sluiten, dat Uw college werkelijk van meening is, dat, verminderd met de eerste 1000 yards het lichtvermogen met 2 kaarsen, de vermindering voor elk volgend duizendtal yards even groot moet zijn, waaruit dan zou volgen, .dat, op een afstand van ongeveer 4000 meters (nagenoeg 4500 yards) de lichtsterkte in duisternis moet overgaan. Ik erken niet in te zien, hoe die laatste gevolgtrekking uit het voorop gestelde kan worden afgeleid, doch de geheele onderstelling, waarvan men bij die redeneering uitgaat, is onjuist, namelijk de onderstelling, dat de lichtsterkte van het gas regelmatig afneemt, naarmate het gas een langen weg heeft afgelegd. Men heeft integendeel bevonden dat de sterkste vermindering in de onmiddellijke nabijheid der fabrieken plaats greep, en dat, had het gas een zekeren af stand doorloopen, nauwelijks eene verdere vermindering viel waar te ne men. Wjar de vermindering ophoudt hangt af van de zorgen, waarmede het gas gezuiverd is. Hoe grooter die zorg is geweest, des te korter is de weg, dien het gas heeft af te leggen om niet verder op merkbare wijze aan lichtkracbt te verliezen. Het is alleen voor slecht gezuiverd gas, dat die afstand 1000 yards bedraagt. Bedenkt men nu dat er ge deelten van Londen zijn, die bediend worden door fabrieken gelegen op een afstand van 4 Eng. mijlen ongeveer 6400 meters meer dan één uur gaans dan zal men moeten erkennen, dat men nergens, omtrent dit punt, meer ondervinding dan te Londen kan hebben opgedaan. Wat betreft het gebruik van den Lethebyschen photometer, zoo is het onjuist dat, zal een physicus met dit instrument vertrouwbare uitkom sten verkrijgen, de toestel in een vertrek met donkere wanden geplaatst moet zijn. Hij heeft alleen te zorgen dat geen licht, afkomstig van de zoldering, de wanden of den vloer van het vertrek, het papieren scherm, tusschen de twee te vergelijken lichten geplaatst, kunne bereiken. De schrijver der Bijlage X, aan uw verslag toegevoegd, is van hetzelfde ge voelen. Gewag makende van proeven met een Lethebyschen photometer geno men, die, dewijl de wanden van het vertrek, waarin werd waargenomen, niet zwart waren gemaakt, onvoldoende uitkomsten hadden opgeleverd, zegt hij: „Of course if the Letheby photometer had been permanently fixed for gas testing purposes, it would have been properly arranged with screens, to cut off the reflected light, but we were working in an impro vised testing room, and therefore had no screens at our disposal". Ook had hij gevonden, hetgeen de inrichting van het instrument trouwens meebrengt, dat, neemt men niet de noodige voorzorgen, het lichtvermij- gen van het gas niet te klein, maar te groot wordt bevonden. Moeten echter de waarnemingen gedaan worden door personen, die geen physici ex professo zijn, dan acht ik het bezigen van een kamer met donkere wanden zeer aanbevolingswaard; ook wil ik gaarne erkennen, dat, nu mijn photometer zich in zoodanig vertrek bevindt, de waarne mingen mij minder vermoeien. Dat de localiteiten, waarin te Londen wordt waargenomen, zoo be krompen zijn, dat men er een Lethebyschen photometer niet in kan ge bruiken, was mij onbekend. Uit uw verslag kan ik niet opmaken, of uw Collegie al dan niet van meening is, dat gebruikt men aan de Leidsche fabriek van verschillende kolen hoeveelheden, die altijd in dezelfde evenredigheid tot elkander staan, men dan altijd gas van dezelfde lichtkracht zal erlangen. Mocht er om trent dit punt bij u twijfel bestaan, alsmede omtrent de vraag, of de lichtkracht telkens zal toenemen, wanneer men de hoeveelheid cannel ver meerdert, dan zou ik u in overweging geven de cijfers, door uw eigene ambtenaren verkregen en in uw verslag meegedeeld, nogmaals in over weging te nemen. Zoolang de cijfers voor het lichtvermogen gedurende het vorige jaar zoo laag bleven, heb ik aan de heerschende óntevredenheid door maan- delijksche rapporten niet telkenmale nieuw voedsel willen geven, en heb ik daarom aan driemaandelijksche rapporten de voorkeur gegeven. Toen ik echter in den loop van het laatste kwartaal bemerkte, dat men op een beteren weg was, heb ik besloten de driemaandelijksche verslagen door maandelijksche te vervangen. Met de gunstige verwachtigen, die ik toen koesterde, stemmen ten volle overeen de