104
en thans staan wij voor de vraag, of het onderzoek, dat heeft plaats gehad,
moet bestendigd blijven, of het voortdurend moet plaats hebben? In het
voorstel van Burg. en Weth. heb ik te vergeefs gezocht naar redenen, die
de noodzakelijkheid eener voortdurende contróle aantoonen. Nu ben ik
volstrekt niet tegen eene bestendige contróle, als deze noodig is, maai-
tot nu toe ben ik daarvan niet overtuigd. Wij hebben hier eene eigen
fabriek en het komt mij voor dat door de gasverbruikers zeiven een vol
doend toezicht kan worden uitgeoefend en dat, wanneer er later al eens
een bijzonder onderzoek zal noodig geoordeeld worden, daartoe dan ook
kan worden overgegaan. Ik heb gemeend dit te moeten doen opmerken,
omdat ik, niet overtuigd wordende van de noodzakelijkheid van eene voort
durende contröle, tegen dit voorstel zal stemmen.
De Voorzitter. Ten einde zooveel mogelijk dé discussien te bekorten,
wensch ik eene nadere toelichting te geven aan de voordracht betrekke
lijk de aanstelling van een controleur. Burg. en Weth. zijn er niet van
overtuigd dat er een voortdurend onderzoek noodig is en in zoover zijn
zij het eens met den geachten vorigen sprekermaar het thans gedane
voorstel is ingediend uit déferentie voor een besluit door den Raad geno
men en Burg. en Weth. hebben gemeend dat voorstel in den door den
Raad aangegeven zin te moeten doen. Het is dus geen uitvloeisel van de
overtuiging van Burg. en Weth., maar het opvolgen van een door den
Raad uitgedrukten wensch.
De heer Verster. Het is immers de bedoeling, m. d. V. dat wij thans
alléén de quaestie van de aanstelling van een controleur behandelen? Ik
doe die vraag omdat men uit de praemissen van het voorstel van Burg.
en Weth. (met welke praemissen ik niet geacht wil worden mij te
vereenigen) zoude kunnen opmaken, dat wij, door aanneming van het
voorstel van Burg. en Weth., ons tot meer zouden verbinden. In de
alinea die het voorstel vooraf gaat lees ik: „In de eerste plaats zal
alsnu, naar onze zienswijze, door den Raad moeten worden overgegaan
tot de benoeming van een deskundige aan wien bedoeld onderzoek zal
worden opgedragen, en vervolgens is het noodig dat voordien ge
meente-ambtenaar eene instructie worde ontworpen, waarbij nauwkeurig
wordt omschreven welke verplichtingen aan die betrekking zijn verbonden
en op welke wijze het onderzoek moet worden ingesteld, terwijl einde
lijk de jaarwedde dier betrekking zal moeten worden bepaald." Derhalve
stellen Burg. en Weth. voor te besluiten tot aanstelling van een ambtenaar
belast met het onderzoek der lichtsterkte van het gas en knoopen dan
daaraan andere besluiten vast. Ik moet zeggen dat ik in de rangregeling
nog al bezwaar heb. Burg. en Weth. wenschen eerst een titularis te be
noemen en vervolgens diens jaarwedde vast te stellen en eindelijk zijne
instructie te ontwerpen. Ik zou juist het omgekeerde verlangen en eerst
wenschen over te gaan tot het ontwerpen eener instructie, dan, al naar
mate de eischen die daarbij gesteld worden, het traktement willen bepa
len om ten slotte tot de benoeming van den titularis over te gaan. Wan
neer deze mijne zienswijze ook de bedoeling is van Burg. en Weth. zal
ik mij" voor de voordracht verklaren, vermits ik op de voortzetting der
contröle hoogen prijs stel.
De Voorzitter. Er is op dat oogenblik nog geene quaestie van de
aanstelling van een ambtenaar. Nu betreft het alleen de vraag of een
ambtenaar zal aangesteld worden; en als die vraag in bevestigenden zin
zal zijn beantwoord dan eerst kunnen Burg. en'Weth. zich bezig houden
met het opmaken eener instructie en het doen eener voordracht ten aan
zien van de jaarwedde van dien ambtenaar. Het zoude m. i. mogen heeten
de paarden achter den wagen spannen, wanneer wij begonnen met eene
instructie en de jaarwedde van een ambtenaar vast te stellen, om eerst
daarna uit te maken of een zoodanig ambtenaar zal worden aangesteld.
De heer Verster. Ik dank U voor de gegeven inlichtingen. Met de
thans door U mondeling medegedeelde volgorde kan ik mij volkomen ver
eenigen, maar het is dan ook eene geheel andere als die in het rapport
van Burg. en Weth. is vermeld en waartegen ik bezwaar heb.
De Voorzitter. Aan het slot der voordracht, in het geformuleerde
voorstel, wordt de volgorde aangegeven. Daar wordt gezegd„Wij stellen
Uwe Vergadering mitsdien voor te besluiten dat door den Gemeenteraad
een ambtenaar zal worden aangesteld belast met het onderzoek van de
hoedanigheid en de lichtsterkte van het gaslicht, op een nader te bepalen
jaarwedde, en ons college uit te noodigen eene instructie voor dien amb
tenaar te ontwerpen en aan Uwe Vergadering ter vaststelling aan te bie
den." Derhalve is de vraag of een ambtenaar zal worden aangesteld, wel
degelijk als eerste punt in ons voorstel opgenomen.
De heer Van der Zweep. Ik moet verklaren dat ik tegen deze voor
dracht zal stemmen. Het practisch nut van een voortdurend onderzoèk
kan ik niet inzien, daar waar men een eigen fabriek heeft. Moeten wij
echter eene contröle hebben, dan is één ambtenaar niet voldoende, dan
zullen er twee dienen te worden aangesteld, want wien zal men moeten
gelooven wanneer er tusschen den Directeur der labriek en den ambte
naar-controleur verschil in cijfers bestaat. Dan zal het geschil aan de be
slissing van arbiters moeten worden onderworpen gelijk ook in Engeland
plaats heeft. Eén controleur is niets. Moet er geld weggeworpen worden,
laten wij dan maar iets meer wegwerpen en dan twee controleurs aan
stellen gelijk het behoort.
De heer Driessen. Ook ik zal mij tegen de voordracht verklaren. De
Gasfabriek heeft nu sedert 30 jaren steeds gunstig gewerkt en ik zou
niet gaarne zien dat er een controleur werd aangesteld. De directeur is
een ervaren en kundig man, bovendien hebben wij eene Commissie van
Toezicht uit den Raad, maar het publiek, de gasverbruikers zeiven zijn
naar mijn gevoelen de beste controleurs en verdere contröle hebben wij
niet noodig.
De heer Dercksen. Ook ik zal tegen de voordracht stemmen omdat
ik niet wensch mede te werken tot bestendiging van iets dat als een
tijdelijke maatregel werd beschouwd. Ik heb tevens bezwaar tegen de aan
stelling van een bezoldigden controleur, met het oog op de gemeente-
financiën.
De heer Van Dissel. Met een enkel woord wensch ik te motiveren
waarom ik mij tegen de voordracht zal verklaren. Ook ik oordeel de aan
stelling van een controleur n u ontijdig. In den laatsten tijd is er toch
ten aanzien van de Gasfabriek in tweëerlei opzicht veel geschied. Het is
zeer duidelijk geworden dat de Raad wenscht goed gaslicht te bekomen
en daarvoor zal zeker door den Directeur goed worden gezorgd, wijl de
Commissie van de Gasfabriek en Burg. en Weth. hem de wenschen van
den Raad zullen voor oogen stellen. De Gasfabriek wordt verbeterd, de
directie krijgt de middelen om te zorgen dat goed gas wordt gefabriceerd.
Ik acht daarom nu eene contröle nog niet noodig. Wij zullen eerst nog
moeten afwachten wat de invloed is van de nieuw ingetreden phase t. w.
van de Gasfabriek, voor men tot de aanstelling van een controleur besluit.
Of contröle in ieder geval onnoodig zal zijn weet ik natuurlijk niet, maar
ik geloof dat n u het oogenblik daarvoor niet gunstig is. Ik zal mitsdien
tegen het voorstel stemmen.
