68 elders gevestigde Meisjesburgerscholen die combinatie van leervakken be staat, integendeel waar men het beproefd heeft, zooals bijv. te Rotterdam, is men van dat stelsel teruggekomen, zooals de Inspecteur van het Mid delbaar Onderwijs in een zijner vroegere brieven heeft medegedeeld. Wij geven daarom Uw College in overweging, indien het ten minste onze zienswijze is toegedaan, om een voorstel tot wijziging der verorde ning van dl November 1880, regelende het getal, de jaarwedden, de be noeming en het ontslag der leeraressen en leeraren aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes, bij den Gemeenteraad in te dienen, waardoor het mogelijk wordt de wiskunde en de natuur- en scheikunde aan twee verschillende personen toe te vertrouwen. Tegen wijziging der verordening in dien geest kan bovendien geen ern stig financiëel bezwaar in het midden worden gebracht, omdat de heer Was, aan wien het onderwijs in wiskunde zoude kunnen blijven toever trouwd, zich bereid heeft verklaard om bij vermindering van lesuren zich ook met minder salaris tevreden te zullen stellen, terwijl men voor den docent, die met de natuur- en scheikunde werd belast, met een traktement van 1000 zoude kunnen volstaan. Ten slotte meenen wij, dat, wanneer de Raad zijne goedkeuring aan eene wijziging der verordening in dien geest mocht hechten, het wen- schelijk was dat de regeling met het begin van den cursus, in Septem ber e. k., in werking trad, waartegen weinig bezwaar kan hestaan, omdat men, naar onze meening, gerust eene oproeping van sollicitanten achter wege zoude kunnen laten, indien Uw College mocht goedvinden om voor de betrekking van leeraar in de natuur- en scheikunde ter benoeming voor te dragen den heer P. J. Dekkers, die reeds bij de benoeming van een leeraar voor de gecombineerde betrekking met den heer Was in alphabetische orde op de voordracht stond, en die zeker nog wel bereid zal worden bevonden om het leeraarschap in natuur- en scheikunde aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes op zich te nemen. De Commissie van Toezicht op de scholen van Middelbaar Onderwijs, H. Kern, Voorzitter. N. L. J. Van Buttingha Wichers, Secretaris. 's Gravenhage, 20 Juli 1881. Onder terugzending van den brief der Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs, over wier voorstellen bij Uw schrijven van gisteren, n°. 598, mijn gevoelen werd gevraagd, heb ik de eer te berichten, dat ook mij de splitsing van de betrekking van leeraar in wis-, natuur- en scheikunde zeer wenschelijk voorkomt. Het zij mij vergund in herinnering te brengen, dat ik reeds voor meer dan een jaar, toen de verordeningen voor de Meisjesschool waren ontworpen, heb gewezen op de moeilijkheid om een geschikten leeraar te vinden, in staat om zoowel onderwijs te geven in rekenen en beginselen van algebra en meetkunde, als in natuur- en scheikunde. Toen onlangs uit de sollicitanten eene keus moest worden gedaan, werd ik nog meer in die meening bevestigd, daar het bleek, dat eigenlijk geen hunner aan die eischen voldeed. Het is dus voor mij een zekere voldoening, dat thans juist in dezen geest voorstellen uitgaan van de Commissie, terwijl hare voorgangster zich altijd daartegen heeft verzet. Wat de financiëele gevolgen betreft, het spreekt wel vanzelf, dat de splitsing tot vermeerdering van uitgaven zal moeten leiden. De heer Was heeft nu ƒ1800; lager dan ƒ1500 kan men de jaarwedde van den leeraar in wiskunde niet stellenhet ware zelfs wenschelijk die op het tegen woordig bedrag te houden. Voor een leeraar in natuur- en scheikunde vraagt de Commissie ƒ1000; ook dat is niet overdreven. De kosten zullen dus 900 a 1000 meer bedragen, maar de betere inrichting van het onderwijs, die er het gevolg van zijn zal, is die meerdere uitgave wel waard. Indien Uwe Vergadering zich in beginsel met de voorstellen kan ver eenigen en bereid is een voorstel in dien geest aan den Raad te doen, dan is er bij mij geen bedenking om tevens aan den Raad voor te stellen, dat de heer Was voortaan alleen met het onderwijs in wiskunde zal be last blijven, en zonder nadere oproeping den heer P. J. Dekkers als leeraar in natuur- en scheikunde voor te dragen, indien deze ten minste genegen is die betrekking op de gestelde voorwaarden aan te nemen. De Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs, Steyn Parvé. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. N°. 137. Leiden, 25 Juli 1881. Wij hebben de eer aan Uwe Vergadering hiernevens over te leggen een voorstel van Curatoren van de Gemeente-instelling voor de opleiding van Oost-Indische ambtenaren, tot uitbreiding van het onderwijs aan die instelling, in verband met de Wet van 28 Juni 1881 (Stbl. n°. 107), tot wijziging van eenige artikelen van de Wet op het Hooger Onderwijs. Uit het rapport van Curatoren en de toelichting van het voorstel blijkt voldoende dat de uitbreiding voor het behoud der instelling, dringend noodig is, zoodat wij U in overweging geven tot de uitbreiding te be sluiten en tevens het Reglement voor de inrichting van 4 October 1877 (Gem.-blad n°. 4) en het besluit tot heffing van collegegeld, van 27 De cember 1877 (Gem.blad n°. 6 van 1878) te wijzigen als door Curatoren wordt voorgesteld. De kosten aan de gewijzigde regeling verhonden, bedragen 10,750, terwijl de betrekkelijke post op de begrooting thans bedraagt 5000, waarvan ongeveer 4500 benoodigd is voor bezoldiging van het on derwijzend personeel en ongeveer 500 voor de overige aan de inrichting verbonden uitgaven. Bij aanneming van het voorstel zullen alzoo de jaarlijksche kosten moeten worden geraamd op ƒ11,250 en zal te zijner tijd eene voordracht tot verhooging van den bedoelden post op de begrooting voor dit jaar worden ingediend. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Toen door den Gemeenteraad in 1877 besloten werd tot de oprichting van eene gemeente-instelling voor de opleiding van O. I. ambtenaren, ge schiedde dit met het oog op de bepalingen der bestaande Wet op het Hooger Onderwijs, en wel zoodanig, dat die opleiding vooral aan de Universiteit zou plaats hebben en dat van gemeentewege slechts zou worden aangevuld, wat voor de practische eischen van het Staatsexamen noodig was (Gedrukte Stukken 1877 n°. 175). Dit was mogelijk, omdat gemelde wet toeliet, dat een viertal lessen aan de Universiteit werden bijgewoond, zonder dat de volle inschrijvingssom van 200 aan het Rijk behoefde te worden betaald. De gemeente kon dus met de heffing van die som volstaan en keerde daarvan aan het Rijk uit zooveel, als noodig was om de collegegelden te voldoen, voor de lessen aan de Universiteit bijge woond door ingeschrevenen aan de gemeente-instelling tot een getal van hoogstens vier colleges. In dezen stand van zaken heeft de onlangs vastgestelde wet tot wijziging van de wet op het Hooger Onderwijs eene geheele verandering gebracht. Daarbij is toch bepaald, dat niet meer dan twee lessen aan de Universi teit mogen worden bijgewoond, tenzij de volle som van 200 aan het Rijk worde voldaan. De ingeschrevenen aan de gemeente-instelling zullen dus voortaan hunne opleiding geheel van gemeentewege moeten ontvangen en slechts bij wijze van aanvulling een tweetal colleges aan de Universiteit kunnen bijwonen; juist het tegendeel van 't geen men bij de oprichting der Instelling beoogde. Alleen dan zou men het oorspronkelijke denkbeeld kunnen blijven vasthouden, indien men een hooger bedrag aan collegegel den ging heffen en b. v. f 200 voor het Rijk en 100 voor de gemeente liet betalen. Doch dit is reeds daarom niet mogelijk, dewijl daardoor de verhouding tot de Inrichting te Delft geheel zou worden verbroken, en concurrentie daarmede onmogelijk zou worden. Men zal er alzoo toe moeten overgaan, de opleiding der ambtenaren bijna geheel aan de gemeente toe te vertrouwen en alleen ter aanvulling hoogstens een tweetal lessen aan de Universiteit, ter bepaling van Curatoren der instelling, door de ingeschrevenen laten bijwonen. Daartoe is echter uitbreiding van het personeel noodig, 't geen met aanzienlijke kosten