GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
97
INGEKOMEN STUKKEN.
V
N°. 313. Leiden, 14 October 1881.
Na kennisneming van de voordracht van Burgemeester en Wethouders
en het daarbij overgelegd rapport der gasdeskundigen aangaande de wer
ken die voor de verdere uitbreiding der Gasfabriek noodig zijn en de
daaraan verbonden uitgaven, hebben wij de eer U mede te deelen dat
tegen de beschikbaarstelling van de aangevraagde som ad 125000 bij
ons geene bedenkingen bestaan.
Wat de aflossing betreft vermeenen wij te kunnen verwijzen naar het
rapport der Commissie van Financiën dd. 7 Juni j. 1. (Ing. Stukken n0. 93),
betrekking hebbende tot het destijds aanhangig voorstel om te dezer
zake Y 195000 beschikbaar te stellen. Daarbij werd in overweging ge
geven te bepalen dat niet slechts 5°/o van het kapitaal jaarlijks voor
aflossing zoude worden aangewezen, zooals door Burgemeester en Wet
houders was voorgesteld, maar bovendien de jaarlijks ten gevolge van de
aflossing bespaarde renten, waardoor de gelden in veel korter termijn en
wel in 14 jaren in de 'gemeentekas zouden zijn teruggebracht.
Wij zouden het op de in bovenaangehaald rapport aangevoerde gron
den wenschelijk achten dat, in geval tot de uitbreiding der Gasfabriek
overeenkomstig het voorstel wordt besloten, tevens wordt bepaald dat
jaarlijks een bedrag van 5°/0 vermeerderd met de bespaarde rente voor
aflossing of terugbrenging in de gemeentekas van het kapitaal zal worden
aangewezen.
Verder is in de Raadszitting van 6 Augustus j. 1. overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders van den 5den te voren (Ing.
St. n°. 147) besloten dat de aflossing van het toen verstrekt kapitaal
van f 97500, eerst zal aanvangen na de afsluiting der rekening van de
Gasfabriek over het jaar 1882.
Het komt ons voor dat ten aanzien van de aflossing van de thans be-
noodigde gelden gelijke bepaling zal moeten worden vastgesteld.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N#. 314. Leiden, 14 October 1881.
Hoezeer de door de H. H. gasdeskundigen, benoemd bij Raadsbesluit
van 22 Juli j. 1., ingediende declaratien een vrij aanzienlijk bedrag aan
wijzen, zal uit den aard der zaak tot de betaling moeten worden over
gegaan en stellen wij Uwe vergadering voor de benoodigde gelden uit
de begrooting van het loopend jaar te voldoen, door vaststelling van den
door Burgemeester en Wethouders aangeboden staat model a, strekkende
de gelden te voldoen uit den post voor Onvoorziene Uitgaven.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 315. Leiden, 14 October 1881.
Tegen de voorstellen tot uitbreiding van het onderwijzend personeel
aan de scholen n°. 2 en n°. 3 der 3de klasse, ingevolge vermeerdering
van het aantal leerlingen, bestaat bij ons geen bezwaar, zoodat wij Uwe
vergadering in overweging geven dienovereenkomstig te besluiten.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.