GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
113
INGEKOMEN STUKKEN.
N°. 245. Aan den Gemeenteraad.
De Commissie in de Raadsvergadering van 17 Maart 1881 benoemd
om U te dienen van advies aangaande de vraag of de gemeente al dan
niet zal voortgaan met het verzekeren van hare eigendommen zoo roe
rende als onroerende, en zoo ja, of alsdan het bedrag waarvoor die eigen
dommen thans ieder afzonderlijk zijn verzekerd voldoende is, of wel aan
eene nauwkeurige herziening moet worden onderworpen, heeft de eer bij
deze haar rapport aan uwe vergadering uit te brengen.
Bij het ingesteld onderzoek of op den voorhanden staat van verzekerd
eigendom der gemeente alle gebouwen als verzekerd voorkwamen, is het
gebleken, dat op dien staat niet werden gevonden:
l9 de Kazernen,
29 het Militair Detentiehuis vroeger het Pesthuis,
3e 's Gravenstein,
49 het Kruithuis.
Wat betreft l9 de Kazernen, eigendom verbleven aan de gemeente
doch bij het Rijk in gebruik, hebben wij bij onderzoek bevonden, dat in
de overeenkomst dd. 29 Dec. 1860 tusschen den Garnizoens-Commandant
namens den Minister van Oorlog, daartoe door den Koning gemachtigd
bij besluit van 6 Aug. 1860 en het bestuur der gemeente Leiden inge
volge Raadsbesluit van 4 October 1860 goedgekeurd door de Gedeputeerde
Staten van Zuidholland dd. 9 Oct. 1860 N°. 22 is overeengekomen, art. 5
de contractant ter andere zijde (zijnde de Garnizoens-Commandant) in
zijne vermelde hoedanigheid, verklaart, dat, wanneer onverhoopt de ge
bouwen in art. 1 der overeenkomst vermeld, tijdens zij bij de militairen
in gebruik zijn, door brand vernield of beschadigd mochten worden, zij,
voor rekening van het Rijk herbouwd of hersteld zullen worden en aan
de gemeente blijven behooren. Eene verzekering door de gemeente is der
halve onnoodig, daar voor het geval van brandschade voldoende is zorg
gedragen.
29 Omtrent het Militair Detentiehuis, vroeger het Pesthuis, onder
de gemeente Oegstgeest gelegen, bij het Rijk in gebruik, doch mede eigen
dom gebleven van de gemeente is geene bepaling gevonden van vergoe
ding bij eventueele brandschade en is dit eigendom niet door de gemeente
verzekerd.
Op verzoek uwer Commissie hebben B. en W. zich gewend tot den
Minister van Justitie met verzoek om dezelfde bepaling omtrent eventueele
brandschade als voor de Kazernen is overeengekomen ook voor de Mili
taire Gevangenis van toepassing te verklaren.
De Minister van Justitie is echter een andere meening toegedaan. De
gevoerde correspondentie is als bijlage bij dit rapport gevoegd.
Het komt uwe Commissie voor dat er evenals omtrent de Kazernen,
voorzien moet worden voor het geval van brandschade aan het Militair
Detentiehuis en met het antwoord van den Minister geen genoegen kan
of mag worden genomen. De gemeente Leiden moet weten waaraan zij
zich in het geval van brandschade heeft te houden.
39 's Gravenstein als huis van arrest vroeger bij het Rijk in ge
bruik, thans als kantonnale Gevangenis aangewezen, is mede eigendom van
de gemeente gebleven, doch niet meer bij het Rijk in gebruik zijnde, zal
door de gemeente moeten worden verzekerd.
49 Het Kruithuis. Kruithuizen worden bij geen enkele maatschappij
in verzekering opgenomen.
Naar het gevoelen uwer Commissie moeten de gemeentegebouwen sub
N°. i en N®. 2 genoemd, als eigendom der gemeente op den staat der
verzekerde eigendommen voorkomen met bijvoeging van hetgeen omtrent
brandschade is of zal worden bepaald of overeengekomen.
N°. 3 zal na gedane verzekering op den staat moeten worden ge
plaatst.
N°. 4 alleen als eigendom der gemeente op den staat worden gebracht.
Op den staat der verzekerde eigendommen der gemeente trok mede de
aandacht uwer Commissie dat door de gemeente waren verzekerd ge
bouwen die bij anderen in kosteloos gebruik zijn en waarvan de premie
van verzekering en administratiekosten jaarlijks door de gemeente worden
betaald.