uitkomsten van Januari en nog meer die van Februari 1.1. Aan Ileeren Commissarissen der Stedelijke P. L. Rijke. Gasfabriek te Leiden. Stedelijke Gasfabriek. Leiden, 19 April 1881. Ik heb de eer u, ingevolge uw verzoek, hierbij de noodige inlichtingen te verschaffen naar aanleiding van de missive dd. 6 Maart 1881, u door den deskundigen Prof. P. L. Rijke toegezonden. Ik heb bij die beantwoording de volgorde der punten omgekeerd, zoo dat het eerste punt der missive hierin het laatst behandeld wordt, dewijl dit punt meer uitvoerige beschouwing eischt. In de eerste plaats komt dan de verschaffing van driemaandelijksche rapporten. De redenen hiervoor aangegeven, zouden als blijk van welwil lendheid waardeering verdienen, indien uwe Commissie in hare missive dd. 25 Oct. '79 niet uitdrukkelijk gevraagd had naar maandelijksche rappor ten, of indien het den deskundige door eenige kennisgeving uwerzijds ge bleken was, dat bij u, door de volgens zijne meenjng heerschende onte vredenheid, eenige aanleiding gevonden was, voor de gegrondheid eener vrees voor het telkenmale opnieuw voeden dier ontevredenheid. Daarvan is echter, zoover mij bekend, uwerzijds niets gebleken; evenmin als door u ooit de oorzaak gevraagd is van het achterwege blijven der cijfers be treffende het koolzuurgehalte in het gas, waarvan toch evenzeer de resul taten gevraagd zijn. Inlichtingen desbetreffend kan ik niet geven. Beter kan ik u toelichten, aangaande het hieraan voorafgaande punt. Mijne meening zoowel als de uwe is, evenals die der meeste gasvakman- nen, dat men naar evenredigheid van de betere qualiteit der kolen, die men verwerkt in den regel gas van betere lichtsterkte zal verkrijgen en bij gebruik van goede Cannelkolen zal natuurlijk die lichtsterkte toene men, naarmate men procentisch meer Cannel distilleert. Ware het nu mogelijk steeds onder dezelfde omstandigheden te distelleerenindien b. v. in een fabriek alles steeds kon marcheeren als in een laboratorium, dan zou zeer zeker de photometer ook altijd in bepaalde verhouding hoogere lichtsterkte aangeven. Hiervan zullen wij wel steeds ver verwijderd blij ven; doch dit neemt niet weg, dat in den regel bij afwijkende waarne mingen op den photometer de fout eer te zoeken is aldaar, dan in de fabriek. Volkomen juist is de mededeeling dat een physicus „ex professo" bij goed gebruik van schermen wel zorgen kan, dat de vlek niet bereikt wordt door eenig ander licht, dan het direct van kaarsen en gasvlam uitstralende, doch hij loopt geregeld gevaar, daarmede stoornis in de rus tige verbranding van beiden te bewerken, 1°. van door de temperatuur bij gebrekkige ventilatie zoo voor brander als kaarsen te veel te verhoo- gen, 2°. van door deze temperatuursverhooging storende luchtstroomin- gen te doen ontstaan, 3°. van door verkeerd aangebrachte ventilatie de gas of kaarsvlammen te brengen onder andere omstandigheden dan door de Engelsche wet zijn voorgeschreven. Zeer zeker kan een in photometrie zeer geoefend waarnemer door zijne practische kennis der conditiën, waar onder de vlammen het gunstigst branden, en waarbij alle terugkaatsing van beider licht vermeden wordt, deze bezwaren overwinnen, maar zulks weerhoudt de vraag niet, of men dan kan beweren de proeven genomen te hebben geheel zooals de Eng. wet dit voorschrijft. Evenzoo is het zonderling, dat eerst na de constructie van een donkere kamer de resul taten veel meer geregeld, ja meestal gunstiger waren. Ik zou geneigd zijn in verband met de erkentenis van den deskundige, dit feit te verklaren, juist uit het minder vermoeiende der waarnemingen in een zoodanig ver trek, zoowel voor den physicus als voor leeken in photometrisch onderzoek. Ten slotte het hoofdpunt. De deskundige herhaalt nu met klem zijne vroegere mededeeling, dat het in Engeland onder deskundigen van algemeene bekendheid is, dat het gas bij het verlaten van de ^gasfabrieken van zijne lichtkracht verliest en dat daarom het lichtvermogen aan de fabrieken minstens 2 kaarsen meer moet bedragen, dan in de lokalen op 1000 yards (914 meters) afstand gelegen. Zelfs wordt nu aangevoerd, dat dit een goed en sedert lang geconstateerd feit is. Ik heb getracht op te sporen, waarop deze positieve uitspraak gebaseerd kan zijn, te meer daar