GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 55 INGEKOMEN STUKKEN. N°. 122. Leiden, 17 Juni 1881. Bij het ontwerpen van de begrooting van inkomsten en uitgaven over 1882 voor de school van het Genootschap: M. S. G. ziet het Bestuur zich genoodzaakt om U in kennis te stellen met de moeielijkheden, die zich daarbij hebbep voorgedaan, en Uwe tusschenkomst in te roepen, ten einde die te boven te komen. Wij nemen de vrijheid U daartoe den tegenwoordigen staat der school eenigszins uitvoerig toe te lichten, vooral in vergelijking met vorige jaren. In 1864 nam het Genootschap M. S. G. de taak op zich om een in richting te stichten, die in de plaats zou komen van de Burgerdag- en Avondscholen, welke de Gemeente Leiden volgens de Wet op het Mid delbaar onderwijs verplicht was op te richten. Het Genootschap heeft die taak uitgevoerd en de Gemeente is dientengevolge van hare ver plichting ontheven. Aan de bestaande school werd zoodanige uitbreiding gegeven, als aan de toenmalige bestuurders voldoende scheen; tevens werd de voortgezette cursus in hand- en bouwkundig teekenen, die aan zulk eene erkende be hoefte voldeed, maar door de Wet op 't Middelbaar onderwijs niet geeischt werd, behouden. Van de Gemeente ontving het Genootschap daarvoor eene toelage van f 2000. De uitgaven bedroegen in 186465 (Sept.Sept.) slechts f 4800; het volgende jaar f 5600. Gaandeweg zijn die uitgaven vermeerderd, zoodanig dat zij in 18791880 tot f 9350 geklommen zijn. De toelage der Gemeente werd in 1866 tot f 3000 verhoogd, sinds 1869 met nog f 300 voor gasverbruik; sinds 1874 tot f 4400 -f- f 300 voor gas, en in 1880 tot f 4400 -f- 600 voor gas. Sedert 1876 zijn de Provinciale Staten het Genootschap te gemoet ge komen met eene jaarlijksche toelage van 1000. Het ontbrekende werd gedekt uit de schoolgelden, de contrihutiën der leden en bijzondere giften. De vermeerdering van uitgaven van f 5000 tot ruim f 9000 laat zich gereedelijk verklaren. De organisatie der school, nadat zij in 1864 tot eene Burgeravond school met een voortgezetten cursus in hand- en bouwkundig teekenen was uitgebreid, heeft op eene zeer bescheiden schaal plaats gehad, on danks het groot aantal leerlingen. De jaarwedden der Leeraars en onderwijzers waren aanvankelijk hoogst gering, geringer dan aan eenige andere der toen opgerichte Burgeravond scholen; zij zijn allengs moeten verhoogd worden en zijn toch nog be trekkelijk laag te achten. Zoo ontvangen de Leeraars in rechtlijnig en bouwkundig teekenen niet meer dan f 460 's jaars. Aan hulpmiddelen voor het onderwijs werd weinig besteed, zoodat nog in den laatsten tijd voor verschillende behoeften, zooals voor natuur- en scheikunde, handteekenen en bouwkunde vele voorwerpen moesten aan geschaft worden. De uitgaven zijn bovendien toegenomen door de vermeerdering van het aantal leerlingen. Dit is van 150 tot 200 gestegen. In het begin waren de leerlingen in 5 klassen verdeeld. Dit aantal is allengs vermeerderd door splitsing in parallelklassen, tot acht, en sinds den cursus 187879 tot negen klassen. Ten gevolge daarvan is het aantal der onderwijzers vergroot; de ge- heele som der jaarwedden klom van f 4400 in 186970 tot f 6700 in 1879—80. Ook de behoeften voor vuur, licht, hulpmiddelen en andere onkosten zijn evenredig vermeerderd. Eindelijk is sedert de laatste twee jaren eene openbare tentoonstelling der gemaakte teekeningen in de Stadsgehoorzaal gehouden, welke vroeger op beperkter schaal in het schoolgebouw plaats vond. Ook dit heeft nieuwe kosten