Daartoe behooren:
l9 de Armenkerk op de Lammermarkt sedert 1858 in gebruik bij de
Nederd. Herv. Gemeente volgens contract voor 25 jaar, vervallende in 1883.
29 het gebouw op de Haarl.straat, bekend onder den naam van de
soepkokerij, in gebruik voor een gedeelte bij de Regenten van de Huis-
zitten- en Diaconie-armen.
39 het gebouw op het Levendaal als turfschuur in gebruik bij Diakenen
der Ned. Herv. Gemeente.
49 het voormalig Bonhuis in de Bakkersteeg bij den Vliet in gebruik
bij het R. K. Armbestuur.
59 een gedeelte van het Bonhuis aan de Lange Langegracht als turf
schuur in gebruik bij de Armbesturen der N. H. Gem. en der R. K.
De vraag is voorgekomen of de billijkheid niet medebrengt, dat voor
die gebouwen, die zonder betaling van huur in gebruik zijn afgestaan en
waarvan het onderhoud ten laste van de gemeente is gebleven, door de
respectieve bruikers de kosten van verzekering en administratie in het
vervolg niet zouden moeten worden teruggegeven aan de gemeente, even
als heeft plaats gehad door de administratie van het Invaliedenhuis, die
niet alleen premie- en administratiekosten, maar ook den inleg bij het
sluiten heeft vergoed.
De vraag heeft zich mede voorgedaan bij de verzekering der torens van de
Pieters-, Hooglandsche-, Ooster-, Waalsche- en St. Lodewijkskerken, alle
eigendom der gemeente Leiden, door haar onderhouden en verzekerd, en
in kosteloos gebruik bij verschillende gezindten.
Wanneer daartegen geene overwegende bezwaren bestaan, zouden die
torens aan de respectieve gezindten in eigendom kunnen worden overge
dragen, in welk geval het onderhoud en de verzekering door de gemeente
Leiden zou vervallen.
De bij dit rapport overgelegde staat (bijl. A.) zal U een overzicht geven
van de verzekerde eigendommen der gemeente Leiden ten getale van 54.
De eigendommen met de gemeenten Utrecht, Woerden en Delft, ten getale
van 10, verder den datum waarop de polissen zijn gesloten en wanneer
zij vervallen; het bedrag waarvoor ieder eigendom hetzij in herbouw,
hetzij innerlijke waarde of wel voor beide, benevens de meubelen en an
dere losse goederen zijn verzekerd, de premiën van verzekering- en admi
nistratiekosten over het laatste dienstjaar, volgens de gemeente rekening
over 1880 betaald.
De bijl. B. geeft U een overzicht van hetgeen aan inleggelden, premiën
en administratiekosten blijkens de gemeenterekeningen sedert 1853 tot
en met 1880 jaarlijks is betaald geworden.
Bijl. C. voor welk bedrag en bij welke maatschappijen is verzekerd,
het onroerend eigendom in herbouw tot een bedrag van f 588.400.
In herbouw en in innerlijke waarde tot een bedrag van f 661.430.
De roerende goederen tot een gezamenlijk bedrag van 261.390.
Bijl. D. bevat de verzekering van de voorwerpen in het Museum de
Lakenhal, bijeengebracht in ééne som thans verzekerd voor f 55.200:
benevens de voorwerpen in bruikleen verkregen, die ieder afzonderlijk zijn
verzekerd na gehouden overleg en met goedkeuring der eigenaren of be
zitters.
Dit bedrag kwam aan uwe Commissie en ook aan de Commissie van
het stedelijk Museum te laag voor.
Eene taxatie der voorwerpen, elk afzonderlijk, ten einde bij eventueele
brandschade de waarde van het verlorene te kunnen terugbekomen, al
kon het voorwerp zelf niet worden terugverkregën, werd wenschelijk ge
oordeeld.
Daar de waardeering door deskundigen eene aanzienlijke uitgave zoude
vorderen, hebben op ons verzoek, de Heeren Cornet en Pleyte, leden der
Commissie voor het Museum, zich welwillend belast met de omvangrijke
taak, om, naar volgorde in den catalogus, de voorwerpen te waardeeren.
Het bedrag waarvoor die voorwerpen in het Museum aanwezig zijn
geschat, is behalve de in bruikleen verkregen voorwerpen, gestegen tot
f 65.187,30.
