90
Dat is voor mij eene reden om geen traktementsverhooging toe te staan.
Ik neem deze gelegenheid te baat om een klein abuis door de Comm. van
Fin. gemaakt te releveeren. Zij toch meent, daar personeele toelagen
ook als bezoldiging worden aangemerkt voor de regeling van het pen
sioen, de vraag of het beter ware, in plaats van eene traktementsverhoo
ging, eene personeele toelage tot hetzelfde bedrag te verleenen, ontken
nend te moeten beantwoorden. Ik zou tot eene tegenovergestelde con
clusie komen en meenen, dat de vraag, juist op grond dat de personeele
toelagen ook worden in aanmerking genomen bij de pensioensberekening,
bevestigend moest worden beantwoord.
De heer Bool. De opvatting van den heer Juta is niet die der Commissie.
De eenige reden, die, naar haar oordeel, voor het verleenen van eene
personeele toelage zou pleiten, zou gelegen zijn in de omstandigheid, dat
de toelage niet mede rekende als traktement en dus niet voor pensioen
in aanmerking kwam. Dit is echter wel het geval en daar overigens alle
redenen pleiten voor traktementsverhooging, heeft de Comm. v. Fin. ge
meend zich met het voorstel daartoe te moeten vereenigen.
De Voorzitter. Alleen wenschte ik den heer Juta nog in herinnering
te brengen, dat nog zeer kort geleden in den Raad eene traktements
regeling voor de ambtenaren is vastgesteld, zoodat er geen reden bestaat
om te onderstellen dat eventueele opvolgers dadelijk op het hoogste
traktement zullen worden aangesteld. Ik geloof, dat B. en Ws. met het
voorstellen dier regeling van de traktementen het bewijs hebben gegeven
niet zoo grif het hoogste traktement toe te kennen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De Voorzitter. Ik zal nu het voorstel van B. en Ws. in stemming
brengen en het er voor houden dat zij die tegen stemmen geacht wor
den zich te verklaren voor het voorstel van den heer Juta.
De heer Cock. En hoe als men bezwaar kon hebben tegen andere onder-
deelen van het artikel?
De Voorzitter. Ik heb gelegenheid gegeven de bezwaren toe te
lichten.
De heer Scheltema. Ik wensch mede te deelen, dat ik tegen trakte
mentsverhooging ben, in welken vorm ook.
De Voorzitter. De beraadslaging is reeds gesloten. Wanneer gij tegen
de verhooging waart, had 't U vrijgestaan een voorstel te doen tot ver
mindering van den post met 600. Dat is nu te laat. Heeft een der
leden bezwaar tegen de door mij voorgestelde wijze van stemming ten
aanzien van de vraag öf eene personele toelaag öf traktementsverhooging,
dan zal ik over beide voorstellen afzonderlijk laten stemmen.
De heer Scheltema. Ik meen U te hebben hooren verklaren, dat hij
die tegen de traktementsverhooging stemt, geacht wordt te zijn vóór het
verleenen der personeele toelage. Ik nu ben tegen elke verhooging van
den post hetzij in den vorm van personeele toelage of als traktements
vermeerdering.
De Voorzitter. Dan zult gij tweemaal tegen moeten stemmen en altijd in
de beteekenis dat gij tegen de geheele zaak zijt. Het artikel zooals het door
B. en W. is voorgesteld zal ik in omvraag brengen en herhaal dat hij
die tegen dat voorstel stemt geacht wordt te zijn vóór een personeele
toelage.
De heer Cock. Bij eventueele afstemming van dezen post krijgt geen
der ambtenaren iets.
De heer Buys. De billijkheid vordert m. i. eene andere wijze van stem
men te volgen, in dien zin, dat eerst gestemd worde over de vraag of
traktementsverhooging zal worden toegekend? Eerst als daartoe besloten
is, komt de vraag te pas op welke wijze de verhooging zal plaats heb
ben. Nu 't blijkt dat sommige leden in het geheel geen verhooging wil
len, dient men de vergadering in de gelegenheid te stellen duidelijk van
hare meening te doen blijken.
De Voorzitter. Ik ben bereid het denkbeeld van den heer Buys over
te nemen en in de eerste plaats in stemming brengen den post ten
bedrage van 10,600 en daarna de vraag of de som van ƒ600 zal zijn
personeele toelage of traktementsverhooging; doch merk daarbij op dat
bij de beraadslagingen niemand bezwaar heeft gemaakt tegen het voorge
stelde cijfer.
