106 begroet en ik houde mij overtuigd, dat, zoo het wordt aangenomen, zoo de contröle definitief wordt gehandhaafd, men in het vervolg deze beslis sing zal zegenen. De heer Van Iterson. Ik kan niet nalaten, m. d. V., U mijn leedwe zen uit te drukken over de richting, die door U opnieuw aan deze dis cussie gegeven is. U hebt gesproken in eenen geest, alsof het hier eene quaestie van vertrouwen in den Directeur van de Gasfabriek gold, en ge hebt er bijgevoegd, dat ge U overtuigd houdt, dat de Directeur aan alles zal voldoen, wat in billijkheid van hem mocht worden verlangd, en dat hij zich onderwerpen zal aan de beslissing van den Raad. Ik betreur die richting door den Voorzitter aan de discussie gegeven. Toen de quaestie van het onderzoek naar de lichtsterkte van het gas hier ter sprake kwam en toen daartoe besloten werd, is er geen woord van wantrouwen jegens den Directeur gesproken. Eerst toen een voorstel in behandeling was om het onderzoek voor geëindigd te verklaren, is dat vertrouwen bij som mige leden geschokt naar aanleiding van een schrijven van den Directeur dat door Comm. der Gasfabr. in de Leeskamer was gedeponeerd. Nooit is gebleken dat iemand den Directeur voor onwillig of onmachtig hield om met goed materiaal goed gas te maken. Door U zelf, m. d. V. is zeer terecht aan de verzekering dat de Directeur goed gas zal leveren de re strictie toegevoegd „zooveel van hem afhangt." Welnu, laat dan de quaestie van het vertrouwen buiten de discussie en stel de contröle in alleen om te zien of de omstandigheden die niet van hem afhangen de inrichting der fabriek en de qualiteit der steenkolen van dien aard zijn dat voort durend gas kan geleverd worden van de vereischte lichtsterkte en zuiver heid. Deze omstandigheden hebben in den laatsten tijd ingrijpende wij zigingen ondergaan. Zou het niet goed zijn de deugdelijkheid daarvan te controleeren De heer Van Dissel. Er bestaat bij mij volstrekt geen vrees voor eene voortdurende contröle, maar acht die om de straks opgegeven redenen thans noodeloos, en daarom ben ik er tegen. Ik houde het daarvoor, dat er genoeg contröle over de hoedanigheid van het gas zal blijven bestaan door de verbruikers. Ook zullen met de beste controle wel altijd klachten over de hoedanigheid van het gas blijven bestaan. Ik heb daarvan nog een bewijs uit den allerlaatsten tijd. Door bewoners van de Plantage zijn klachten ingebracht over het slechte gas, sinds eenige weken. En wat is er bij onderzoek gebleken Dat de gemiddelde, lichtsterkte in de maand November, dus juist in diezelfde weken, ruim 1 kaars meer bedroeg dan gevorderd werd. En hieruit kan dus blijken, dat men algemeene tevre denheid over de sterkte van het gas, nooit door de contröle verwerven zal. De Voorzitter. Tot antwoord aan den heer Van Iterson over de rich ting welke ik aan de discussie zoude hebben gegeven, kan ik volstaan met te verwijzen naar de redevoering door den heer Cock gehouden. Die geachte spreker heeft gezegd, dat, welk besluit de Raad ook neme, klachten en wantrouwen zullen blijven bestaandat was ook niet te verwonderen, want dat ligt in de menschelijke natuur. Meer zal ik daarover niet zeggen. Met eenigen nadruk heeft de heer Van Iterson gewezen op mijn gezegde, dat de directeur „voor zooveel van hem afhangt" zal zorgen dat het gas de voorgeschreven lichtsterkte en zuiverheid hebbe. Ik dacht daarbij aan de omstandigheid dat hij bijv. proeven met nieuwe kolen moest nemen, of dat een of ander tijdelijk gebrek aan de fabriek het gewone geregelde werk belemmerde en dergelijke. In dien geest alleen heb ik gesproken. Aan meer heb ik niet gedacht. De heer Cock heeft gezegd, dat de gas fabriek een monopolie was, dat de gemeente uitoefende. Dit is slechts in zoo ver