GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
43
INGEKOMEN STUKKEN.
N#. 93. Leiden, 7 Juni 1881.
Naar aanleiding van het voorstel betrekkelijk de uitbreiding der Gas
fabriek meenen wij te moeten opmerken dat het ons niet wenschelijk
voorkomt, dat voorstel te behandelen voordat omtrent de aanhangige
kwestie in zake de lichtsterkte van het gas een eindbesluit is genomen.
Meent echter uwe vergadering reeds in de zitting van 9 Juni a. s. tot die
behandeling te moeten overgaan, dan bepalen wij ons tot de volgende
opmerking.
Door Burgemeester en Wethouders wordt, naar aanleiding van het voor
stel van Commissarissan der Gasfabriek tot uitbreiding dier fabriek, in
overweging gegeven een som van f 195,000 te dien einde beschikbaar te
stellen, onder bepaling dat door de Gasfabriek jaarlijks een rente Van 5°/0
aan de gemeente zal worden voldaan en dat uit het batig saldo jaarlijks
mede een bedrag van 5°/0 zal worden aangewezen tot aflossing van het ver
strekt kapitaal door middel van aankoop van inschrijving op het grootboek
of aflossing van schuld.
Wij stellen het op prijs dat van het thans benoodigde kapitaal eene
meerdere aflossing of terugbrenging in de gemeentekas wordt voorgesteld
dan tot dusverre voor de ten behoeve van de Gasfabriek aangewende kapi
talen gebruikelijk is.
Volgens het voorstel toch zullen de voor de uitbreiding benoodigde kapitalen
in den tijd van 20 jaren in de gemeentekas zijn teruggebracht. De vraag
is intusschen bij onze Commissie gerezen of de aflossing niet in korteren
tijd zal moeten plaats hebben, ook met het oog op de onzekerheid dat
de stedelijke Gasfabriek bij voortduring eene in zoodanige mate productieve
gemeentebezitting zal blijven als thans het geval is; door de invoering
en toepassing immers van andere wijzen van lichtbereiding zoude de opbrengst
der fabriek ongetwijfeld- belangrijk verminderen.
Naar het ons voorkomt moet die vraag bevestigend worden beantwoord
en is eene spoedige aflossing raadzaam. Wij zouden daarom het voorstel
van Burgemeester en Wethouders in dien zin wenschen aan te vullen
dat, behalve het bedrag van 5% van het kapitaal tevens de bespaarde
rente, gerekend te bedragen 5°/0 per jaar, tot aflossing worde aangewend,
in welk geval het kapitaal van f 195,000, in veel korter termijn in de
gemeentekas zal zijn teruggebracht.
Ten einde dit doel te bereiken zoude alsdan moeten worden besloten
jaarlijks een bedrag van f 19500 uit het saldo der Gasfabriek te be
stemmen voor de betaling der rente en tot aflossing van het bovenbedoelde
kapitaal, met dien verstande dat hetgeen telken jare minder benoodigd is
voor de betaling van rente zal worden aangewend tot aflossing.
Voor het geval uwe vergadering derhalve tot de beschikbaarstelling
van de aangevraagde gelden mocht willen besluiten, van oordeel zijnde
dat tot de voorgestelde uitbreiding der fabriek in het belang van de ge
meente moet worden overgegaan, dan geven wij U in overweging daaraan
de voorwaarden van aflossing te verbinden als door ons hierboven zijn
aangegeven.
Overigens meenen wij Uwe Vergadering te moeten mededeelen dat bij
onze Commissie het denkbeeld in overweging is of het niet mogelijk en
wenschelijk zoude wezen de geldelijke administratie der gasfabriek geheel
afgescheiden te houden van die der overige gemeentefinanciën.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën,
N°. 96. Leiden, 7 Juni 1881.
Ten aanzien van het aan Uwe Vergadering ingediend adres van D. G.
Bingham, betrekkelijk de oprichting van eene tweede Gasfabriek, nemen
wij de vrijheid ons te refereeren aan het advies van Commissarissen der
Gasfabriek, opgenomen onder n°. 95 der ingekomen stukken, zoodat wij
U in overweging geven aan adressant mede te deelen dat zijn verzoek
niet in gunstige overweging kan worden genomen.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders enz.
Utrecht 1 Juni 1881.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennenD. G. Bingham, Generaal.
Agent der Bergwerks-Gesellschaft Hibernia Shamrock, dat door hem
met belangstelling werd kennis genomen van de voordragt tot uitbreiding
der Gemeente-Gasfabriek te Leiden, omdat daaruit is af te leiden, dat
het verbruik van gas steeds vermeerdert, in verband waarmede grootere
hoeveelheid steenkolen noodig is, waarbij vooral opmerking verdient, dat
meer en meer de overtuiging veld wint, dat voor deze steenkolen de
voorkeur moet worden gegeven aan de Duitsche tegenover de Engelsche
steenkolen, voor zooverre er gelegenheid bestaat om eerstbedoelde steeds
versch van de mijnen aan te voeren, waarvan nu weder als bewijs mag
strekken, de door het Gemeentebestuur te Utrecht te dien opzichte ge
nomen maatregelen.
