55
Zitting van Vrijdag 22 Juli 1881,
geopend 's namiddags te 2 uren.
Voorzitter: de heer Burgemeester L. M. DE LAAT DE KANTER.
Te behandelen onderwerpen:
1°. Benoeming van twee gasdeskundigen. (130)
2°. Wijziging van het kohier der plaatselijke directe belasting, dienst
1881. (131)
3°. Suppletoire staat van begrooting van het Gereformeerd Minne- of
Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis voor 1881. (124)
4°. Voorstel tot het verleenen van een verlof aan den onderwijzer W. W.
Schipper. (127)
5°. Idem tot wijziging van de Verordening op de markten. (128)
6°. Idem betrekkelijk de jacht op waterwild op de Vroonwateren. (129)
7°. Rekening van het Stedelijk Werkhuis over 1880. (123)
8®. Idem van de Plaatselijke Schoolcommissie. (125)
Tegenwoordig 19 leden, als: de heeren Verster, Donner, Zaalberg,
Van HeukelomDe Clercq, Driessen, Van Wensen, De Fremery, Hartevelt,
Goudsmit, Bredius, Dercksen, Le Poole, Scheltema, Du Rieu, Cock, De
Goeje, Juta en De Laat de Kanter.
De heer Wilhelmy Damsté heeft kennis gegeven verhinderd te zijn de
vergadering bij te wonen.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag
7 Juli jl. worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede:
1°. Dispositie van de Gedep. Staten, van 12/15 Juli jl. B. n°. 2056
(3e afd.) G. S. n°. 48, ten geleide van het goedgekeurd raadsbesluit van
7 Juli tot onderhandschen afstand der tienden onder Leiderdorp.
2®. Missive van het Bestuur der afd. Leiden en Omstreken van de
Hollandsche Maatschappij voor Landbouw, houdende dankbetuiging voor
de gunstige beschikking in zake de verbetering van de Stads-Waag.
Deze missive luidt als volgt:
Leiden, 11 Juli 1881.
Wij hebben de eer U de ontvangst te melden van het Extract uit het Re
gister der deliberatiën van den Gemeenteraad, d. d. 9 Juni jl., waarbij
wordt aangenomen het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
het meer doelmatig doen inrichten van het lokaal de Boterwaag en tevens
aan ons bestuur in bedenking wordt gegeven eene Commissie uit belang
hebbenden te benoemen tot het wekelijks vaststellen van den marktprijs
der boter.
Wij hebben hiervan mededeeling gedaan in de laatst gehouden verga
dering onzer Afdeeling en zijn door haar uitgenoodigd om aan Heeren
Burgemeester en Wethouders onze erkentelijkheid te betuigen voor de
welwillende wijze waarop door den Raad op voorstel van Burgemeester
en Wethouders aan den wensch der Afdeeling is gevolg gegeven, terwijl
zij ons heeft opgedragen gevolg te geven aan Uwe uitnoodiging wat be
treft het benoemen eener vaste Commissie voor de vaststelling van den
marktprijs der boter.
Zoodra wij hiermede naar wensch geslaagd zijn, zullen wij de eer heb
ben U daarvan mededeeling te doen.
Het Bestuur van de Afdeeling Leiden en Omstreken
der Holl. Maatschappij van Landbouw,
S. De Clercq Wz., Voorzitter.
A. C. Smit, Secretaris.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders
der Gemeente Leiden.
Deze worden voor kennisgeving aangenomen.
3®. Dat op Zaterdag 16 Juli jl. heeft plaats gehad de opneming der
boeken en kas van den gemeente-ontvanger.
Het daarvan opgemaakt procesverbaal is ter inzage van de leden in de
Leeskamer nedergelegd.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1®. Missive van de Commissie tot oprichting van een gedenkteeken
voor Leidens Ontzet, houdende verzoek tot aanwijzing van eene plaats
voor dat gedenkteeken.
Deze missive luidt als volgt:
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
De Commissie tot oprichting van een Gedenkteeken voor Leiden's Ont
zet heeft de eer aan Uwe Vergadering mede te deelen dat het Gedenk
teeken thans zoover gevorderd is, dat het binnen weinige maanden
geheel voltooid kan zijn en aan de Gemeente Leiden kan worden aange
boden. D
Zij spreekt derhalve den wensch uit dat Uwe Vergadering zal mogen
goedvinden dit geschenk van wege de Leidsche burgerij en andere land-
genooten te aanvaarden en onder Uwe hoede te nemen.
Met belangstelling heeft zij uit de Dagbladen het votum der Tweede
Kamer vernomen betreffende de Ruïne, waardoor met grond kan worden
verwacht, dat de Gemeente daarover weder de vrije beschikking zal be
komen.
In die onderstelling vermeent zij de hoop te mogen uitspreken dat
Uwe Vergadering voor het Gedenkteeken zoodanige plaats op dat plein
zal willen aanwijzen als de meest geschikte zal worden bevonden.
De Commissie voornoemd,
Leiden, 14 Juli 1881. M. De Vries, Voorzitter.
J. A. F. Coebergh, Secretaris.
ZlTTINGVEESLAO 1881.
2®. Verzoek van P. H. Voorhoeve, tot het leggen van een riool in
gemeentegrond.
3®. Missive van Curatoren der gemeenteinrichting tot opleiding van
O. I. ambtenaren, houdende voorstellen tot uitbreiding van onderwijzend
personeel en wijziging der Verordening.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
4'. Verzoek van J. Verschuiling, om geplaatst te worden op de lijst
van kiesgerechtigden voor den Gemeenteraad.
