GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 7 INGEKOMEN STUKKEN. N°. 9. Leiden, 6 Januari 1882. Door Regenten van het Walsche Weeshuis alhier is het hierbij overge legd bezwaarschrift ingediend tegen den aanslag van Mej G. J. Van der Weyden op het eerste suppletoir kohier der plaatselijke directe belasting dienst 1881, vastgesteld bij raadsbesluit van 22 September jl. en goedge keurd door de Gedep. Staten bij beschikking van 27 September d. a. v. De belanghebbende is door ons op het eerste suppletoir kohier in de derde klasse 500600) aangeslagen en wel voor tien termijnen, omdat zij met 1 Maart jl. is benoemd tot onderwijzeres aan eene der lagere scholen alhier op eene jaarwedde van 550. Reclamanten beweren dat die aanslag is in strijd met de verordening op de heffing der plaatselijke directe belasting op grond dat de inkomsten uit de bezoldigingen worden berekend naar den toestand op den lsten Januari van het dienstjaar en dat vermeerdering of vermindering van in komen gedurende den loop van het belastingjaar geene verandering brengt in den aanslag. Wij kunnen ons met deze beweringen in geenen deele vereenigen. Het ligt toch in den aard der zaak dat de bepaling van art. 6 litt c geen betrekking heeft op hen die na 1 Jan. belastingschuldig worden, hetzij door vestiging in de gemeente, hetzij bij vroeger verblijf door het verkrij gen van een belastbaar inkomen, terwijl art. 10 alleen van toepassing is op hen die reeds waren aangeslagen, zoodat in den eenmaal vastgestelden aanslag bij vermeerdering of vermindering van inkomen in den loop van een dienstjaar geen verandering wordt gebracht. In het onderwerpelijk geval heeft overigens de verordening voorzien door in de tweede alinea van art. 13 te bepalen dat aan hen die later belastingschuldig of als zoodanig bekend worden mede eene uitnoodiging tot het doen van aangifte van het inkomen wordt gericht en in de tweede alinea van art. 14, dat zij die in den loop des jaars belastingschuldig worden, verplicht zijn binnen ééne maand gelijke aangifte te doen als in de eerste alinea is omschreven. Uit een en ander blijkt duidelijk dat de bewering van reclamanten dat een aanslag naar tijdsgelang alleen bekend zoude wezen ten aanzien van hen, die in den loop des jaars zich binnen de gemeente vestigen, geheel in strijd is met de betrekkelijke bepalingen der verordening. "Vermits nu de belanghebbende met 1 Maart jl. in het gengt was getreden van een in de termen der belasting vallend inkomen moest zij door ons op het suppletoir kohier worden aangeslagen. Wat ten slotte de opmerking betreft dat de aanslag zoude zijn geschied zonder verhoor of oproeping, wordt terecht door reclamanten ondersteld dat zulks het gevolg was van de aanstelling tot onderwijzeres. Aangezien toch 'de belanghebbende was benoemd als onderwijzeres aan eene inrich ting van openbaar onderwijs, was de aan die betrekking verbonden jaar wedde bij het Gemeentebestuur bekend en eene oproeping tot het geven van nadere inlichtingen volkomen overbodig. Wij geven Uwe Vergadering alsnu op grond van het vorenstaande in overweging om afwijzend op het verzoek te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geven eerbiedig te kennen Regenten van het Walsche Weeshuis te Leiden dat zij, blijkens hierbij overgelegd duplicaat aanslagbiljet, in de plaatse lijke directe belasting, dd. 20 October 1881, als voogden over G. J. Van der Weijden, zijn aangeslagen voor eene som van ƒ2.50 over tien maanden; dat genoemde G. J. Van der Weijden reeds op 1 Januari dezes jaars alhier in het door adressanten beheerd gesticht verblijf hield en op dien datum als kweekeling een inkomen had beneden de ƒ400; dat, niettegenstaande dienovereenkomstig gedane opgave op het be schrijvingsbiljet, bovenvermelde aanslag door Burgemeester en Wethouders is geschied, zonder dat adressanten zijn gehoord of opgeroepen, vermoe delijk op grond dat G. J. Van der Weijden, met ingang van 1 Maart, tot onderwijzeres is aangesteld op een jaarlijksch