dat evenwel de ligging der gemeente-gasfabriek te Leiden minder gunstig
is dan te Utrecht, om de bestaande inrichting met den spoorweg te ver
binden, waartoe te Utrecht het plan bestaat.
dat zoowel te Utrecht als te Den Haag als radicaal middel meer de
voorkeur wordt gegeven aan den bouw van eene nieuwe gasfabriek boven
het ten koste leggen van nieuw kapitaal ter verbetering van de oude
inrichtingen, en daar nu blijkt dat te Leiden voor eene verbetering een
kapitaal van ongeveer f 200.000 zal noodig zijn, kan welligt het belang
der gemeente medebrengen, vooraf te doen in overweging nemen, of het
ook hier niet beter ware, eene nieuwe fabriek te bouwen op een daartoe
beter gelegen terrein.
Als zoodanig zou ondergeteekende verstaan, een terrein toegankelijk
niet slechts per waterweg, maar inzonderheid ook voor de onderscheidene
spoorwegen, dit laatste bepaaldelijk in dier voege, dat de eene onderne-
M
ming in concurrentie tegenover de andere in staat werde gesteld om
aldus uit alle oorden steenkolen rechtstreeks tot in de onmiddelijke nabij
heid der retorten te kunnen doen aanvoeren.
Bijaldien vorenstaande opmerking de aandacht van Uwen Raad mogt
verdienen, is ondergeteekende gaarne bereid nader aan te toonen de
voordeelen, welke hieruit zijn te erlangen.
't Welk doende, enz.
D. G. Bingham.
N°. 991. Leiden, 3 Juni 1881.
Na kennisneming van de stukken betrekkelijk de aanvragen van het
Bestuur der Leidsche Bouwvereeniging en van C. A. Simonis ter bekoming
van grond in de Haver- en Gortestraten hebben wij de eer U mede te
deelen dat er bij ons tegen den voorgestelden afstand in eigendom en in
huur geen bezwaar bestaat.
Intusschen komt het ons voor dat de voorgestelde prijs van f 1 per
centiare van den aan de Bouwvereeniging over te dragen grond zonder
bezwaar eenigszins zoude kunnen worden verhoogd.
Ontegenzeggelijk achten wij het in het belang der gemeente het lof
waardig streven der Bouwvereeniging om de arbeidende klasse in het
bezit te stellen van betere woningen zooveel mogelijk ook van gemeente
wege te steunen, doch daarbij behoort toch, onzes inziens, eenigermate
acht te worden geslagen op de tegenwoordige waarde va-i den af te sta-
nen grond.
Wij zouden daarom een koopsom van 2 per centiare in overweging
wenschen te geven. De kosten van de oprichting der 30 woningen zullen
daardoor met f 1500 vermeerderen, gelijkstaande met eene jaarlijksche
verhooging der uitgaven van f 75, welke gevonden zal kunnen worden
door den huurprijs der woningen met f 2.50 per jaar of ongeveer 5 cents
per week te verhoogen, terwijl de uitvoering der plannen van de Bouw
vereeniging door de vaststelling van de door ons' voorgestelde koopsom
voorzeker niet zal worden belemmerd.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 98. Leiden, den '4 Juni 1881.
De tienden voor den oogst en jaarschare dezes jaars te Leiderdorp te
veld staande zullen, blijkens gedane opname, van te weinig belang zijn
om daarvan eene openbare verpachting te houden, waarom wij Uwe Ver
gadering voorstellen om deze, evenals in de laatste jaren is geschied,
onder de hand, volgens taxatie van twee deskundigen, aan de tiendplich-
tigen af te staan, tenzij deze zich met did taxatie niet mochten vereeni
gen, in welk geval eene openbare verpachting daarvan het noodzakelijk
gevolg zoude zijn.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders enz.
Leiden, den 7 Juni 1881.
De Commissie van Financiën, geene bedenkingen hebbende tegen het
door Burgemeester en Wethouders gedaan voorstel, om de tienden voor
den oogst en jaarschare dezes jaars te Leiderdorp te veld staande, gelijk
dit in de laatste jaren is geschied, onder de hand volgens taxatie van
twee deskundigen, aan de tiendplichtigen af te staan, heeft de eer Uwe
Vergadering in overweging te geven dienovereenkomstig te besluiten.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 99. Leiden, den Juni 1881.
De Commissie van Financiën heeft de eer Uwe vergadering mede te
deelen dat zij geen bemerking heeft op de ter onderzoek in hare handen
gestelde suppletoire begrootingen en staten van af en overschrijving van
het R. C. Armbestuur en R. C. Wees en Oudeliedenhuis alhier, dienst
1881, en stelt U voor die staten goed te keuren.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
N°. 100. Leiden, den 7 Juni 1881.
De Commissie van Financiën heeft onderzocht de in hare handen ge
stelde rekening en verantwoording der ontvangsten en uitgaven van de
dienstdoende schutterij alhier, over het jaar 1880, en daarop geene be
denkingen gevonden. Zij heeft mitsdien de eer Uwe Vergadering in overwe
ging te geven, die rekening voorloopig vast te stellen, in ontvangst en
uitgaaf tot een bedrag van f 8502.65|, alzoo sluitende quite.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.