10
klare,n geen f 1550 voor een Verslag, en wat daaraan verbonden Ï3over te
behbenmaar ik begrijp niet, waarom wij het nog eens sullen inzien en
wachten tot de maand October, om dan bij eene nieuwe uitbesteding mis
schien voor de vraag van j iU50 te staan; ook veroorloot ik mij tie vraag,
wat dan toeli publieke uitbesteding te benuiden heelt? Voor den uitgever
is, wanneer ik wel onderricht ben op de nu gevraagtJe som eene ver
dienste van f 150 a 200 'sjaars. .Het geldt niet alleen liet in tien ltaad
gesprokene, wat, om het in druk te doen verschijnen, belangrijke kosten na
zich sleept, maar ook de telkens meer en meer bijkomende stukken, die
gedrukt moeten geleverd worden. Ik voor mij kan niet medegaan met het
voorstel van de Commissie van Financiën of met het amendement van
den heer Damsté.
De heer l>u Rieu. Ik wenschte wel te vragen of het ook wezen kan
dat de conditiën niet gelukkig gesteld zijn, de aannemer verplicht is te
rekenen op eene groote menigte vellen druks, en daarom wellicht zoo wijd
gaapt. Als in de conditiën bijv. eens een zekere som per vel druks ge
noemd was, zou dat dan niet beier geweest zijn? Wij hadden dan de
.Zekerheid dat de prijs niet te hoog zou zijn en zelfs was het dan mogelijk
dat wij nog eene lagere inschrijving bekwamen.
De heer Dercksen. Ik vereenig mij volkomen met het rapport der
Commissie van Financiën, gelijk het door den heer Damsté is geamendeerd.
Wanneer de .Raad zich er mede vereenigt, hebben wij zoowel als Burg. en
VVeth. gelegenheid er eens over na te denken of een Verslag, zooals tot
dusver uitgegeven werd, wel noodzakelijk en wenschelijk is. Ik weet wel
dat tot dusver dit niet zeer sterk betwijfeld werd maar ik geloof tooh dat
de gemeente er volstrekt geert belang bij heeft woord voor woord te weten
wat hier gesproken wordt. Ik vereenig mij met het gedane voorstel hou
dende dat de heer Drabbe in den dienst gedurende dit jaar nog voorzien zal
maar wenscli aan Burg. en Wetli. de vraag ter beantwoording te stellen:
in -hoever een dusdanig taehygraphisch verslag reden van bestaan heeft.
Voorts zou ik wet in overweging weuschen te geven de puhliceering van het
getal ingekomen stukken zoodanig te beperken dat over elke zaak wel de
rapporten van Burg. en Weill, en van de Commissie van Financiën, maar
niet juist alle mogelijke sub rapporten werden opgenomen. Zoo zou ik het
bijv. bij de benoeming vhii eert geneeskundige voldoende achten dat Burg.
en Wetli. in bun rapport verklaarden of zij zich met het gevoelen van de
armbesturen vereenigett ja dan neen, en of de verklaringen dier besturen
gunstig waren of hel tegendeel inhielden. In een woord, beperking zou
geloof ik afdoende zijn om te komen tot hetgeen door den heer Drabbe
jverlangd werd of nu door den beer Sijthoff zal verkregen worden.
De Voorzitter. Hetgeen de beer Hartevelt gezegd heeft over deze
zaak, is ook bijna geheel mijn gevoelen. De heer Verster heeft gezegd dat
hij weinig practisch nut zag in het drukken onzer handelingen. Ik sta in
dit opzicht lijnrecht tegenover bemdaar ik het practisch nut zeer groot
oordeel. Het verslag is steeds noodig wanneer men de geschiedenis van
eene oude zaak wenscht na te gaan. Als men nu niets anders had dan de
notulen, zoude men slechts een gebrekkig inzicht in den loop der zaak
kunnen verkrijgen. De notulen kuunen nooit zoo uitvoerig zijn als daar
voor noodig zoude wezen. Ik heb er persoonlijk de ondervinding van en
Jiet nut van het Verslag in ruime mate ondervonden. Wat het aangevoerde
betreft, naar aanleiding van betgeen in 1878 door den heer Sijlhofl is be
weerd geloof ik dat dit reeds voldoende door den heer Hartevelt is toe
gelicht; ik zal daar niet veel meer behoeven bij te voegen dan alleen dit,
dat destijds wel gerekend is geworden op een grooter debiet van het Ver
slag dan later io de werkelijkheid gebleken is. Ware de uitgever in die
verwachting niet teleurgesteld, dan zoude waarschijnlijk de som geheel of
.althans groatendeels toereikend zijn gebleven. De lieer Du Rieu heeft ge
vraagd of de voorwaarden der aanbesteding niet te bezwareod waren. Ik
moet het er voor houden dat dit niet het geval is, want door de ge
gadigden werden daartegen geene aanmerkingen gemaakt. Ik moet bet er
dus toor houden dat het daarasn niet liggen kan dat de inschrijving thans
zooveel hooger is. Wat het denkbeeld aangaat om een som per vel druks
te bepalen, ook dat zal m. i. tot geen voldoend resultaat leiden. Er zijn
voor den uitgever aan de levering van het Verslag vaste uitgaven verbonden
die niet afhankelijk kunnen gesteld worden van de uitgave van het aantal
vellen druks. Ik wijs u alleen op de stenographendie bezoldigd moeten
worden naar het aantal reizen die zij van den Haag naar hier maken moeten.