Deze missive luidt als volgt:
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Ed. Achtbare Heeren,
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Johannes Verschuiling, par
ticulier alhier, dat hij voor den Gemeenteraad kiesgerechtigde is, geen stem
biljetten heeft ontvangen voor de verkiezing van elf leden voor den Raad
op 19 Juli;
dat hij zich heeft begeven ten gemeentehuize, gevraagd om stembil
jetten, ontvangen ten antwoord, worden niet meer afgegeven, te laat,
is door den gemeenteontvanger het abuis geschied, doordien hij de
grondbelasting die adressant betaalt niet heeft medegerekend
adressant vermeent dergelijke handeling niet billijk is en invloed kan
hebben op de stemming daar het meermalen is gebleken ééne stem den
doorslag kan geven bij eene verkiezing
dat bij bij dezen protesteert tegen die verkiezing;
dat hij verzoekt op de kiezerslijst geplaatst te worden;
dat hij UEd. Achtbaren verzoekt en moge behagen het noodige onder
zoek in te stellen naar dit verzuim en dit te herstellen.
'tWelk doende,
Leiden, 18 Juli 1881. J. Verschuiling.
De Voorzitter stelt voor aan den adressant te kennen te geven dat de
bezwaren tegen de kiezerslijst niet binnen den bij de Wet bepaalden tijd
zijn ingediend, zoodat zijn verzoek niet in overweging kan worden genomen.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
Aan de orde is:
I. Benoeming van twee gasdeskundigen.
(Zie Ing. St. n®. 130).
De heeren Van Heukelom, De Fremery en Le Poole worden door den
Voorzitter uitgenoodigd met hem het stembureel uit te maken.
De uitslag is dat gekozen worden: 1®. de heer J. C. M. Simon Tho
mas, directeur der Gasfabriek de Bruyn te Amsterdam met 12 van de
19 stemmen, terwijl de heer Dr. Th. Van Doesburgh 7 stemmen op zich
vereenigde; de heer A. J. Van Eyndhoven met 12 van de 20 stemmen
(zijnde er 1 biljet te veel in de bus gevonden), terwijl de heer J. A.
Francois 7 stemmen erlangde en 1 biljet in blanco was.
De Voorzitter. Ik dank de heeren stemopnemers voor hunne moeite.
Aan de benoemde heeren zal van hunne benoeming worden kennis gegeven.
II. Wijziging van het kohier der plaatselijke directe belasting, dienst 1881.
(Zie Ing. St. n®. 131).
De Voorzitter. Ik stel voor, ingevolge de opmerkingen van de Gedep.
Staten te besluiten en het kohier thans definitief vast te stellen tot het
bedrag van ƒ109,108.10.
Dienovereenkomstig wordt met algemeene (18) stemmen besloten, ter
wijl de heer Dercksen zich buiten stemming hield.
III. Suppletoire staat van begrooting van het Gereformeerd Minne- of
Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis voor 1881.
(Zie Ing. St. n®. 114).
Wordt aangenomen met algemeene stemmen.
IV. Voorstel tot het verleenen van een verlof-aan den onderwijzer
W. W. Schipper.
(Zie Ing. St. n®. 127).
De heer Donner. Een enkel woord, mijnheer de Voorzitter! Ik voel
mij meer geneigd mij te scharen aan de zijde van den Arrondissements-
Schoolopziener dan aan die van het Dagelijk>ch Bestuur, in zake dit ver
zoek, en wel op dezelfde gronden als door den Schoolopziener aangegeven.
Er_ is in art. 32 der Wet op het Lager Onderwijs geen sprake van het
geven van verlof, maar alleen van voorziening in de tijdelijke waar
neming van eene onderwijzersplaats door schorsing, ontslag of ontsten
tenis ontstaan. Van de drie daar genoemde gevallen is het geven van
verlof, voorzoover ik kan zien, geheel uitgesloten. Ik meen daarom dat
het niet tot de competentie van den Raad behoort zoodanig verlof te*
verleenen, waarbij alleen het belang van adressant en in geen geval het
belang van de school is betrokken. Integendeel, het toestaan van het
verzoek zal altijd meer of min nadeel voor het onderwijs opleveren. Elke
wisseling van personeel is nadeelig voor het onderwijs. Bovendien, wij
weten wel wien we op het oogenblik hebben en, met alle erkentenis
van de recommandatiën van zijn plaatsvervanger, weten wij van dezen
niet zooveel als van den heer Schipper. Waar nu het belang van de
school door de inwilliging van dit verzoek niet bevorderd wordt, meen
ik niet te mogen besluiten tot iets waartoe de Wet geen aanleiding geeft.
Daarbij geloot ik met den Schoolopziener, dat wij door de inwilliging een
gevaarlijk precedent zouden stellen. Het kan navolging vinden, het zal
navolging vinden. De ervaring heeft geleerd dat meer dan een onder
wijzer aspireert zich verder te bekwamenik heb er lof voor, maar ver
geet niet dat het hun belang geldt. Stellen wij eenmaal dezen weg open,
dan is het te verwachten, dat er meer aanzoeken van gelijken aard zullen
komen. Ik nu, geloof niet, dat de Raad geroepen is daartoe mede te
werken of gunsten van dien aard te verleenen. Waren wij eene par
ticuliere Schoolcommissie, dan zouden wij misschien zoo iets kunnen doen.