traktement van 550; dat evenwel, volgens art 6 18 c van de Verordening regelende de hef fing der plaatselijke belasting, de inkomsten uit vaste loonen, bezoldigin gen enz. worden berekend naar den toestand op 1 Januari van het dienstjaar en in overeenstemming daarmede in art. 10 is bepaald, dat geen vermeerdering van inkomen, gedurende den loop van het be lastingjaar, verandering in den aanslag brengt; dat een aanslag naar tijdsgelang alleen bekend is ten aanzien van hen die in den loop des jaars zich binnen de gemeente vestigen dat uit een en ander volgt dat een aanslag voor tien maanden op G. J. Van der Weijden niet kan worden toegepast en dat zij over het geheele jaar niet kan worden aangeslagen, vermits zij op 1 Januari geen belastbaar inkomen had. Redenen waarom adressanten Uwe vergadering verzoeken om terug gave en ontheffing van door hen, in hunne hoedanigheid als voogden over G. J. Van der Weijden, volgens meergemeld aanslagbiljet, betaalde en nog te betalen plaatselijke directe belasting. Regenten van het Walsche Weeshuis: A. E. Simon Thomas, President. Leiden, 14 December 1881. Van de Pavord Smits, Secretaris. N°. ÏO. Leiden, 11 Januari 1882. Nadat in de zitting van den Gemeenteraad van den 20stan October II. besloten was tot de aanstelling van een vierden opzichter bij de Gemeente werken op eene jaarwedde van f 800, zijn op de daartoe gedane oproeping, in de dagbladen ingekomen 64 adressen, die met de daarvan opgemaakte lijst hierbij worden overgelegd. Uithoofde de aanstelling meer uitsluitend ten doel heeft, het opzicht te versterken over het werk der bestrating, heeft zich de keuze meer bi zonder moeten bepalen tot de adressanten, die kennis en ervaring van dat vak bleken te bezitten en overigens van gunstige getuigenissen wa ren voorzien. De Commissie van Fabricage heeft de eer na ingewonnen te hebben, het advies van den Gemeente-Architect uit de hierbij gevoegde lijst der sollicitanten met de ingediende requesten en getuigschriften, krachtens art. 4 afd. 1 der verordening voor de vaste commissiën, het volgende drietal ter keuze aan te bevelen. J. Iding, straatmaker te Delft. J. Annart, Uithoorn. C. Van den Heuvel, opzichter bij de Gemeentewerken te Werkendam. Aan den Gemeenteraad van Leiden. De Commissie van Fabricage. N°. 11. Leiden, 14 Januari 1882. Ter vervulling van twee aan de openbare school der 4de klasse n#. 1 bestaande vacatures hebben wij de eer Uwe Vergadering hierbij aan te bieden twee voordrachten, opgemaakt in overleg met den heer Arrondis- sements-Schoolopziener na ingewonnen advies van het hoofd der betrokken school, dat ter inzage van de leden in de Leeskamer is nedergelegd, ter benoeming van even zooveel derde onderwijzers aan genoemde school, ieder op eene jaarwedde van 550, als Eerste voordracht: 1°. Dirk Vente, onderwijzer te Loosduinen; 2°. Frans Van Wijk, onderwijzer te Valkenburg, en 3°. Jan Ikkink, onderwijzer te Zevenhuizen. Tweede voordracht: 1°. Frans Van Wijk, onderwijzer te Valkenburg; 2°. Jan Ikkink, onderwijzer te Zevenhuizen, en 3°. Hendrik Alexander Meerburg, onderwijzer te Zoeterwoude. Wij nemen de vrijheid Uwe Vergadering te verzoeken alsnu tot de be noeming te willen overgaan. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders enz. N®. 13. Leiden, 14 Januari 1882. Ter vervulling der vacature ontstaan door het aan Mejuffrouw J. Van Sonsbeek verleend eervol ontslag uit hare betrekking van derde onder wijzeres aan de school der 3de klasse no. 3, hebben wij de eer Uwe Ver gadering voor te stellen Mejuffrouw C. F. Le Clercq, derde onderwijzeres, over te plaatsen van de school der 4de klasse no. 1 naar de bovenge noemde school, op dezelfde jaarwedde. Zooals uit het rapport van den heer Arrondissements-Schoolopziener blijkt, dat met het ingewonnen ad vies van het hoofd der betrokken school ter inzage van de leden in de Leeskamer is nedergelegd, kan deze zich met de overplaatsing vereenigen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1882 | | pagina 1