GEMEENTERAAD VAN LEIDES.
37
INGEKOMEN STUKKEN.
N*. *8. Leiden, 15 Mei 1882.
Wij hebben de eer aan Uwe Vergadering hiernevens over te leggen,
het verzoek van J. Van der Plas, ter bekoming van een stukje grond in
de Fabiaanspoort, met het daaromtrent ingewonnen advies der Commissie
van Fabricage. Ons met de conclusie van dat rapport vereenigende, geven
wij U in overweging te verklaren dat bedoelden grond niet meer voor
den openbaren dienst bestemd is en dien grond onder de voorgestelde
voorwaarden aan adressant in eigendom af te staan.
Tegen het openbaar gemaakt voornemen tot onttrekking aan den open
baren dienst van meerbedoeld stukje grond zijn geene bezwaren ingebracht.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 23 Maart 1882.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen J. Van der Plas, eigenaar
van het huis aan de westzijde van de Steenstraat n°. 49, grenzende aan
de z. g. n. Fabiaanspoort, dat hij in eigendom wenschte te nemen een
gedeelte grond zooals op bijgaande teekening is aangegeven, behoorende
tot bovengenoemde poort, om met het nieuw [te bouwen perceel te ver
binden.
Waarvoor hij vriendelijk Uwe toestemming verzoekt.
Hetwelk doende,
Johannes van der Plas.
Leiden, 3 Mei 1882.
De Commissie van Fabricage, heeft de eer op het request van J. Van
der Plas te berichten, dat er geen bezwaar bestaat, om aan hem in
eigendom af te staan drie centiaren van den gemeentegrond in de Fabi
aanspoort op de Beestenmarkt, bij het kadaster bekend onder sectie B,
n°. 1277, tot verbetering der rooiing van zijn huis op de Beestenmarkt,
straatnr. 49, uithoofde de breedte van die poort nog 1.30 Meter behoudt,
terwijl de ingang van het deurkozijn aan de straat slechts 0.92 Meter
breedte heeft en geen belemmering voor het vervoer van wagens veroor
zaakt wordt.
De Commissie stelt dientengevolge voor, den eigendom van de bedoelde
drie centiaren te verleenen tegen f 5.de centiare, benevens de kosten
van overdracht.
Aan Heeren Burg. en Weth.
der gemeente Leiden.
De Commissie van Fabricage.
N°. V». Leiden, 9 Mei 1882.
De Comm. van Fin. heeft de eer Uwe Vergadering te berichten dat zij
op de in hare handen gestelde suppletoire begrooting van het Gerefor
meerde Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis, strekkende tot
belegging van het saldo der rekening van 1881 ad 1707.08'/, in in
schrijving op het grootboek, geene bedenkingen heeft. Zij stelt U voor die
goed te keuren.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
N®. 89. Leiden, 8 Mei 1882.
Het bestuur van het Heilige Geest of Arme Wees- en Kinderhuis, heeft
de eer het volgende tweetal aan den Gemeenteraad aan te bieden, ten
einde te voorzien in de vacature, ontstaan door het eervol ontslag aan
den heer J. Van Schravendijk verleend, namelijk de heeren:
Dr. C. J. Van Ketwich, em. pred. en
C. Kist, geneesheer.
Namens het Bestuur voornoemd,
J. J. Prins, President.
W. Pleyte, Secretaris.
Dr. J.
Aan den Gemeenteraad
van Leiden.
N®. 81. Leiden, 11 Mei 1882.
Onder overlegging van de betrekkelijke stukken geven wij Uwe Verga
dering in overweging aan J. C. Rijk tot wederopzeggens vergunning te
verleenen tot het plaatsen van een houten loods als daarbij omschreven
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz_
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
Geven met verschuldigden eerbied te kennen
De Wed. Rijk Zoon, metselaars, als gebruikers van het open erf toe-
behoorende aan de gemeente Leiden, tusschen den molen de Stier en de alge-
meene begraafplaats van het Ned. Herv. Kerkgenootschap te Leiden, om
op dat erf te mogen opstellen een houten loods, gedekt met pannen tot
berging van goederen.
Welk is doende,
Leiden, 17 April 1882. Wed. Rijk Zoon.
Leiden, 10 Mei 1882.
Bij raadsbesluit van den 27»ten Juli 1865 is aan Jean Corneille Rijk,
personeel en tot wederopzeggens toe, in gebruik gegeven een gedeelte van
den Vestwal tusschen den korenmolen „de Stier" en de begraafplaats aan
de Singelgracht, thans bij het kadaster bekend onder sectie a n°. 505,
onder voorwaarde dat op dien grond zonder nadere vergunning geen ge
bouw wordt gesteld.