De heer Van Iterson. De Raad kan niet anders dan dankbaar wezen
voor het voorstel thans gedaan en zou dit stellig zijn ook zonder de ver
klaring van Uwe zijde, m. d. V., gedaan betrekkelijk de deferentie van
Burg. en Weth. voor de uitgedrukte meening van den Raad. Het spreekt
van zelf dat bij mij geen plan bestaat om over het onderwerp nog in
breedvoerige discussien te treden, daar deze zaak tot vervelens toe werd
behandeld, besproken en beslist. Dat de zienswijze van den Raad nog niet
veranderd is zal vermoedelijk uit de stemming straks blijken. Niet voor
de leden die den gang van zaken in deze kennen, maar voor hen die heden
van deze quaestie voor 't eerst kennis nemen, acht ik het nuttig nog
kortelijk nader eenige inlichtingen te geven. De heeren Bool en Van Dis
sel behandelen deze zaak nu voor het eerst en weten niet bij ervaring
wat er is voorgevallen voor dat men gekomen is tot het instellen van
een onderzoek naar de lichtsterkte van het gas. Dat onderzoek werd in
het leven geroepen naar aanleiding van onbestemde klachten van buiten
af, die ook weerklank vonden in den Raad. Gegrond of ongegrond gaven
die klachten tot besprekingen en ook tot tegenspraken aanleidingmaar
er ontbrak een beslissend onderzoek dat eindelijk ook door de Commissie
van Toezicht op de fabriek werd verlangd. Toen is men een tijdperk van
bevrediging ingetreden en is er aan de praatjes een einde gekomen, ofschoon
het verloop van het onderzoek niet ongestoord kon blijven. Ongelukkig
is dat samengevallen met eene opkomende behoeftp aan verbouwing en
vernieuwing der fabriek en nu na het toestaan der laatste 2 ton, ik
ben het eens met den heer Van Dissel, nu is de zaak eene nieuwe
phase ingetreden. Maar nu wil ik het gevraagd hebben of ooit ster
ker de wenschelijkheid van contröle gevoeld is dan juist nu. Nu moet
blijken of er goed gas geleverd kan worden en de wijze waarop zal in de
concept-instructie, die Burg. en Weth. ons zullen voorleggen, worden ge
regeld. Ik herhaal het, nimmer is er grooter behoefte geweest aan con
tröle dan juist nu op 't oogenblik. Wij moeten komen tot de zekerheid
dat goed gaslicht gegeven wordt en daartoe kunnen wij niet geraken wan
neer de contróle niet definitief en goed geregeld wordt. Juist nu is het
voorstel noodig; ik heb het met groot genoegen begroet en ik vertrouw
dat het door den Raad zal worden aangenomen.
De heer Van der Zweep. Volgens art. 6 der verordening voor de
gasfabriek moeten de beambten der fabriek door de commissie van toe
zicht worden benoemd. Deze ambtenaar nu, onder welk ressort zal hij
komen, onder dat der fabriek of van de gemeente, is het een stedelijk
ambtenaar ja dan neenik begrijp de verhouding niet goed. Ik geloof
dat dit nog behoorde te worden uitgemaakt en dat in den geest der be
slissing de verordening voor de fabriek moet worden veranderd.
De heer Wilhelmy Damsté. Ik had eerst geen plan het woord te
vragen, maar na den heer Van Iterson te hebben gehoord, moet ik toch
wijzen op het financieel gevolg dat uit de aanstelling van een controleur
zal ontstaan. Daardoor zal weder een jaarlijksterugkeerende post op de
begrooting gebracht moeten worden, waarvan ik het bedrag nu niet kan
bepalen, maar dat toch zeker niet minder dan ƒ2000 zal zijn. Straks
zullen wij reeds een besluit nemen om den hoofdelijken omslag, vastge
steld bij de begrooting op 120.000, te overschrijden. Om nu nog een
paar duizend gulden uit te geven welke niet noodig zijn, keur ik niet goed.
Daar deze controleur in elk geval een wetenschappelijk man van eenige
beteekenis moet wezen, zal ƒ2000 'sjaars niet te hoog geraamd zijn. Ik
zal daarom tegen het voorstel van Burg. en Weth. stemmen.
De heer Dercksen. Ik wensch alleen aan den heer Van Iterson te vra
gen of mijn geheugen mij ook ontrouw is als ik mij herinner dat de
Raad nooit heeft hepaald dat er eene blijvende contróle zal bestaan? Wan
neer nu deze voordracht wordt afgestemd, blijft dan de tegenwoordige
toestand bestaan? Ik heb gemeend den maatregel als tijdelijk te moeten
beschouwen en hem niet te bestendigen.
De heer Van Iterson. Ik zou de vraag van den heer Dercksen met
eene wedervraag kunnen beantwoorden. Wat doet het er toe, hoe ik er
over denk? Ik zie niet in wat voor nut het heeft mijne meening daar
omtrent te weten. Wil de heer Dercksen echter weten wat door den
Raad is besloten, dan kan ik hem daaromtrent mededeelen dat herhaalijk
op contröle over het gaslicht is aangedrongen en dat ten gevolge daar
van tot contróle is besloten zonder dat evenwel is bepaald dat die per
manent zou zijn. De Raad is natuurlijk bevoegd de besluiten zoo dikwijls
te veranderen als hij wil.
De heer Dercksen. (Voor de derde maal met verlof van de vergade
ring.) Ik wenschte niet te weten wat de bedoeling van den heer Van
Iterson is, maar of mijne meening waarheid bevat. Is er besloten tot
eene blijvende contröle dan is het mij goed, maar ik zou niet gaarne
medewerken tot het creéeren van een precedent.
De heer Bool. Ik ben den heer Van Iterson dank verschuldigd voor
de inlichtingen die hij aan de nieuwe leden van den Raad heeft verstrekt.
Tot mijn leedwezen moet ik er echter bijvoegen dat zijne mededeelingen
mij nog niet overtuigd hebben van de noodzakelijkheid eener blijvende