GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 13 INGEKOMEN STUKKEN. N°. S3. Leiden, 6 Februari 1882. Door Comm. der Stedel. Gasfabriek is aan Uwe Vergadering een voorstel ingediend betrekking hebbende tot het maken van eene verbinding van de Gasfabriek met den Holl. IJzeren Spoorweg, ten einde met het oog op het vermeerderd gasdebiet in het gebrek aan ruimte voor den opslag van kolen te voorzien en bij voortduring de kolen versch te kunnen verwerken. In de toelichting zijn de voordeelen aan zoodanig direct vervoer der kolen per spoorweg naar het terrein der fabriek verbonden voldoende uiteengezet, zoodat wij niet aarzelen het voorstel van Commissarissen te ondersteunen en Uwe Vergadering in overweging te geven ons college te machtigen, op den grondslag van het voorstel eene overeenkomst met den Raad van Administratie van den Holl. IJzeren Spoorweg aan te gaan. Uit de door Commissarissen gegeven becijferingen aangaande de ver schillende wijzen van kolenaanvoer blijkt duidelijk welke belangrijke voor deelen aan het vervoer per spoor tot op het terrein der Gasfabriek zijn verbon den, terwijl daarbij tevens niet uit het oog moet worden verloren, dat bij eventuëele vermeerdering van debiet de betrekkelijke voordeelen aan het plan O verbonden steeds grooter worden. De sommen toch in plan A, scheepsaanvoer, en plan B, vervoer per spoor tot station en verder per vlet, uitgetrokken voor waardevermindering door opslag en kolenaanvoer uit magazijn naar stokerij, zullen steeds in evenredigheid met het vermeer derd gasverbruik moeten toenemen, terwijl in plan C, vervoer per spoor tot op terrein Gasfabriek, die posten niet voorkomen en alzoo eene meer dere behoefte aan kolen in het vervolg wat deze beide punten betreft, waardevermindering door opslag en transport naar de stokerij, bij aanne ming van het aanhangig voorstel tot geene meerdere uitgaven aanleiding zullen geven, hetgeen met het oog op de groote waarschijnlijkheid dat het gasverbruik successievelijk belangrijk zal toenemen, de voorgestelde aan sluiting te meer aannemelijk maakt. Nadat het voorstel van Commissarissen aan Uwe Vergadering was inge diend, heeft de Directie der Nederl. Rijn-Spoorweg-Maatschappij een ver zoek ingezonden, strekkende om aan den Holl. Spoorweg de verplich ting op te leggen om tegen eene billijke vergoeding zich te belasten met het vervoer over de verbindingsbaan van de over de lijn LeidenWoerden te verzenden wagens, omtrent welk verzoek wij het gevoelen hebben ingewonnen van den Raad van Administratie der Holl. Spoorweg-Maatschappij en van Commissarissen der Gasfabriek, wier rapporten hierbij worden overgelegd. Uit die rapporten blijkt dat er geenerlei plan bestaat om de concur rentie wat het vervoer van kolen langs den Rijn-Spoorweg betreft uit te sluiten en dat zonder bezwaar aan de Holl. Spoorweg-Maatschappij de verplichting kan worden opgedragen om op billijke voorwaarden de wagens van andere spoorwegen langs de verbindingsbaan te vervoeren. De Directie der Nederl. Rijn-Spoorweg-Maatschappij zoude alzoo als be schikking op haar adres in dien zin kunnen worden ingelicht. Zooals verder, in de Mem. van Toel. van het voorstel, door Comm. der Gasfabriek wordt medegedeeld, zal voor de benoodigde werken en voor de plaatsing van den zesden gashouder, waartoe is besloten in de raads zitting van 20 Oct. 1881, beschikt moeten worden over een gedeelte van het Raamland onder de gemeente Leiderdorp als daarbij omschreven. In gevolge raadsbesluit van 23 Januari 1879 is bij akte van 28 Maart d. a. v. aan Jan Zuurdeeg Zoon c. s het recht van opstal op voormeld Raam land verleend voor den tijd van 5 jaren, eindigende uit. December 1883 voor de som van f 700 en daarbij is o. m. bepaald dat Burg. en Weth. zoodanig gedeelte van het niet met opstallen bezette Raamland kunnen afnemen, als zij om deze of gene reden noodig mochten hebben of ter bebouwing uitgeven, waarvoor de houders van het recht van opstal in dat geval eene vermindering van de door hen te betalen jaarlijksche som zullen genieten, berekend tegen twee cents per centiare, lntusschen