Over het algemeene was Uwe Commissie van oordeel, dat een groot
aantal gebouwen te laag waren verzekerd in verband met de bij brand
schade te ontvangen vergoeding, volgens de bestaande bepalingen in de
wetten en reglementen der verschillende verzekerings-maatschappijen.
Die opmerking heeft aanleiding gegeven om in afwachting van uwe
nadere beslissing omtrent een algemeene herziening der verschillende ge
bouwen reeds voorloopig eenige eigendommen voor meer of mindere aan
zienlijke verhooging als noodzakelijk aan te wijzen.
Die verhoogingen betreffen de eigendommen op bijl. A. vermeld sub:
N°. 1. Het Raadhuis.
4. De Waag.
5. De Lakenhal.
8. De Bank van Leening.
9. De Zijlpoort.
21. Het Logement den Burg.
24. Het Telegraafkantoor.
26. De Stadstimmerwerf, terwijl het bedrag van f 2000, waarvoor
de stadsboeier (sub N°. 42 voorkomende) is verzekerd, zou kunnen wor
den verminderd sedert het zich daarin bevonden hebbende zilver naar het
stedelijk Museum in de Lakenhal is overgebracht.
Ten einde te kunnen beoordeelen of de gemeente al dan niet zal voort
gaan met het verzekeren van hare eigendommen waaromtrent het advies
uwer Commissie is gevraagd, zal in de eerste plaats moeten worden na
gegaan, welke de finantieele gevolgen zouden zijn, wanneer de tegen
woordige verzekeringen werden opgezegd en de gemeente Leiden zichzelf
verzekerde.
Sedert 1842 tot en met 1880 is volgens de gemeente rekeningen voor
verzekering uitgegeven een bedrag van f 27.909.22Yj.
Onder dit bedrag is niet begrepen de premie van verzekering voor de
Gasfabriek, aan de beurs verzekerd voor een tijdvak van 6 jaren de ge
bouwen voor 84500, de roerende goederen voor f 47950, waarvoor de
premie ad f 2168.50 in eens is betaald, rechtstreeks door de Gasfabriek
en van welk bedrag jaarlijks een zesde gedeelte in uitgaaf op de rekening
wordt gebracht.
Over die 38 jaren verdeeld geeft een gemiddelde jaarlijksche uitgaaf
van ruim f 730.
In de laatste jaren evenwel, is het bedrag aanzienlijk toegenomen en
was in 1880 gestegen tot f 1905.
Die uitgaaf zal niet onwaarschijnlijk nog vermeerderen, wanneer nieuwe
gebouwen, zooals Gymnasium, Hoogere Burgerschool voor meisjes en an
dere scholen worden opgericht.
Op eene jaarlijksche uitgaaf van f 2500 zal mogen worden gere
kend, wanneer ook de noodzakelijke verhoogingen der bestaande verzeke
ringen hebben plaats gehad.
Bij de tegenwoordige inrichting der brandweer met hare Stoombrand-
spuit, 6 groote spuiten, 2 kleine spuiten, brandkranen en extincteurs zeker
nog te verbeteren door de aanschaffing van een tweede stoombrandspuit,
zij die dan ook van mindere capaciteit, gemakkelijker te vervoeren en
geplaatst in een ander gedeelte der gemeente dan de tegenwoordige en
daarbij in aanmerking nemende dat de gemeente Leiden het geluk heeft
gehad nog nooit brandschade te lijden, en dat de plaats gehad hebbende
branden in deze gemeente zich gelukkig hebben bepaald tot de perceelen
waarin de brand was ontstaan, dan zal men wel willen toegeven dat het
gevaar voor brand voor deze gemeente niet zeer groot is. Door de aanschaffing
van een tweede stoombrandspuit zouden een of meer groote handspuiten kunnen
worden afgeschaft, het getal brandspuithuizen en bonhuizen verminderd
en daardoor het onderhoud vervallen, het personeel der brandweer kunnen
worden ingekrompen. Door een en ander een aanzienlijke besparing ook
voor personeel en materieel worden verkregen.
Tegenover deze finantieele voordeelen staat het nadeel, te lijden door
eventueele brandschade aan een of meer gemeente-eigendom.
Wil men herbouwen of de geleden schade herstellen, dan zal de ge
meente bij niet verzekering harer eigendommen verplicht zijn, om in de