de deskundige hieraan een beschouwing knoopt over de gradueële vermindering van lichtsterkte in verband met den graad van zuiverheid, enz. (wel te onderscheiden van condensatie). Het is mij niet mogen gelukken, noch in de standaardwerken over „the manufacture of Coal gas", noch in de reeks van Engelsche gasjournalen deze bewering ergens gehandhaafd te vinden, als tegenwoordig nog geldig, w e 1 het tegendeel. Zonder nu in een al te scheikundig exposé te treden van mijne denkbeelden over dit onderwerp, wil ik eenigszins uitvoeriger aan de hand der Engelsche gegevens dit punt toelichten. In de,eerste plaats de vraag: Staat er werkelijk in XXVI: „op 1000 yards afstand"? En vervolgens, waarom werd deze distantie gekozen? Ad I. Er staat niet „at a distance of 1000 yards" maar, „at a dis tance not exceeding (niet te bovengaand) one thousand yards from the work". Niet te bovengaand, omdat men de gascompagniën on der te moeielijk verband meende te leggen met verder dan 914 meters deze proefstations te stellen. Ad II. Hoe is men aan dezen afstand gekomen De aandachtige lezing van het uitgebreide commissariaal onderzoek bij de vaststelling der wet in 1860 ingesteld en schriftelijk medegedeeld appreciably). (Zie Journal of Gaslichting Vol. IX pag. 362—63 1860) aan het „house of Parliament", waarbij over de technische punten de meest erkende Engelsche chemici en gas-authoriteitên werden gehoord, leerdemij, datdezemaximnmafstandis vast gesteld na de verklaringen van de chemici II. Letheby en A. Webster, wien het bij proefneming gebleken was, dat het destijds vervaardigde gas op afstan den van 850 en 900 yards tusschen de fabriek en hun „station" ver minderde van 14.13 K. tot 12.19 dus 1.94 K. De gasingenieur Hughes verklaarde dat hij het gas zijner maatschappij om op de grootste af standen 12 kaarsen te verkrijgen, niet liooger lichtsterkte gaf dan 13 kaarsen. Allen verklaarden eenparig dat men niet verder dan 1000 yards mocht gaan, dewijl zeer vele omstandigheden het onmogelijk zouden ma ken te bepalen, welke lichtsterkte dan op de fabriek zou moeten ge handhaafd worden. Vandaar, dat men zonder oppositie redigeerde: „not exceeding 1000 yards". Oppositie van de zijde der gasfabrikanten zelf zou hier zeer ondoelmatig geweest zijn, daar het tegen hun belang was den afstand grooter te maken, en zeker geen succes te verwachten was voor kleinere afstanden, waar men overtuigd was met een fabrikaat van 14 kaarsen ten allen tijde aan de gestelde eischen te kunnen voldoen. Evenmin werd natuurlijk later in 1868 en 69 oppositie tegen de be paling gemaakt, zelfs nu gaan er van de zijde der fabrikanten geen stem men op, wel van de zijde van het publiek, dat natuurlijk naarmate het licht beter wordt, steeds hooger eischen stelt. Gaat men nu verder de Engelsche gaslitteratuur na, dan vindt men in 1869 en 70 twijfelaars, tóen het project ter sprake kwam van „the Chartered company" om op 9 Eng. mijlen van Londen, het reuzengaswerk „Beckton works" te stich ten. Velen handhaafden toen de oude meening, doch de ontwerper Mr. Evans, verdedigde de uitvoerbaarheid, om langs langzamerhand condenseerende afkoeling gas te fabriceeren, dat op grootere afstanden zijn lichtvermogen behouden zou. Deze leer werd in 1871 praktisch bevestigd en bewezen uit de proefnemingen door the Referees zelf ondernomen. Een rapport, (zie: Journal of Gaslighting Vol. XX 1871 pag. 625 aan de „Board ot Trade") over de constructie van gasbranders in betrekking tot de grond slagen der gasverlichting, bevat onder het hoofd „The effects of distance from the Gasworks upon the Illuminating power" in dato 22 Juni .1871 de navolgende mededeeling, welke ik u verkort hier herhaal: „De algemeen heerschende meening was, dat gas een gedeelte van zijn lichtgevend vermogen verliest in verhouding tot den afstand, welken het moet doorloopen, zoodat bij de „London Gas-Acts" van 1860, 1868 en 1869 de gasvereenigingen er op aandrongen, dat de „testingstations" op niet grooter afstand dan 1000 yards van de fabrieken zouden opgericht worden. Eene reeks van onderzoekingen te Beckton ondernomen en evenzoo op hetzelfde gas wanneer het Bricklane-Station, op ongeveer 9 mijlen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1881 | | pagina 2