41
Eng. afstand gelegen, bereikte, hebben bewezen, dat de lichtsterkte
niet merkbaar lijdt onder den grooten afstand, welken het gas heeft door-
loopen. Het beproefde gas gaf gemiddeld 17 kaarsen en veilig mag men
aannemen, dat het gewone (destijds) 14 a 15 kaarsen gas eenzelfden af
stand zonder nadeel kan doorloopen.
Gedurende de waarneming vloeide door de hoofdbuis ongeveer 100,000
kub. voet. 2830 M3 per uur, doch al stroomde er vijfmaal meer door,
dan nog mag men veilig hetzelfde resultaat verwachten." Dit destijds
merkwaardig feit wordt in het rapport toegeschreven aan het stelsel van
langzame afkoeling, zoodat de waterdamp uit het gas wordt neergeslagen
zonder dat een merkbare hoeveelheid koolwaterstoffen daarmede in vloei
baren toestand wordt afgevoerd. Hierdoor wordt goed drooggas ver
kregen, hetwelk steeds het tot destijds gewone gas 6 a 8% in licht
sterkte overtrof. Vandaar dat de „referees" (met name, R. H.
Patterson, F. J. Evans en John Sampson Pierce) het waarschijnlijk
achtten, dat wanneer gas te veel waterdamp bevat, deze door de afkoe
ling in den winter en door de wrijving in te nauwe buizen zich con-
denseerend, min of meer koolwaterstof mede condenseert; hetgeen, bij
de oude condensatie-methoden steeds min of meer plaats had. Ook zij
hechten hier dus niet aan de zuivering, daar gas volgens de Londensche
eischen gezuiverd, waarlijk wel zuiver heeten mag, maar alleen aan
onvoldoende condensatie, waardoor de ondergeteekende zijne herhaaldelijk
uitgesproken meening bevestigd vond. In welken reden dit lichtvermogen-
verlies tot den afstand, dien het gas doorloopt zal staan, moet nu alleen
samenhangen met den weg, hooge of lage bodemtemperatunr, te nauwe
buizen enz. Heeft het feit plaats, zoo moeten echter natuurlijk het dichtst
bij de fabriek en wel voornamelijk in ons geval in de 16" en 14" zinkers,
die conder.satieproducten met water teruggevonden worden, daar in deze
buizen de afkoeling zeker het sterkst is. Gelukkig kan de ondergeteekende
verklaren, dat in deze buizen tot heden nooit water of gecarbureerd water
gevonden is. Ik acht het dus onnoodig over die verhouding hier in the-
oretische< bespiegeling te treden, te meer daar uwe Commissie, noch de
ondergeteekende ergens deze verhouding als „geconstateerd" hebben ver
meld. De conclusie over dit laatste punt mag dus luiden
T°t 1871 was de algemeene opinie, zooals de deskundige aanvoert
onder de uitdrukking „goed en sedert lang geconstateerde feiten." Na
187-1 werd deze meening belangrijk geschokt en tot heden heerscht nog
verdeeldheid, ofschoon de voorstanders van het lichtvermogenverlies dit
alhankelijk stellen van onvolledige condensatie.
Dat overigens de wijdte der buizen voor een juiste bepaling
van 't lichtvermogen veel afdoet, bleek ook U en den deskundige reeds in
Februari A°. P0., toen de eenvoudige verbinding met nieuwe wijdere bui
zen tusscben de Breestraat en de Zonneveldsteeg bij den deskundige reeds
verbetering teweegbracht (Zie het eerste d riemaandelijksche rapport 1880).
De Directeur,
Aan de Commissarissen der D. Van der Horst.
Stedelijke Gasfabriek.
N°. 93
N°. 94. Leiden, 30 Mei 1881.
Wij heboen de eer aan Uwe Vergadering hiernevens over te leggen de
verzoeken van de Leidsche Bouwvereeniging en van C. A. Simonis ter
bekoming van grond in de Gorte- en flaverstraten, vroeger in gebruik
gegeven aan C. J. Zaalberg, met het daaromtrent ingewonnen bericht van
de Commissie van Fabricage. Onder referte aan dat advies geven wij U
in overweging de daarbij omschreven 137 centiaren in huur af te staan
aan G. A. Simonis en de perceelen a, b en c ter grootte van 1531 cen
tiaren in eigendom af te staan aan de Leidsche Bouwvereeniging onder
de voorgestelde voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 25 Mei 1881.