is niet alleen benoodigd het niet met droogramen bezet gedeelte van het land, doch zal, zooals blijkt uit de overgelegde teekening, mede gebruikt moe ten worden een gedeelte van het land waarop droogramen geplaatst zijn. Na overleg met de opstalhouders is het ons wenschelijk voorgekomen met wijziging van het bestaande contract de opstalhouders te ontheffen van de huur van het niet met ramen bezet gedeelte land, waarvan de huurwaarde kan gerekend worden te bedragen f 300 per jaar en de in het vervolg alzoo te betalen huurwaarde vast te stellen op f 400 per jaar, waarvan wordt afgetrokken zooveel malen twee cents als de opper vlakte van het in te nemen stuk grond in centiaren bedraagt en het droog- raam, dat moet worden verwijderd, voor rekening van de gemeente te doen verplaatsen overeenkomstig aanwijzing van belanghebbenden. Wij geven Uwe Vergadering alsnu in overweging: 1°. Toestemming te verleenen voor het maken van de werken in het voorstel van Comm. der Gasfabriek vermeld; 2®. Het contract in zake het Raamland te wijzigen als boven werd om schreven 3°. Ons college te machtigen, met den Raad van Administratie der Holl. IJzeren-Spoorweg-Maatschappij eene overeenkomst aan te gaan be trekkelijk het maken van eene verbinding van de Gasfabriek met den Holl. Spoorweg, op den grondslag van het voorstel van Comm. 4°. Aan de Directie der Nederl. Rijn-Spoorweg-Maatschappij, in ant woord op haar adres, te berichten dat in het ter zake met de Holl. Spoorweg-Maatschappij te sluiten contract eene bepaling zal worden opgenomen, waarbij deze verplicht wordt op billijke voorwaarden op de verbindingsbaan ook vervoer toe te laten van wagens van of naar de fabriek bestemd voor of afkomstig van andere spoorwegen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Utrecht, 30 December 1881. Aan den Edel Achtbaren Raad der Gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, De Directie der Nederlandsche Rhijn-Spoorweg-Maatschappij te Utrecht, Dat zij verrast werd met een op 23 dezer in druk verschenen voorstel van H.H. Commissarissen van de Stedelijke Gasfabriek te Leiden dd. 7 December, waarbij zij aan Uwen Raad in overweging geven om onder de daarbij nader uiteengezette voorwaarden aan de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij op te dragen het maken van eene verbinding van de Stedelijke Gasfabriek met dien Spoorweg voor het vervoer der kolen en andere goederen naar en van de Gasfabriek over deze verbindingsbaan, zonder dat, onder de daarvoor gestelde voorwaarden, de niet het minst in het wel begrepen belang der gemeente zelve geldende verplichting ge steld werd, dat de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij tegen bil lijke vergoeding, ook over de verbindingsbaan zou moeten vervoeren wagens, beladen met steenkolen of andere goederen of ledig, bestemd voor of afkomstig van de Gasfabriek, welke per Nederlandsche Rhijn-Spoorweg-Maatschappij werden aangevoerd of bestemd zijn om daarmede te worden verzonden, Dat ter gelegenheid er te 's Gravenhage een dergelijk plan nam: de daarstelling eener spoorwegverbinding tusschen de Gasfabriek en de in die gemeente bestaande spoorwegmaatschappijen werd ter sprake gebracht, zij ook toen den Raad dier gemeente heeft gewezen op het overwegend belang, wat in eene bepaling als boven aangegeven, ligt opgesloten. Zij veroorlooft zich van de deswege gevoerde briefwisseling hierbij af drukken ter kennisname aan te bieden, en wel a. Haar adres aan den Gemeenteraad dd. 8 October 1879 no. 10743, 3768, 194. b. Een door Heeren Burg. en Weth. van 's Gravenhage aan haar ge richt schrijven van 31 October d. a. v. no. 4697, 3, 2635. 