veroorzaakt, die wij echter ongaarne zouden nalaten, aan gezien niets zoozeer geschikt is om de belangstelling der Burgerij en hare ingenomenheid met de vruchten die de sehool afwerpt, te besten digen, en tevens om een gepasten en gewenschten prikkel op den ijver der leerlingen uit te oefenen, dan juist zulk eene publieke tentoonstelling. In den cursus 187980 troffen ons twee verliezen. De onderwijzers Poelman en De Vink ontvielen aan het genootschap door den dood. Wij moesten gedurende hunne ziekte in het onderwijs blijven voorzien en hunne lessen aan anderen tegen eenige vergoeding opdragen. Ook gevoelden wij ons verplicht voor de school, die op de leest der publieke scholen geschoeid is, het voorbeeld der Gemeente te volgen, en nog een kwartaal na den dag van het overlijden aan de we duwen der Heeren Poelman en De Vink uit te keeren. In vorige jaren werd het gas, dat aan de Hoogere Burgerschool en aan de scholen van het Genootschap werd verbruikt, voor de helft door het Genootschap betaald, en door de Gemeente eene som van f 300 daarvoor vergoed. Sinds 1879 worden de hoeveelheden gas, door elk der beide scholen verbruikt afzonderlijk gemeten en in rekening gebracht. Ofschoon nu het Genootschap eene grootere vergoeding namelijk van f 466 van de Gemeente heeft ontvangen, zoo heeft het door dezen maatregel toch ten slotte in 187980 f 150 a f 200 meer dan vroeger voor het gas uit gegeven. Ten gevolge van alles wat wij boven hebben opgesomd, is er allengs een te kort ontstaan in de rekening en verantwoording. Over 1880 be draagt zulks bijna f 1900. Zullen wij dit te kort dekken, en toch het onderwijs aan de school op dezelfde deugdelijke wijze voor onze tweehonderd leerlingen met de vereischte parallelklassen van hoogstens 30 leerlingen voortzetten zullen wij bovendien de jaarwedden van onze beste onderwijzers tot een billijk cijfer brengen en hen daardoor vaster aan de school verbinden, dan behoeven wij voor het jaar 1882 eene verhooging van de toelage, boven het bedrag van f 5000, hetwelk de Gemeente in 1881 heeft toegestaan. Er bestaat toch geenerlei vooruitzicht op andere wijzen onze inkom sten vermeerderd te krijgen. Het aantal leden op de zelfde hoogte te houden kost reeds moeite. Erfmakingen mogen wij op grond van eene lange ervaring niet ver wachten. Worden onze inkomsten niet vermeerderd, dan staan ons twee wegen open. Wij zouden het aantal der klassen en der Leeraars kunnen beper ken door elk jaar slechts een bepaald aantal nieuwe leerlingen aan te nemen en degenen, die zich boven dat getal aanmeldden, terug te wijzen. Wij zouden bovendien kunnen bezuinigen op de hulpmiddelen van het onderwijs en de jaarlijksche tentoonstelling nalaten. Dien weg in te slaan zou echter geheel strijdig zijn met de taak, die het Genootschap op zich heeft genomen en met het wezenlijk belang der Gemeente. De Burgeravondschool en nog veel meer de cursus in hand-, rechtlijnig-, en bouwkundig teekenen moet voor alle jongelieden openstaan. Zonder vermeerdering van inkomsten kunnen wij alleen den tweeden weg inslaan en aan de Gemeente verzoeken, de Burgeravondschool van het Genootschap over te nemen, zoodat het Genootschap weder tot zijne oor spronkelijke bestemming, althans in hoofdzaak, kunne terugkeeren, en zich alzoo bepalen tot het verschaffen van voortgezet onderwijs in hand teekenen, van het onderwijs in rechtlijnig- bouwkundig teekenen en boetseeren. Wij vermoeden echter dat die verandering ook door U niet gewenscht wordt, en dat evenmin eene beperking