De Naamlooze Vennootschap „de Leidsche Bouwvereeniging" verzoekt,
bij het hierbij gevoegd adres, dat aan haar ter bebouwing met arbeiders
woningen, in eigendom worden afgestaan, de gronden der Gemeente in de
Gorte- en Haverstraten, die bij beschikking van 17 April 1851 aan C. J.
Zaalberg in gebruik zijn gegeven, maar na den openbaren verkoop der
opstallen weder ter beschikking van het Gemeentebestuur zijn.
De kooper van een dier opstallen, C. A. Simonis, vraagt evenwel den
grond Sectie D. N°. 950 waarop de door hem gekochte houten loods
staat, in erfpacht of in eigendom te bezitten, terwijl het belang der Ge
meente vereischt dat een gedeelte van Sectie D. N°. 1041, dat aan de
aldaar gebouwde openbare school grenst, ter beschikking van het Gemeen
tebestuur blijft, voor 't geval dat de daaraan grenzende speelplaats uit
breiding behoeft.
De Commissie van Fabricage acht het van belang, het bouwen van
werkmanswoningen te bevorderen; voorts dat aan J. A. Simonis wordt
in gebruik gegeven een gedeelte van den beschikbaren grond tot een
bergplaats van houtwaren voor zijn beroep van schrijnwerker, en voor de
Gemeente de bovenbedoelde strook gronds ter grootte 'van 156 Centiaren
ter beschikking wordt behouden, zoodat voor de Leidsche Bouwvereeni
ging dan overblijft:
Sectie D. n°. 916 groot 928 Centiaren,
949 166 id
1041 437 id
Te zamen 1531 Centiaren,
voldoende voor dertig woningen, naar een ontworpen plan, van élne ver
dieping, met beschoten bekapping om boven tot slaapplaats te dienen en
al zoo een betrekkelijk laag cijfer voor huur te berekenen.
Manneer derhalve blijkt, dat door C. J. Zaalberg behoorlijk afstand is
gedaan van het verkregen recht van opstal, kan de Gemeenteraad over
N°. 93 zal later worden opgenomen.
dien gemeentegrond beschikken, waarvan nog abusievelijk een kleine
strook verkeerdelijk ten name staat van H. Ederzeel, dat reeds bij be
sluit van 21 Mei 1829 ten behoeve der stad is afgestaan, en stelt de
Commissie alzoo voor
1°. aan C. A. Simonis, voor den tijd van vijf jaren, inhuur af te staan
de 137 Centiaren grond, bij het kadaster bekend onder Sectie D. n°. 950
tegen een jaarlijksche huur van vijf en twintig gulden, onder voorwaarde,
dat bij het eindigen van den huurtijd de daarop geplaatste opstallen wor
den opgeruimd.
2°. aan de Leidsche Bouwvereeniging in eigendom af te staan.
a. 928 Centiaren grond, bij het Kadaster bekend onder Sectie D. n°, 916
b. 166 Centiaren grond, bij het Kadaster bekend onder Sectie D. n°. 949.
c. 437 Centiaren grond, van het perceel Sectie D. n°. 1041 tegen beta
ling van eenen koopprijs van één gulden de Centiare, in overeen
stemming met het Raadsbesluit van 19 September 1878, en onder voor
waarde dat de nieuw te bouwen woningen worden voorzien van drink
water van de Leidsche Duinwater-Maatschappij en aangesloten worden,
bijaldien het Liernursche of eenig ander rioolstelsel aldaar van Ge
meentewege wordt ingevoerd, alles op kosten der eigenaars, alsmede dat
de bebouwing volgens over te leggen en goedgekeurde plannen binnen
twee jaren na de dagteekening van het Raadsbesluit voltooid zij.
Aan Heeren Burg. en Weths. De Commissie van Fabricage.
der Gemeente Leiden.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Edelachtbare Heeren,
Geeft eerbiedig te kennen
De naamlooze vennootschap „De Leidsche Bouwvereeniging" gevestigd
te Leiden, vertegenwoordigd door haren Voorzitter Dr. A. Ileynsius en
haren Secretaris Dr. W. Pleyte, beiden te Leiden;
dat de Vereeniging ten doel heeft het verschaffen van goede en ge
schikte woningen tegen billijken huurprijs aan de arbeiders en lagere
burgerklasse hier ter stede, en zich thans de gelegenheid voordoet een
aantal nieuwe woningen te bouwen op dé gronden gelegen in de 3de Gorte
straat en in de 3de Haverstraat door de gemeente in der tijd in gebruik
afgestaan aan den Heer C. J. Zaalberg alhier, die daarvan thans door het
eindigen zijner zaken afstand heeft gedaan
dat de rekwestrante, overtuigd van de groote behoefte binnen deze ge
meente aan goed ingerichte arbeiderswoningen, geneigd zou zijn, die aldaar
te bouwen, en gaarne van Uwen Raad zou willen vernemen of hij bereid
is Haar dien grond geheel of gedeeltelijk in eigendom af te staan, en zoo
ja voor welken prijs en daartoe de vrijheid neemt zich tot U te wenden,
onder overlegging van een kadastrale kaart waarop de door haar bedoelde
grond is aangewezen.