2eafd. c. Haar hierop aan Heeren Burg. en Weth. voornoemd gegeven ant woord, dd. 10 November 1879, no. 11923, 4174, 195, met bijlage, waarin zij met redenen omkleed heeft uiteengezet het belang, wat ervoor de gemeente zelve in gelegen is, om het beginsel van vrije concurrentie tusschen de spoorwegen onderling en tusschen steenkolenmijnen zelve, gelegen aan de eene of de andere route dier spoorwegen, te handhaven. Ten opzichte der geografische ligging over de verschillende bestaande spoorwegrouten heeft zij ook voor Leiden een vergelijkenden afstandswij- zer in kilometers doen in gereedheid brengen, die zij de eer heeft in bijlage ter toelichting aan te bieden. Zooals deze aantoont is de route via Emmerik de meest gunstige, zijnde de kortste, en komen dus ook voor Uwe gemeente dezelfde begin selen nopens de vrachtstarieven in aanmerking, als ontwikkeld in de missive aan Heeren Burg. en Weth. te 's Gravenhage van den 10 Novem ber 1879 hierbijgevoegd. Van de gegrondheid der door adressante hierboven ter sprake gebrachte bepaling, dat vervoer over de verbindingsbaan aan alle concurreerende spoorwegen zal worden toegestaan, was de Gemeenteraad van Utrecht dermate overtuigd, dat zoodanige bepaling als conditio sine qua non ge steld werd, bij eene onlangs tusschen genoemde gemeente en de Neder landsche Centraal-Spoorweg-Maatschappij aangegane overeenkomst over den aanleg eener spoorwegverbinding tusschen de Gasfabriek en de bestaande spoorwegen aldaar. Dat zij vermeend heeft de aandacht van Uwen Raad op een en ander te mogen vestigen, zich vleiende, dat hieruit voldoende zal blijken hoe zeer het belang der gemeente Leiden met deze bepaling gemoeid is en voorzeker te vreezen staat, dat indien dezelve niet verplichtend gesteld wordt, het verkeer voor de spoorweglijn LeidenWoerden kunstmatig zou worden uitgesloten. Redenen waarom zij zich wendt tot Uwen Raad met het eerbiedig ver zoek, dat het Uwen Raad moge behagen geenerlei overeenkomst met de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij aan te gaan, waarbij niet uitdrukkelijk worde bedongen, dat die Maatschappij verplicht zal zijn om tegen eene billijke vergoeding zich te belasten met het vervoer over de verbindingsbaan der op het station van adressante te Leiden over de lijn LeidenWoerden aangevoerde resp. te verzendfen wagens, beladen met steenkolen of andere goederen of ledig, naar en van de Gasfabriek en wel met den zelfden spoed en dezelfde regelmatigheid alsof die wagens over de lijnen van meer genoemde Maatschappij zelve aangevoerd waren resp. ter verzending moesten komen. 't Welk doende enz. De Directie der Nederlandsche Rhijnspoorweg-Maatschappij, H. Ameshoff, President. Uytwerf Sterling, Secretaris. Amsterdam, 13 Januari 1882. Onder dankbetuiging voor de toezending van het hierbij teruggaand adres der Directie van de Nederl. Rhijn-Spoorweg-Maatschappij, hebben wij de eer, ter voldoening aan het verzoek, gedaan bij Uw schrijven dd. 6 dezer n°. 15, het volgende te doen opmerken. De genoemde Directie wenscht, dat, in een eventueel met onze Maatschappij te sluiten overeenkomst, ons de verplichting worde opgelegd, om, tegen billijke vergoeding, ook de per Ned. Rhijn-Spoorweg aangebrachte of voor vervoer over die lijn bestemde goederen over den verbindingsweg te vervoeren. Tegen dat denkbeeld zou wellicht onzerzijds geen bezwaar bestaan, indien het met eenigen ophef hier aangehaalde voorbeeld van Utrecht hier toe passelijk ware. De voorstelling als ware met de Nederl. Centraal Spoorweg-Maatschappij aldaar eene overeenkomst gesloten, omtrent den aanleg eener spoorweg verbinding met de Gasfabriek is onjuist. De gemeente Utrecht heeft voor eigen kosten eene verbinding van de Gasfabriek met den Nederl. Centraal spoorweg gemaakt en aan die Maat schappij gratis de exploitatie daarvan opgedragen en zelfs vergund, dat zij daarvoor f 3 per wagen zou heffen. Dat systeem op Leiden toepassende, zou de gemeente betalen 5 van de aanlegkosten, door U geraamd op f 87000, dus f 4350 1040 wagens a 3 3120 f 7470 tegenover f 4350 volgens de door ons aangenomen bepalingen. Neemt de verbruikte hoeveelheid steenkolen toe, zoodat het aantal wagens verdubbelt, dan blijft volgens onze bepalingen nog steeds te voldoen 4350, daarentegen op de Utrechtsche wijze f 10590 (d. i. f 6240 'sjaars meer). In hoeverre zoodanige regeling kan geacht worden in het belang der gemeente te zijn, laten wij gaarne aan Uwe appreciatie over, maar Uw

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1882 | | pagina 1