Wanneer die btzoldiging per vel druks zou moeten berekend worden dan,
geloof ik zou de prijs nog veel hooger worden dan de nu gevraagde. De
heer Dercksen heeft de vraag gedaan of het wel zoo noodig is dat woord
voor woord worde teruggegeven wat hier gesproken wordt. Ik moet ter
beantwoording van die vraag nog even teruggain naar heigeen ik reeds
hieromtrent heb gezegd; ik kan dit punt terugbrengen tot de vraag of die
uitgifte van onze Handelingen practisch nut heeft. Ik geloof dat het voor
eene geregelde beraadslaging goed is dat zooveel mogelijk woord voor woord
het hier gesprokene wordt teruggegeven. Het is ook voor de leden altijd
goed te weten, dat heigeen zij hier spreken opgeteekend en gepubliceerd
wordt, en zij die ons hierheen gezonden hebben, de kiezers nl.hebben
naar mijne meening recht te weten wat hier gesproken is, om te zien op
welke wijze wij aan het vertrouwen dat zij in ons stelden beantwoorden.
Wanneer zij dat alleen uit de notulen moesten te weteR komen zouden zij
allicht een zeer slecht inzicht daarin krijgen. De heer Dercksen, zich met
het amendement van de.n heer Damsté vereenigendewenscht ook van
Burg. en Wetli. in October of op een later tijdstip de beantwoording der
vraag: is het Verslag wel noodig? Dit heeft mij eenigszins verwonderd,
daar die beantwoording steeds de subjectieve meening zal uitdrukken van
ben die haar geven. Het antwoord van Burg. en VVeth. is u nu reeds
bekend. Wij oordeelen het Verslag wel noodig, gij niet. Wanneer wij
dit nu zeggen en in October nog eens, dan zullen wij juist op hetzelfde
standpunt staan als thans. De heer Dercksen wenscht beperking der publi
citeit voor zoover de ingekomen stukken betreft, door alleen de rapporten
van Burg. en Weth.. en van de Commissie van Financiën op te nemen.
Ik zou dit een zeer verkeerden maatregel vinden dien ik niet wenschelijk
acht in het belang van de leden van den Gemeenteraad. Zij zouden
dan op de leeskamer van de stukken kennis moeten komen nemen, maar ik vraag:
zou dat in het belang der zaak wel wenschelijk zijn? Wanneer de leden
niets anders te doem hadden dan alleen de zaken der gemeente te behan
delen dan zou het zeker geen bezwaar opleveren maar als ik zoo eens
rondzie en naga hoeveel inspanning er voor sommige leden gevorderd wordt
om nog den tijd te kunnen vinden zich met de zaken der gemeente te
bemoeien, dan geloof ik dat door het uitsparen van enkele guldens voor
die leden groote bezwaren zouden ontstaan en daaruit zooveel meer last en
arbeid voor hen zouden voortvloeien, dat wij groot gevaar liepen hunne
zeer gewaardeerde medewerking te verliezen. Zooals de beer Hartevelt reeds
gezegd heeft, ook tegenover den heer Sijthoff is het niet wenschelijk de
gunning uit te stellen. De inlichtingen door mij ontvangen wat de ver
diensten aangaat, komen vrij wel overeen met de inlichtingen door den heer
Haitevell verkregen, en wanneer wij nu over eenige maanden weer eene
aanbesteding houden dan moge er misschien iets lager worden ingeschre
venlietgten ik echter betwijfel, maar dan zullen wij toch niet beel netjes
tegenover den aannemer, die nu inschreef, gehandeld hebben. Nu is eene
som genoemd wanneer deze exorbitant hoog waszouden Burg. en Weth.
zeer zeker lot tene herbesteding geadviseerd hebben, maar zij zijn over
tuigd dat dit het geval niet is, en eene onthouding der gunning zou nu
eigenlijk neerkomen op een poging of wij er misschien nog niet iets op
zouden knnnen beknibbelen. Het is intusschen duidelijk gebleken, dat de
liefhebberij voor deze zaak niet groot is eu tegenover die voordeelige kans
staat natuurlijk, dat van eene volgende inschrijving wellicht nog ongunsti
ger resultaat worde verkregen. Wanneer wij dus de goede en kwade kan
sen tegenover elkander plaatsen en in aanmerking nemen dat de heer Drabbe
thans niet veel minder zal vragen dan de door den heer Sijthoff ingeschre
ven som dan gelooi ik dat het niet wenschelijk is bet denkbeeld ia het
rapport van de Commissie van Financiën aangegeven over te nemen. liet
is op die gronden dat ik mij tegen bet voorstel van deD heer Damsté zal
verklaren en het voorstel van Burg. en Weth. moet handhaven.