De Comm. van Fabr. heeft de eer op het request van de Wed. Rijk
Zoon, strekkende tot bekoming van vergunning om op dien grond een hou
ten loods te plaatsen tot berging van goederen, te berichten dat daartegen
geen bezwaar bestaat, maar aangezien bij art. 221 der Algemeene Politiever
ordening het plaatsen van gebouwen geheel of gedeeltelijk van hout ook ver
gunning vereischt, bestaat ook daartegen geen bezwaar, omdat die grond
geheel vrij gelegen, afgesloten en begrensd is door het molenerf, de Sin
gelgracht, de begraafplaats en den weg, die daartoe leidt.
De Comm. vindt daarom vrijheid voor te stellen, de vergunning te ver
leenen aan Jean Corneille Rijk, ook weder personeel en tot wederopzeggens
toe, tot het plaatsen van een houten loods, met pannen gedekt en hou
ten wanden.
Aan Heeren Burg. en Weth.
der Gemeente Leiden.
De Commissie van Fabricage.
N°. 8». Leiden, 8 Mei 1882.
Door F. Bentz is bij nevensgaand adres vergunning verzocht om de
stoep langs den zijgevel van zijn huis aan de Oude Vest op den hoek van
de Mare, n°. 2, drie meters te verlengen en aldaar te maken een trapje
van drie treden.
Vermits na ingewonnen advies van den Voorzitter der Comm. van Fabr.
is gebleken dat tegen de inwilliging van het verzoek geene bezwaren be
staan, geven wij Uwe Vergadering in overweging de gevraagde vergunning
te verleenen onder bepaling dat de werkzaamheden moeten geschieden
overeenkomstig de aanwijzing van rooimeesters.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen
Franciscus Bentz wonende alhier aan de Mare n°. 2.
Dat hij de stoep van zijn huis voornoemd aan de Oude Vestzijde drie
meter zoude willen verlengen aan het einde daarvan een trapje van drie
treden, tot toegang naar de bovenwoning en het daarbij plaatsen van
twee palen volgens bijgaande teekening.
Reden waarom hij zich tot Uwe Vergadering wendt met beleefd ver
zoek hem dit wel te willen toestaan.
't Welk doende enz.,
Leiden, 24 April 1882. F. Bentz.
N°. 83. Leiden, 15 Mei 1882.
De Comm. van Fin. heeft de eer Uwer Vergadering mede te deelen,
dat zij de rekeningen der Stedelijke Gasfabriek over 1881 heeft onder
zocht. Den gebruikelijken vorm dier rekeningen buiten beschouwing latende,
heeft zij daaromtrent geene aanmerkingen te maken. Zij stelt U daarom
voor die rekeningen goed te keuren, namelijk, de exploitatierekening in
ontvangst tot eene som van f 269.885.39s, in uitgaaf tot een bedrag van
f 245.504.11 en alzoo sluitende met een saldo van f 24.381.28s, en de
rekening van het uitbreidings- en vernieuwingsfonds in ontvangst tot een
bedrag van f 73.803.42s, in uitgaaf tot een bedrag van f 72.360.61s en
dus sluitende met een saldo van f 1442.81, onder bepaling dat Heeren
Commissarissen gehouden zijn beide saldo's in de respectieve eerstvolgende
rekeningen te verantwoorden.
Wat het batig saldo betreft, dat volgens de rekening f 56.516.09 be
draagt, stellen wij voor dit bedrag in de gemeentekas te doen storten en
daarmede te handelen zoo als bepaald is in de raadszitting, waarin de
begrooting der gemeente voor 1881 is vastgesteld.
Ten slotte meent Uwe Commissie te moeten doen opmerken dat het
onderzoek der rekening en verantwoording van het beheer der Gasfabriek
zou worden vergemakkelijkt en bevorderd indien het verslag van den toe
stand dier fabriek en hare exploitatie te gelijk met de rekening werd
uitgebracht en overgelegd. Zij geeft U daarom in overweging Burg. en
Weth. uit te noodigen om, na raadpleging van de Commissarissen der
Gasfabriek, een voorstel te doen om art. 12 der Verordening van 30 Novem
ber 1876 (Gemeentebl. n°. 10) in dien zin te wijzigen.
Aan den Gemeenteaad. De Commissie van Financiën.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF,