95 in die vakken kan evenmin onderwijs geven, zonder de noodige voorwer pen tot toelichting, en deze ontbreken geheel. De Voorzitter. B. en W. hebben zich volkomen verantwoord gere kend met het voordragen van die som, want anders zouden zij daartoe niet zijn overgegaan. Ik wil het gevraagd hebben of werkelijk die som men zoo verbazend hoog zijn. Voor eene nieuwe inrichting waar niets noemenswaardigs was, wordt 600 voor hulpmiddelen bij het onderwijs in de natuur- en scheikunde en 500 voor kunstgeschiedenis en teeke nen gevraagd. Wij weten toch allen wat voor het onderwijs in die vak ken noodig is en welke hooge prijzen die voorwerpen kosten. Ik had veeleer verwacht de erkentenis, dat men met groote spaarzaamheid was te werk gegaan, dan dat men aanmerkingen zou maken op eene mild heid, die zou afsteken bij karigheid ten aanzien van andere posten. De Raad heeft eenmaal besloten dat er eene hoog. burgersch. voor meisjes zal zijn en nu er onderwijs moet gegeven worden, moeten ook de daarvoor vereischte hulpmiddelen verschaft worden. Ik geloof dus dat het verwijt van weelderigheid of kwistigheid ten eenenmale onverdiend is en meen dat de uitgaven zoo zuinig mogelijk zijn berekend. Wenscht de heer Le Poole stemming? De heer Le Poole. Ach neen, ik verlang geen eens stemming, maar wensch alleen nog te herhalen, dat ik voor deze uitgave misschien zou kunnen stemmen als bij de ontvangsten het schoolgeld op 100 was bepaald. De Wet, welke de II. B. Scholen voor Meisjes niet heeft ge regeld, heeft ook daaromtrent geen voorschriften gegeven. De Voorzitter. Dat punt is indertijd bediscussieerd en ik geloof niet, dat de meerderheid van den Raad van gevoelen was dat het schoolgeld hooger gesteld moest worden dan de grens die het Rijk voor de rijks hoogere burgerscholen gesteld heeft. Als wij tot den betrekkelijken post genaderd zijn, kan de heer Le Poole desverkiezende een voorstel tot ver hooging van het schoolgeld doen. Volgn. 127 en 128 goedgekeurd. Volgn. 129. Jaarwedden der onderwijzers 118,145. De Voorzitter. Deze post wordt door B. en W. met 100 verhoogd. Aldus goedgekeurd. Volgn. 130137 goedgekeurd. Volgn. 138. Kosten van verlichting en verwarming en het schoonhouden der schoollokalen 4700. De heer Van Dissel. Ik wensch voor te stellen dezen post met ƒ100 te verhoogen om eenige dagen vroeger de kachels in de scholen te kun nen doen plaatsen. In den regel geschiedt dit zoo laat dat de kinderen in school verkleumen van de koude, terwijl zij te huis reeds aan een brandenden kachel zijn gewend. De Voorzitter. Ik geloof niet dat 't noodig is, want het is eene zeld zame uitzondering dat de kachels zóó laat geplaatst worden als dit jaar waarin een einde is gekomen aan het huren van de kachels. Men is daardoor met de plaatsing een weinig ten achteren. In den loop dezer week zullen alle stellig geplaatst zijnop de hoogere burgerschool zal dit morgen geschieden. De post is voldoende. Men zou wellicht als de begrooting van het loopende jaar niet reeds was vastgesteld, voor 1881 den post eenigszins kunnen verminderen, doordien men dit jaar iets later is begonnen te stokenmaar voor het volgende jaar is de uitgetrokken som, behoudens het geval van een buitengewoon strengen winter, zeker voldoende. Handhaaft de heer Van Dissel zijn voorstel nog? De heer Van Dissel. Ik trek het in. Volgn. 138 en 139 goedgekeurd. Volgn. 140. Kosten van vergelijkende examens 670. De Voorzitter. Het bedrag blijft hetzelfde, maar de som wordt ge splitst in twee deelen: het eene van 270 en het andere van 400. Volgn. 140 wordt dus ingetrokken op 270. Volgn. 