Met 20 tegen 1 stem, die van den heer Scheltema, wordt de geraamde
som van 10,600 goedgekeurd.
Het voorstel van B. en W. om aan de drie genoemde ambtenaren te
geven traktementsverhooging wordt aangenomen met 16 tegen 5 stemmen.
Tegen de heeren: Van der Zweep, Du Rieu, Juta, Bredius en Cock.
Vlgn. 64 goedgekeurd.
Volgns. 6585 worden goedgekeurd.
Vlgn. 86. Onderhoud en aankoop van voorwerpen van waarde of be
langrijk voor de oudheidkunde en de geschiedenis der kunst 700.
De Voorzitter. Burg. en Weth. stellen voor dezen post te verhoogen
met 100, ten einde op die dagen waarop het Museum voor het publiek
kosteloos open staat eenig meerder toezicht te kunnen laten houden op
de verschillende voorwerpen. Wij zullen op vrije dagen twee man noodig
hebben, die, daar die dagen op Zondag vallen, extra beloond zullen moeten
worden. Met 100 denken wij te kunnen volstaan. Ik stel dus voor de
700 op 800 te brengen.
De heer Juta. Hoeveel vrije dagen zijn er?
De Voorzitter. Ik reken op 50 Zondagen. Het kost iets meer, daar
er nog twee of drie Zondagen en enkele Feestdagen bij komen. Maar de
meerdere kosten kunnen gevonden worden uit de som van 700, die
jaarlijks wordt toegestaan.
De heer Buys. Is het uwe bedoeling, mijnheer de Voorzitter, die ver-
hóoging bij vlgn. 86 voor te stellen. Mij dunkt zij behoort eigenlijk bij
vlgn. 87. Immers vlgnr. 86 betreft enkel aankoop van voorwerpen van
kunst, terwijl vlgn. 87 in de bezoldiging van de beambten voorziet.
De Voorzitter. Dit is in zekere mate onverschillig. De 700 worden
echter niet uitsluitend besteed voor het aankoopen van voorwerpen, maar
dienen tevens om het onderhoud te bekostigen. De zorg dat de voorwer
pen niet worden beschadigd heeft wel het meest betrekking op 't onderhoud.
De heer Cock. Mag ik stemming over den post verzoeken of liefst over
de verhooging. Ik ben tegen de verhooging.
De Voorzitter. Dan zal ik de verhooging in stemming brengen. Als die
aangenomen is, dan kan de post geacht worden te zijn goedgekeurd.
De verhooging met ƒ100 wordt aangenomen met 17 tegen 4 stemmen.
Tegen de heeren: Donner, Dercksen, Wilhelmy Damsté en Cock.
Vlgn. 8688 worden hierop goedgekeurd.
Vlgn. 89 „Onderhoud van straten en pleinen 17,500".
De Voorzitter. Burg. en Weth. nemen het denkbeeld van de Com
missie van Financiën over, om dezen post met 5500 te verhoogen.
De heer Buys. Ik wensch als motie voor te stellen, de verdere beraad
slagingen uit te stellen. Wij zijn nu gekomen aan een belangrijk hoofd
stuk, dat zeker vrij wat besprekingen zal uitlokken, 't Zou te bejammeren
zijn als wij den tijd misten dit met de vereischte kalmte te doen.
De Voorzitter. De heer Buys stelt als motie van orde voor, de be
raadslagingen te verdagen. Verlangt daarover iemand 't woord?
De heer Juta. Mag ik vragen of uwe bedoeling is elk hoofdstuk afzon
derlijk niet in stemming te brengen?
De Voorzitter. Ik zie er het nut niet van in, doch als de leden er
op gesteld zijn, is 't mij onverschillig.
De heer Juta. Er zijn leden die tegen eenig hoofdstuk bezwaar kun
nen hebben.
De Voorzitter. Dan kunnen zij tegen de artikelen stemmen. Maar 't
is mij overigens onverschillig.
De motie van den heer Buys wordt hierop bij acclamatie aangenomen.
De Voorzitter. Het is mijn voornemen a. s. Maandag, ten i uur, de
behandeling der begrooting voort te zetten.
De Vergadering wordt hierop gesloten.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.
I