GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 41 INGEKOMEN STUKKEN. N°. 88. Leiden, den 25 Mei 1882. Wij hebben de eer Uwe Vergadering hierbij aan te bieden eene voor dracht, opgemaakt in overleg met den Arrondissements-Schoolopziener, na ingewonnen bericht van de hoofden der openbare scholen van de 3de en 4d« klasse, ter benoeming van een onderwijzer om belast te worden met het onderwijs in de Fransche taal aan de leerlingen van genoemde scholen, en zulks op eene jaarwedde van f 200, als: 1°. Jan Andries Buys. 2°. Izaak Korswagen. 3°. Hendrik Jan Oonk, de heide eersten 2da onderwijzers aan de school der 3de klasse n°. 3 en de laatste 2de onderwijzer aan de school van de 4da klasse n°. 1. Onder mededeeling dat de betrekkelijke rapporten ter inzage van de leden in de leeskamer zijn nedergelegd, verzoeken wij U alsnu tot eene benoeming te willen overgaan. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N°. 89. Leiden, 20 Mei 1882. In het verslag van den toestand der Stadsbank van Leening gedurende het afgeloopen jaar, dat wij bij onzen brief van 29 Maart jl. de eer had den aan Uwe Vergadering over te leggen, wezen wij op de noodzakelijk heid om de tractementen van onze ambtenaren op nieuw te regelen. Immers daar de operatiën van de Bank in den laatsten tijd belangrijk verminderd zijn en dientengevolge het administratieloon, 't welk ten deele in het inkomen van de ambtenaren moet voorzien, allengs minder op brengt, is de jaarwedde van elk dier ambtenaren nu ver gedaald bene den de som waarop bij de regeling, zoo als het Raadsbesluit van 18 Decem ber 1874 die invoerde, gerekend was. Voorziening in dien toestand mag dunkt ons niet langer achterwege blijven, en te liever zouden wij daartoe nu willen overgaan omdat de gelegenheid bestaat om het bestaande tekort althans gedeeltelijk te dek ken zonder eenig geldelijk bezwaar voor de gemeentekas. Nog altijd vaceert namelijk bij onze Bank de betrekking van tweeden klerk. Wij hebben die geruimen tijd onvervuld gelaten, ten einde te onder zoeken of het op den duur mogelijk zijn zoude ook zonder de hulp van dien beambte in de behoefte van den dienst te voorzien. De resultaten van dat onderzoek verkregen, zijn nu van dien aard, dat wij ons volko men onbezwaard achten aan Uwe Vergadering voor te stellen de betrek king van tweeden klerk te doen vervallen. Zelfs al mochten de werkzaam heden zich later weder belangrijk uitbreiden ook dan nog zou het moge lijk zijn met het tegenwoordige personeel te volstaan. Wel zou in dat geval de arbeid van eiken beambte in het bijzonder zeer kunnen toene men, maar de wetenschap dat met den arbeid ook het loon vermeerdert, zou voor elk hunner zeker een spoorslag zijn om zich dien vermeerder den arbeid te laten welgevallen. Blijft nu de betrekking van tweeden klerk onvervuld dan valt op ons budget beschikbaar vooreerst een tractement van f 500 en vervolgens tien pCt., in de opbrengst van het administratieloon. En dat tractement én die pCt. zouden wij nu onder de overblijvende ambtenaren willen ver- deelen. De wijze waarop dit behoorde te geschieden was niet gemakke lijk te bepalen en eerst na rijp overleg zijn wij tot de conclusie geko men, dat de regeling neergelegd in het bijgaande concept-besluit de meest billijke was. Wij wenschen daarom Uwe Vergadering in overweging te geven om de art. 2, 5 en 6 van het besluit van 18 December 1874 te wijzigen zoo als in dat concept wordt voorgedragen. Mocht dit voorstel de goedkeuring van Uwe Vergadering wegdragen, dan zal nogtans geen van onze ambtenaren het volle loon ontvangen waarop wij bij het maken der regeling van 1874 gerekend hadden, ofschoon het getal dier ambtenaren dan met twee zal verminderd zijn. Commissarissen van de Bank van Leening. Aan den Gemeenteraad J. T. Buys, Voorzitter, van Leiden. W. De Jon oh, Secretaris. Concept-besluit naar aanleiding van het voorstel van Commissarissen van de Bank van Leening der gemeente Leiden, bij hunne missive dd. 20 Mei 1882 aan den Gemeenteraad ingezonden, tot wijziging van het Raads besluit van den 18 December 1874 (Gemeentebl. n°. 17) regelende de uit voering van het reglement van gemelde Bank, vastgesteld den 12 Juli en 20 November 1873, te weten: de art. 2, 5 en 6 te lezen als volgt. Art. 2. Behalve een Controleur, o. a. met het algemeen beheer belast, worden bij de Bank aangesteld de volgende beambten. Een Onderkassier, Boekhouder, Taxateur en Klerk, en deze belast met zoodanige werkzaamheden als in hunne instructiën door Commissarissen zullen worden voorgeschreven. Art. 5. De beambten genieten als vaste jaarwedde de volgende sommen De Controleur f 1750. Onderkassier 975. Boekhouder 825. Taxateur 875. Klerk 675. Art. 6. Van het administratieloon, bedoeld in art. 20 van het reglement komt aan de Bank ten goede 25 pCt., terwijl het overige in dezer voege wordt verdeeld onder de beambten. Aan den Controleur 20 ten honderd Onderkassier 12 Boekhouder 13 J/2 Taxateur 18 Klerk U'/i» De hier vastgestelde regeling van tractementen in administratieloon wordt geacht te zijn ingegaan met 1 Januari 1882. N°. OO. Leiden, den 30 Mei 1882. Onder overlegging van bijgaande stukken nemen wij de vrijheid Uwe Vergadering in overweging te geven gunstig te beschikken op het verzoek van den heer J. Scheltema tot het doen aanplempen en het in eigendom bekomen van een gedeelte van de Haarlemmertrekvaart in den Klaas Hennepoelpolder, onder de door de Comm. van Fab. voorgestelde voor waarden. Door het Hoogheemraadschap van Rijnland is wat de aanplemping be treft, bereids vergunning verleend bij beschikking van 19 April. jl. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 11 Mei 1882. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen de ondergeteekende Jan Scheltema, wonende te Leiden, dat hij, als eigenaar van den Klaas Henne poelpolder, Uwe Vergadering verzoekt dat hem de vergunning tot aan plempen en de eigendom mogen gegeven worden van een inham van de Haarlemmertrekvaart in voornoemden polder ter grootte, volgens bijgaande teekening van 128.58 meter, tegen betaling van de waarde van dien inham. Dat hij hierbij overlegt de daartoe vereischte vergunning van het Hoog heemraadschap van Rijnland. Dat hij de aanplemping wenscht te doen tot verbetering en versterking van de kade en tot verkrijging van een rechte oeverlijn. 't Welk doende, Aan den Gemeenteraad. J. Scheltema. Leiden, 24 Mei 1882. De Comm. van Fab. heeft de eer op het adres van J. Scheltema te be richten, dat daarbij gevraagd wordt de eigendom van een gedeelte der Haarlemmertrekvaart tot het dempen van twee killen in den Klaas Henne poelpolder, gelegen tusschen de Kwaakbrug en de Warmonderbrug onder de gemeente Warmond, ter grootte van ongeveer 129 centiaren, ten einde te worden gedempt ter verzekering van de kade en ter verkrijging van een rechte oeverlijn, dat daartoe reeds vergunning is verleend door Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rijnland bij beschikking van den 19 April dezes jaars, onder voorwaarde, dat de richting der aanplemping vooraf worde aangegeven door Rijnlands opzichter te Leiden en de aangeplempte grond zoodanig worde beschermd, dat hij niet in de trekvaart kan weg zakken of door afslag daarin gebracht worden, dat ook van de zijde dezer gemeente daartegen geen bezwaar bestaat en de koopwaarde van dit water bij het kadaster der gemeente Warmond bekend onder sectie D, n°. 373a kan berekend worden, als bij Raadsbesluit van 2 Juni 1881 is geschied, betrekkelijk een gedeelte van het Brasemermeer tegen 50 ets. de centiare, maar daarbij behoort te worden acht geslagen op de schadever goeding aan den pachter der visscherij in de Haarlemmertrekvaart en op het verbod van art. 1506 van het Burg. Wetb., dat ook toepasselijk is op leden van den Gemeenteraad. De Comm. heeft derhalve de eer voor te stellen aan den requestrant, lid van den Leidschen Gemeenteraad, na verkregen vrijstelling van het verbod door den Koning te verleenen, in eigendom af te staan: 129 centiaren water van de Haarlemmertrekvaart langs den Klaas Henne poelpolder onder de gemeente Warmond, uitmakende een gedeelte van het perceel hij het kadaster der gemeente bekend onder sectie D, n°. 373a onder voorwaarde 1°. dat de voorschriften worden in acht genomen door Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rijnland, betreffende de aanplemping gegeven 2°. dat een billijke schadevergoeding wordt verleend aan den pachter van het vischwater; 3°. dat de overdracht geschiedt tegen betaling eener som van f 64.50 benevens de kosten. Aan Heeren Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage, der Gemeente Leiden. N°. 91. Leiden, 1 Juni 1882. Bij de opname der tienden voor den oogst en de jaarschare dezes jaars onder de gemeente Leiderdorp te veld staande, is gebleken dat deze van te weinig belang zijn qm daarvan eene openbare verpachting te houden, waarom wij Uwe vergadering voorstellen ter vermijding van kosten, deze weder onder de hand, tegen taxatie van twee deskundigen, aan de tiend- plichtigen af te staan, tenzij deze zich met de taxatie niet mochten ver eenigen, in welk geval eene openbare verpachting daarvan het noodzake lijk gevolg zoude zijn. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 1 Juni 1882. Wij hebben de eer Uwe vergadering mede te deelen dat wij ons ver eenigen met het door Burg. en Weth. gedaan voorstel, om de tienden voor den oogst en de jaarschare dit jaar te Leiderdorp te veld staande, ge lijk dit in de laatste jaren is geschied, onder de hand aan de tiendplich- tigen af te staan tegen den prijs, waarop die door twee deskundigen zul len worden geschat. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën enz. N°. 92. Leiden, 1 Juni 1882. Onder overlegging van nevensgaande stukken geven wij Uwe vergade ring in overweging vergunning te verleenen dat eene duinwaterbuis gelegd worde door de gedempte Binnenvestgracht bij het Plantsoen ten behoeve van de vereeniging Musis Sacrum.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1882 | | pagina 1