juist, dat er in deze gemeente geen tweede gasfabriek bestaat; maar alleen daarom is er nog geen monopolie, want men kan zich ook op andere wijzen van licht voorzien en door zich dat aan te schaffen het gaslicht ontberen. Men heeft gezegd: men moet niet opzien tegen eene goede en blijvende contröle. Op zich zelf heb ik volstrekt geen be zwaar tegen alle mogelijke contröle, maar tegen de benoeming van een vasten controleur, waarvan hier sprake is, heb ik groot bezwaar, omdat ik er het nut of de noodzakelijkheid niet van kan inzien. Komt het hier te pas zijne eigene fabriek te controleeren? Wij vreezen volstrekt niet om voor nuttige zaken geld, des noods veel geld uit te geven, maar ik moet verklaren, dat ik in de voorgestelde voortdurende contröle wel groote moeielijkheden, maar volstrekt geen nut zie; en met die gegevens achten wij de uitgaaf niet gerechtvaardigd. De heer Verster. Mag ik, m. d. V. vragen, of het Dag. Best. zijne conclusie nu nog handhaaft, niettegenstaande door U is verklaard dat dit Bestuur unaniem tegen zijn eigen, uit overtuiging gedaan voorstel, zal stemmen De Voorzitter. Natuurlijk. En het gevolg daarvan is, dat, zoo nie mand meer het woord verlangt, ik deze beraadslaging zal sluiten qn het eerst in omvraag brengen de vraag, of er tot de aanstelling van een amb tenaar tot controleering zal worden overgegaan? In omvraag gebracht, wordt het eerste punt verworpen met 15 tegen 9 stemmen. Voor de heeren De Clercq, Van Iterson, Cock, Juta, Bredius, Le Poole, Verster, Scheltema en Du Rieu. De Voorzitter. Ten gevolge van dit besluit vervallen de overige pun ten van de voordracht. X. Voordracht betrekkelijk de verbetering van de rioleering in de buurt van het Ziekenhuis der Rijks-Universiteit. (Zie Ing. St. n°. 244 en 246). De heer Van Dissel. Ik zou gaarne eenige nadere inlichtingen beko men, omtrent het derde punt van het gedane voorstel, n. 1. het maken eener coupure uit de Binnenvestgracht, langs de Israëlietische begraafplaats ter wijdte van 5 M. op gemiddelden waterstand, tot het verkrijgen eener gemeenschap met de Singelgracht, van den Rijnsburger-Singel. De ontwer per van dit plan heeft zich ten doel gesteld van de Morschpoort tot aan die coupure een riool te leggen. Nu hoopt men dat er door die coupure voortdurend eenige en daardoor voldoende doorspoeling zal plaats vinden, maar ik meen dit te moeten betwijfelen, en dan zal men een gedeelte gracht behouden waaruit dezelfde ongelegenheid zal blijven voortsprniten. Ik deel dus de hoop niet, dat door dit voorstel het gewenschte doel zal worden bereikt. Ik vind het plan uitstekend behalve dan dat derde punt, maar houd mij overtuigd dat men later ook het verder deel der gracht tot aan de Mare zal moeten rioleeren. Men zegt nu A maar zal later ook tot B moeten komen en niet halverwege kunnen ophouden. Ik wensch dus, dat de coupure die men op het oog heeft, niet worde gemaakt en beschouw de riolering doorgaande tot aan de Mare als hetgeen waartoe men later stellig zal moeten besluiten. De Voorzitter. Men verwacht inderdaad van de uitvoering van dat plan eene betere circulatie en eene betere waterververscbing. Ik zal wel niet be hoeven te zeggen dat ik op dit gebied bereid ben de vlag te strijken voor den geachten vorigen spreker, wanneer hij meent dat het beoogde doel, de verbeterde rioleering, ook bereikt wordt zonder het maken van de cou pure. Daarom geef ik hem in overweging voor te stellen om dat gedeelte van het plan uit het ontwerp te lichten. Het hoofddoel van het voorstel is, een einde te maken aan den toestand van de Binnenvestgracht, die onhoudbaar is. Kan .dat doel ook door het vervallen van het 3de punt worden bereikt, dan wordt aan den wensch van de Gezondheidscommissie voldaan. De heer Van Dissel. Ik kan mij met dat denkbeeld zeer goed vereeni gen en stel dus voor, de gedane voordracht in dien geest të wijzigen. De Voorzitter. Ik geef den geachten voorsteller in overweging om zijn amendement aan te vullen, ten einde ook dat gedeelte van n°. 