van het onderwijs door U geduld zou worden. Het is daarom dat wij ons verplicht gevoelen het verzoek tot U te richten: dat het U moge behagen eene verhooging van de jaarlijksche toelage aan den Gemeenteraad voor te stellen, die ons de gelegenheid zal verschaffen om in niet te langen tijd het te kort in onze rekening te dekken, het onderwijs op denzelfden voet te houden, en enkele jaarwedden der Leeraars te verhoogen. Worden door de Gemeente de kosten voor vuur en licht geheel over genomen en wordt bovendien de toelage voor 1882 van f 4400 tot f 6000 verhoogd, dan achten wij ons in staat onze taak voort te zetten en het te kort in onze rekening te dekken. Het zij ons vergund de billijkheid van die aanvraag iets nader toe te lichten, door het bedrag onzer uitgaven en dat van de gemeentelijke toelage te vergelijken met de kosten voor Burgeravondscholen in andere gemeenten. In de hiernevens gaande Bijlage is die vergelijking uitgewerkt. Daaruit blijkt dat: de school te Arnhem met 40 leerlingen en slechts 42 lesuren aan de Gemeente kost, na aftrek der inkomsten uit de schoolgelden de school te Haarlem in 1878 met 126 leerlingen en 69 lesuren de school te Groningen in 1879 Burgerdag- en avondscholen met 160 leerlingen en 227 lesuren de school te Deventer in 1880 met 300 leerlingen, waarvan een groot deel slechts onderwijs in handtee kenen ontvangt, en 154 lesuren de school te Leiden met 200 leerlingen en 160 lesuren. f 4000 -f- vuur, licht, hulpmid delen en concierge f 4900 concierge f 12700 f 6200 -f- vuur, licht en concierge f 4700; in 1881 f 5000. De kosten voor de Gemeente Leiden waren dus tot nog toe de minste, als men het aantal leerlingen en lesuren in aanmerking neemt. De school te Deventer is het best met de Leidsche te vergelijken in aantal leerlingen, leeraars, lesuren, klassen en in de uitgebreidheid van het onderwijs. Te Arnhem en te Haarlem toch wordt geen voortgezette curcus in handteekenen en in bouwkundig teekenen gegeven. De geheele som van uitgaven bedraagt voor Deventer f 7200 zonder vuur, licht, concierge en zonder een groot deel der hulpmiddelen (deze worden door de H. B. S. verstrekt.) Te Leiden bedragen de kosten na aftrek van vuur en licht en con cierge in de laatste jaren f 7 a 8000. De gemeente Deventer, die ongeveer de helft van het aantal inwoners te Leiden telt, heeft dus voor eene school van denzelfden omvang als te Leiden eene uitgave vanf 6200 -+- vuur, licht en conciergede gemeente Leiden in 1880 eene uitgave van f 4400 -+- f 600 voor vuur en licht. Eene verhooging tot f 6000 >+- vuur en licht mag dus niet onbillijk geacht worden. Werd de school door de Gemeente geheel overgenomen, dan zouden zij daarvoor ongetwijfeld eene uitgave moeten bestrijden van meer dan f 9000 tegen eene inkomst van minder dan f 1300. De Gemeente toch zou voorzeker aan de Leeraars en Onderwijzers hoogere jaarwedden toe kennen, geen hooger schoolgeld heffen dan f 5 en de onvermogende leerlingen van schoolgeld ontheffen. (Bij het Genootschap wisselen de schoolgelden tusschen f 16 en f 4voor verscheidene leerlingen wordt het schoolgeld door menschenvrienden betaald.) Wij hebben alzoo de eer U te verzoeken eene toelage aan het Genoot schap M. S. G. van f 6000 op de gemeente-begrooting van 1882 uit te Men lioude hierbij in het oog, dat de betrekkingen van Leeraar in de Seheiknnde en in de Natnurkunde door Leeraren bij de H. B. S. voor1 eene zeer kleine toelage wor den waargenomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1881 | | pagina 1