140a. Kosten van advertentiën 400. Aldus goedgekeurd. Volgn. 141. Kosten voor het onderwijs in kunsten en wetenschappen 875. De heer Donner. Ik stel op dit artikel een amendement voor om de toelage van 250 aan het bestuur der vereeniging tot geregeld schoolbezoek ten be hoeve van de Herhalingsschool, te doen vervallen. Reeds ten vorigen jare heb ik mij daartegen verklaard, op grond dat ik in de eerste plaats het beginsel niet kan huldigen particuliere vereenigingen van onderwijs te subsidiëeren en toelagen te geven, vooral wat betreft het lager onder wijs. Iets anders is het ten opzichte van zuiver wetenschappelijke inrich tingen zooals Mathesis Scientiarum Genitrix. Ook doe ik het voorstel met het oog op de invoering van de wet, waarbij de regeling van het herha- lingsonderwijs is opgedragen aan den Raad. Ik heb gezien dat 1000 uitgetrokken zijn voor eene herhalingsschool en de gemeente voorziet dus in de behoefte. Welke behoefte bestaat er nu nog om 250 te verleenen aan eene particuliere vereeniging. Ik zie niet in dat daaraan behoefte ge voeld wordt, en het is in strijd met de wet op het lager onderwijs, eene particuliere vereeniging daarvoor te blijven steunen. Het voorstel van den heer Donner wordt voldoende onderstennd. De heer De Goeje. Een enkel woord tot bestrijding van het amende ment. Indertijd heeft de Raad het besluit tot subsidieering genomen met het oog op den nuttigen werkkring der vereeniging in het belang der Ge meente. Er is toen ook gewezen op het algemeen vertrouwen in de vereeniging gesteld, zoodat de herhalingsschool bezocht werd door kinde ren van allerlei richtingen. Het is waar, vroeger was men van meening, dat de Gemeente geen herhalingsonderwijs zou behoeven te geven, als de vereeniging gezind was het hare uit te breiden en zoo de taak van de ■Gemeente over te nemen. Dat zal echter niet het geval zijn. Is het nu daarom onraadzaam de vereeniging verder te blijven steunen? Wanneer men uitgaat van het beginsel, dat herhalingsonderwijs noodig is voor alle kinderen, moet men m. i. deze vraag ontkennend beantwoorden. Want het is een feit, dat vele kinderen in de week geen gelegenheid hebben van dat onderwijs gebruik te maken. Dat voor dezen eene zondagsschool, waar ze kunnen verkrijgen wat zij in de week niet kunnen bekomen, hoogst nuttig en heilzaam is, behoeft geen betoog. In deze behoefte nu voorziet de vereeniging, en daarom meen ik, dat deze uitgave in het wer kelijk belang der Gemeente is. De heer Donner. Het is de quaestie niet van het al of niet nuttige van het herhalingsonderwijs, maar wiens roeping het is daarvoor te zorgen. Als aan die roeping voldaan is door den Raad, waarom dan nog andere particuliere instellingen te ondersteunen En wat den Zondag betreft waarvan de vorige spreker gewaagde, welnu, als er kinderen zijn die en kel op Zondag onderwijs kunnen ontvangen en op geen anderen dag, laten wij dan de onderwijzers verzoeken of ze op Zondag die kinderen onderwijs willen geven en ze daarvoor betalen. De Sabbath toch is voor den mensch, niet de rnensch voor den Sabbath. Laat de gemeente dan op Zondag dat herhalingsonderwijs aan die kinderen verstrekken. Ik ge loof dus niet dat de redeneering van den heer De Goeje steek houdt. Het nut kunnen we gerust buiten quaestie laten. Herhalingsonderwijs moet er gegeven worden. Maar als het van ons uitgaat, waarom dan an deren te ondersteunen? De heer De Goeje. Wij hebben niet de vraag te beantwoorden, of wij een deel der op de Gemeente rustende taak aan eene vereeniging zullen opdragen. Wij hebben de