6 van het ontwerp te doen vervallen, betreffende de brug over de coupure. Blijkt na latere bespreking van de zaak dat de coupure noodig is, dan zullen Burg. en Weth. daaromtrent een nader voorstel doende hoofdzaakde betere rioleering, kan dan inmiddels uitgevoerd worden. De heer Van Dissel. Ik zal gaarne gebruik maken van den wenk, mij door den Voorzitter gegeven, en stel mitsdien voor om n°. 3 uit de voor dracht te lichten en Burg. en Weth. uit te noodigen om wanneer zij later het raadzaam mochten oordeelen op dat gedeelte van het voorstel terug te komen, dit later opnieuw in den Raad te brengen. Het was mijn voor nemen geweest nopens deze zaak eenige nadere inlichtingen van den architect in te winnen, maar daar deze ongesteld is, heb ik dien niet kunnen raadplegen. Dat voorstel wordt van verschillende zijden ondersteund. De Voorzitter. Ten einde de discussie te bekorten, nemen Burg. en Weth. het voorgesteld amendement over en wordt dus het gedane voor stel in dien geest gewijzigd. Het gedane voorstel, alzoo gewijzigd, wordt met algemeene stemmen aangenomen. XI. Verzoek van W. H. Van Zanten Jr. om een houten hoofd te plaatsen in den Heërensingel en aldaar rails te leggen. (Zie Ing. St. n°. 247). Deze voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XII. Voordracht betrekkelijk het in goeden staat doen brengen van het Raamland onder Zoeterwoude en de verzoeken van de Leidsche Scherp- schutters-Vereeniging en de Studenten-Vereeniging Pro-Patria, betrekkelijk de oprichting van een schietbaan. (Zie Ing. St. n°. 249 en 261). De heer Scheltema. Ik kan mij met het voorstel van Burg. en Weth. wel vereenigen, maar niet met de praemissen, waarop dat voor stel steunt. Ik beschouw dat eene schietbaan eene zaak is van Rijksbe lang en dat dus de kosten zoo van oprichting als van onderhoud moeten komen ten laste van het Rijk en niet van de gemeente. Wat betreft de bewering van Burg. en Weth. dat nu de communicatie tusschen Leiden en Katwijk zoozeer is verbeterd, het niet noodig zijn zal in de behoefte aan eene goede schietbaan te voorzien, die is m. i. in zoover onjuist dat die behoefte voor leger en schutterij nog evenzeer bestaat als vroeger. Maar zooals ik zeide, ik kan mij met de conclusie van het voorstel van Burg. en Weth. wel vereenigen omdat het hier geldt eene zaak van Rijks belang en zal er daarom voor stemmen. Het voorstel wordt met algemeene (23) stemmen aangenomen. De heer Van Dissel had de vergadering verlaten. XIII. Voordracht tot wijziging van de verordening regelende de invor dering der plaatselijke directe belasting. (Zie Ing. St. n°. 251 en 263). Wordt zonder beraadslaging, met algemeene (22) stemmen aangenomen. De heer Dercksen houdt zich buiten stemming. XIV. Voordracht tot wijziging van de gemeentebegrooting voor 1882. (Zie Ing. St. n®. 252 en 263). De voorgestelde wijzigingen in de inkomsten en uitgaven voor 1882, worden achtervolgens goedgekeurd, en ten slotte de begrooting voor 1882 in ontvangst en in uitgaaf ten bedrage van f 857.524.55 met algemeene stemmen aangenomen. XV. Voordracht betrekkelijk de terugkeering van den grond aan den Vestwal 'bij den Vliet aan de gemeente. (Zie Ing. St. n°. 250 en 263). Dëze voordracht wordt met algemeene stemmen aangenomen. XVI. Voordracht betrekkelijk den aanleg van een stoomtram langs den Hoogen Rijndijk. (Zie Ing. St. n°. 254). Ook deze voordracht wordt met algemeene stemmen aangenomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1881 | | pagina 4