gepaard gaat. De hierbij gevoegde ontwerp-regeling van het perso neel, met het onderwijs belast (Bijlage A), zal u doen zien, dat die uitgaven jaarlijks de som van elf duizend gulden zullen bedragen. Daartegenover staan de inkomsten uit de schoolgelden der ingeschrevenen, die niet on belangrijk zullen toenemen, daar volgens de nieuwe regeling slechts zeer weinig (hoogstens 60 per ingeschrevene, in den regel slechts 30) aan het Rijk zal behoeven te worden uitgekeerd. Het getal der ingeschrevenen is stijgende, zooals u uit de lijst, als Bijlage B, hierbij gevoegd, zal blij ken. Dit jaar bedraagt het 19, waaraan 17 zich voor de loopbaan van O. I. ambtenaar bestemmen. Bij de berekening van de inkomsten, die tegenover de uitgaven staan, moet echter het volgende worden opgemerkt. De aangehaalde wet veroor looft hen, die tot de promotie zijn toegelaten (alzoo ook de doctorandi in de rechtswetenschap, een goed deel der ingeschrevenen) de lessen aan de Rijksuniversiteit gratis te volgen. Zij zullen dus aan den eenen kant wei nig geneigd zijn, voor het volgen van de lessen aan de gemeente-instel ling de som van 200 te betalen, daar zij eenige gelijknamige lessen aan de Universiteit gratis zullen kunnen volgen. Maar aan den anderen kant is het voor hen, de ondervinding bewijst het, juist van het grootste be lang, de lessen aan de Instelling bij te wonen, omdat deze, vooral met het oog op de practische eischen van het staatsexamen, bijna onontbeer lijk zijn. Wij zouden daarom in overweging geven, voor hen het School geld aan de Instelling op 100 te stellen, waarvoor zij den toegang tot alle lessen zouden kunnen verkrijgen. De gemeente behoeft toch voor hen niets aan het Rijk uit te keeren, en behoudt die som geheel. Andere ingeschrevenen, die voor ambtenaar studeeren, zullen de volle 200 be talen, maar daarvoor keert de gemeente dan aan het Rijk uit, 't geen voor het bijwonen der lessen aan de Universiteit verschuldigd is. Wij nemen de vrijheid, op grond van het bovenstaande, uw college voor te stellen, den Raad uit te noodigen, zijne toestemming te geven tot de uitbreiding van het onderwijzend personeel en tot de regeling der col legegelden, zooals die door ons is ontworpen. De bestaande verordeningen zullen dan moeten worden herzien. Eene concept-wijziging wordt u als Bijlage C aangeboden. Mocht de Raad zich met onze voorstellen vereenigen, dan zullen wij ons onmiddellijk bezig houden met het opmaken der benoo- digde voordrachten. Curatoren van de Gemeente-Instelling voor de oplei ding van Oost-Indische Ambtenaren, De Kanter, Voorzitter. Aan Heeren Burg. en Weths. P. A. v. d. Lith, Secretaris, der Gemeente Leiden. Bijlage A. Ontwerp-regeling van het onderwijzend personeel aan de Instelling voor de opleiding van Oost-Indische ambtenaren. Een Lector in de Land- en Volkenkunde, tevens in Inlandsche Talen 3000. het Maleisch 2500. Javaansch 2000. IJ J> I! n j> jj jj jj Soendaneesch de Geschiedenis van Ned.-Indië 750. 500. Godsd. Wetten, Volksinstellingen en gebruiken 2000. 10,750. Toelichting. De aanstelling van een Lector in de Land- en Volkenkunde wordt nood zakelijk door de nieuwe regeling van het Hooger Onderwijs. De lessen, in die wetenschap werden vroeger hoofdzakelijk aan de Universiteit gegeven. De hr. Klinkert gaf een aanvullings-college, daarvan zal hij thans worden ontheven. Met grond mag verwacht worden, dat voor de uitgetrokken be zoldiging een volkomen geschikt docent zal verkregen worden. De aanstelling van een Lector in het Javaansch is noodig en door de nieuwe wet en door den ziekelijken toestand van den hr. Grashuis, thans met het onderwijs in Javaansch en Soendaneesch belast. Zoolang het mo gelijk was, aan de Universiteit vier lessen te laten bijwonen, was dat bezwaar wel van belang, vooral ook, omdat de hr. Grashuis geen zitting in de examencommissie kon nemen, maar niet overwegend. Nu is liet echter noodzakelijk, daarin verandering te brengen. Voor de bezoldiging,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1881 | | pagina 2