herhalingsschool in bloeienden toestand gevonden zij had alleen eene kleine bijdrage van gemeentewege noodig, terwijl de kosten grootendeels bestreden worden door particuliere bijdragen. De school bestaat, zij wordt goed bezocht en geniet het vertrouwen van vele ingezetenen. En zij vervult eene behoefte, waaraan het herhalings onderwijs van gemeentewege te geven niet zal kunnen voldoen. De Voorzitter. B. en W. deelen volkomen de meening door den heer De Goeje uiteengezet. Die redenen hebben er ons toe geleid vroeger het voorstel van de bijdrage aanhangig te maken en daartoe een voorstel te doen. Ik zou het zeer betreuren als de Vereeniging tot bevordering van geregeld schoolbezoek, door herroeping van het vroeger genomen besluit, niet in de mogelijkheid zou verkeeren verder haar nuttige taak voort te zetten. Ernstig wensch ik dus in overweging te geven het amendement niet aan te nemen. Het amendement van den heer Donner om den post met 250 te verminderen, wordt hierop verworpen met 13 tegen 8 stemmen. Vóór de heeren Van der Zweep, Van Dissel, Le Poole, Scheltema, Du Rieu, Dercksen, Verster en Donner. De Voorzitter. Verlangt de heer Donner stemming over het artikel? De heer Donner. Ja, ik verlang stemming. Volgn. 141 wordt hierop aangenomen met 19 tegen 2 stemmen. Tegen de heerenLe Poole en Donner. Volgn. 142158 worden onveranderd goedgekeurd. Volgn. 159 „Renten van de bijzondere geldleeningen 11,300". De Voorzitter. Deze post moet verhoogd worden met 5000, zijnde 4 pCt. van 125,000, der laatstelijk genoteerde leening, De post wordt dus op 16,300 uitgetrokken. Volgn. 159 wordt aldus gewijzigd goedgekeurd en volgn. 160 onveranderd. Volgn. 161. „Pensioenen, lijfrenten en wachtgelden 15,800". De Voorzitter. Deze post moet verminderd worden met ƒ180, tenge volge van het overlijden van Dr. C. Terlaag. De post wordt alsnu 15,620. Volgn. 161 wordt aldus gewijzigd en volgn. 162171 ongewijzigd goedgekeurd. Volgn. 1/2. „Toelage aan de eigenaars van den Schouwburg 1500", De heer Donner. Ik wensch stemming over dit artikel, niets meer. In stemming gebracht, wordt dit volgn. met 16 tegen 5 stemmen aangenomen. Tegen de heeren Van Dissel, Le Poole, Scheltema, Verster en Donner. Volgn. 173178 worden goedgekeurd. Volgn. 179 „Onvoorziene Uitgaven" wordt aangehouden om later te worden ingevuld. Daarna wordt aangegaan tot de behandeling der Inkomsten. Volgn. 15 worden goedgekeurd. Volgn. 6. „Plaatselijke Directe Belasting" wordt aangehouden om straks te worden behandeld. Volgn. 714 worden goedgekeurd. Voign. 15. „Opbrengst van schoolgeld van de inrichting tot opleiding van Oost-Indische ambtenaren 2500". De heer Juta. Kunt u ook opgeven het aantal leerlingen, M. de V. zooals is toegezegd dat bij de behandeling der begrooting zou geschieden. De Voorzitter. Naar het aantal leerlingen dat is ingeschreven zou de post moeten worden verlaagd. Maar er zijn er een paar die zich voorloopig hebben aangegeven en er komen er gewoonlijk later nog bij. Ik zie er dus geen bezwaar in den post onveranderd te behouden. Hij zal niet aanzienlijk tegenvallen, maar niet veel worden overschreden. Volgn. 15 wordt aldus goedgekeurd. Volgn. 16 „Opbrengst van schoolgeld van de Latijnsche school (hooger onderwijs) 6600". De Voorzitter. Deze post moet met 435 worden verhoogd. Aldus gewijzigd wordt het art. goedgekeurd. Volgn. 17. „Opbrengst van schoolgeld (middelbaar onderwijs) ƒ11.000. De Voorzitter. Dit artikel moet met 1620 worden verhoogd, zoodat het bedrag wordt 12.620.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1881 | | pagina 5