van dage- lijksch gebruik. Een en ander maakt dat bovengenoemd bedrag van 3420 zeer ver moedelijk nog te laag is geraamd. Daartegenover staat dan wel dat ook het passagiersvervoer naar evenredigheid zal verminderen, doch die ver mindering is zeer gering. Gemiddeld toch bedraagt des winters het ver voer langs de Havenlijn niet meer dan 50 personen daags, gevende voor 6 maanden 9000 personen met eene opbrengst van f 850. Er blijft dus eene zuivere besparing over van f 2570, een cijfer belangrijk genoeg om de voorgestelde tijdelijke staking in verband met het uiterst geringe vervoer te rechtvaardigen. Bovendien is het wellicht niet overbodig hier nog bij te voegen dat ook het jaar 1882, zij het ook in minder mate dan het vorig jaar, een na-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1882 | | pagina 1