De heer Dercksen. Na hetgeen tegen mijne eerste rede is aangevoerd
acht ik mij verplicht mijn gevoelen nader toe te lichten. Er is hier geen
quaestie van al dan niet publiciteit. Ik sprak straks alleen van de tegen
woordige wijze van publiekmaking onzer Handelingen en der Stukken. In
allen gevalle bestaat er eene tribune, waardoor aan alle belangstellenden
gelegenheid wordt gegeven, onze handelingen na te gaan. Men heeft
gezegd dat de liefhebberij voor de uitgave van het Verslag niet groot was
hetgeen daaruit blijkt, dat zich maar één inschrijver heeft voorgedaan. Ik
geef dit toe, maar kan dit ook liggen aan de voorwaarden, die voor de
levering van het Verslag zijn gesteld. Ik kan begrijpen dat men tegen
bezwarende voorwaarden die gesteld waren opzagen dat bet daaraan is
toe te schrijvendat er zich slechts één gegadigde heeft opgedaan.
Men heeft gezegddat het eene onmogelijkheid was om de levering te
doen aannemen tegen een prijs per vel druks dat afgeleverd moet worden.
De bezwaren, die daartegen bestaan, gelden alleen de Verslagen der ver
gaderingen, niet de ingekomen stukken. Men zou bijv. als voorwaarde
kunnen stellen dat de ingekomen stukken per vel druks en de Handelingen
per vergadering zouden worden berekend en betaald. Ik ben er dus zeer
voor het voorstel van den beer Damsté te ondersteunen en derhalve dat
van de Commissie van Financiën te helpen aannemen.
De beer Juta. De Commissie van Financiën verlangt eene nadere aan
besteding, en nu ontstaat er eene discussie over de vraag of de Verslagen
op den tegenwoordigen voet zullen worden uitgegeven Het komt mij voor
dat deze zaak buiten de orde is. De Commissie van Financiën beeft niets
anders beoogd dan het doen eener herbesteding, en om met den heer
Drabbe voorloopig te onderhandelen nog gedurende dit jaar met >de uitgave
voort te gaan, tegen zoodanige voorwaarden, als men in billijkheid mocht
overeenkomen.
De Voorzitter. Zoo ik meende dat eenig lid buiten de orde was, dan
zou jk mij verplicht geacht hebben dat lid daarop te wijzen. Maar het
komt mij voor dat dit het geval niet is geweest. Ue Commissie van Finan
ciën heeft voorgesteld de inschrijving niet te gunnen en Burg. en Weth»
uit te noodigen met den heer Drabbe in onderhandeling te tredenten
einde nog dit jaar, op eenigszins andere voorwaarden, op den tegenwoor
digen voet voort te gaanen de heer Damsté heeft daarvan een amende
ment gemaakt, hetwelk behoorlijk ondersteund is. Nu is van zelf de vraag
aan de orde, waarom er zoo hoog is ingeschreven, en of men op den
tegenwoordigen voet wenscht voort te gaandan wel daarin verandering
brengen. Dit kan natuurlijk niet geschieden zonder het voor en tegen van
de tot nu toe bestaande wijze van uitgave te bespreken en ik geloof dus
niet daf tot hiertoe een der ledeD buiten de orde was.
De heer Jota. Er is vroeger door den Baad besloten, dat bet Verslag
op den tegenwoordigen voet zou worden uitgegeven. Daarin kan dus geen
verandering gebracht worden dan door een nieuw besluit dezer vergadering;
doch zulks zoude toch als een geheel afzonderlijke zaak behandeld moeten
worden, ei) een daartoe strekkend voorstel met het advies yan Burg. en
VVeth. tijdig ingediend zijn. Hiervan is thans echter geen sprake; alleen
is aan de orde het bezwaar der Commissie van Financiën tegen de hooge
insclirij vingsomen bet middel om te trachten daarin vermindering te
brengen. Dit is dus alleen een quaestie van financiëelen aard; terwijl het
eerste betreft de wijze van uilgave der verslagen. Door deze twee verschil
lende onderwerpen te gelijk te behandelen wordt de zuiverheid der stem
ming over het voorstel der Commissie van Financiën in gevaar gebracht.
De Voorzitter. Er is nog gesproken over den vorm waarin onze be
raadslagingen worden gepubliceerdnaar aanleiding van hetgeen ik straks
heb gezegd. Het komt mij voor, dat het bij het publiek een slechten
indruk zou geven indien men verandering bracht in dien vorm van publi
citeit, tot dusver aangenomen. Gaarne breng ik alle hulde aan den spoed,
waarmede de plaatselijke bladen denzelfden avond van onze 's namiddags
gehouden vergaderingen verslag geven van hetgeen daarin is voorgevallen
maar juist door den spoed, waarmede dit geschiedt, kan het niet anders of
het blijkt later wel eens, als de uitvoerige verslagen het licht zien, dat er
in het vezen der zaak nog al verschil bestaat tusschen een en ander. Ik
geloof dus, dat, als men de uitvoerige verslagen afschafte, en men de publi
citeit beperkte tot de verslagen in de plaatselijke eouranten, dit voor de
beoordeeling van hetgeen bier gesproken wordt zeer gevaarlijk zou zjjn.