't Welk doende, enz.
Leiden, 9 Mei 1881. a. Heynsius, President.
W. Pleyte, Secretaris.
Aan de Edelachtbare Heeren Burgemeester en Wethouders
der Gemeente Leiden.
Met gepasten eerbied geeft te kennen de ondergeteekende Christiaan
Adriaan Simonis, Meubelmaker wonende Hoogewoerd Wijk 3 N°. 125
alhier, dat hij gaarne den grond van perceel 71 staande in de 2den Haver
straat nabij de Rijnstraat in erfpacht of eigendom van de gemeente
wenscht te bekomen.
Redenen waarom hij zich met beleefd verzoek tot UEd. achtbaar College
wendt dat het u moge behagen bovenstaande te vergunnen daar ik heden
morgen de loods heb gekocht en deze zeer geschikt is voor bergplaats van
hout ten dienste mijner zaak hetwelk aan vele huisgezinnen brood verschaft.
Het welk doende,
Leiden, 27 April 1881. q. Simonis.
Leiden, 4 Juni 1881.
Naar aanleiding van het ter fine van advies in onze handen gesteld adres van
D. G. Bingham, Generaal agent der Bergwerks-Gesellschaft „Hibernia Sc
Shamrock hebben wij de eer het volgende aan uwe aandacht te onderwerpen.
Uwe commissie weet de belangstelling in de gemeentebelangen van den
adressant op hare rechte waarde te schatten, doch kan voor zoover de
min of meer vage redactie van het adres dit toelaat, niet inzien, welke
voordeelen zijn te verkrijgen, wanneer men louter om in de onmiddellijke
nabijheid van de lijn LeidenWoerden, geëxploiteerd door de Nederland-
sche Rhijnspoorwegmaatschappij, gelegen te zijn, de voordeelige exploitatie
eener oude gasfabriek liet varen en zich blootstelde aan de nadeelen in
de eerste jaren aan een exploitatie van een nieuwe verbonden.
Het voordeel te verkrijgen door Duitsche kolen door tusschenkomst van
den generalen agent der Bergwerks-Gesellschaft Hibernia Shamrock in
concurrentie met „de onderscheidene" spoorwegen in onmiddellijke nabij
heid der retorten aan te voeren wordt langs dezen weg vrij problematiek.
Die onderscheidene spoorwegen hier ter plaatse zijn de Holl. IJz. Spoor
weg en de lijn LeidenWoerden, dus twee en nu is het Uwe Commissie
niet duidelijk welk terrein groot genoeg is en de gelegenheid geeft beide
maatschappijen gelijkelijk te laten concurreeren. Legt men de gasfabriek aan
de lijn Leiden Woerden, zoo kan de aanvoer hetzij via Venlo of via
Winterswijk, d. w. z. per Holl. of Ooster spoorweg tot de Pesthuislaan
concurreeren, doch daar komen de wagons op de lijn LeidenWoerden
geëxploiteerd door de Ned. Rhijnspw. maatschappij, die hare zuster toch
niet zoo liefderijk gezind is, om haar gratis de kolenwagens voor hare
afnemers op die lijn te doen vervoeren. Ligt men omgekeerd onmiddellijk
tegen de lijn der Holl. maatschappij, dan verkeert de Rhijnspw. in het
zelfde geval. Een terrein, waar beide maatschappijen onafhankelijk van
elkaar kunnen aanvoeren, is alleen te vinden tusschen de beide banen in
het warmoesland gelegen in den Hoogen morsch en begrensd door den
Morschweg en daar is voor een nieuwe gasfabriek van 20,000 m3. etmaal
productie geen plaats.
Neemt uwe Commissie echter eens aan, dat de zusterlijnen elkaar op
dit punt de hand reikten, dan rijst de vraag, welke finantieele voordee-