21 N°. 35. Leiden, 17 Maart 1881. Onder overlegging van liet rapport der Commissie van Fabricage op liet verzoek van J. M. Sobels betrekkelijk de demping en inneming van een gedeelte der sloot langs het Ulrechtsche Jaagpad, geven wij Uwe Vergadering in overweging overeenkomstig de conclusie van dat rapport te besluiten. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan Édel-Achtbaren Heeren Burg. en Welh. der gemeente Leiden. Geeft met gepasten eerbied te kennen J. M. Sobels, oud-gezagvoerder, wonende aan den Iloogen Bijndijk onder de gemeente Zoelerwoude, dal gepasseerde jaar in Maart de sloot aan hel Jaagpad van Leiden naar Utrecht aan de oostzijde van zijn perceel, bij hel kadaster bekend onder Sectie Anos. 2943 en 2944door hem gedeeltelijk met koolasch of sintels werd gevuld, welke te veel was, aangevoerd om als aanplemping onder het te bouwen huis le dienen, met voornemen dit later door zand en teelaarde te vervangen, zooals groolendeels nu geschied is en zulks omdat dit gedeelte sloot zeer onzuiver was en tot welke demping hij besloot in de meening dit geoorloofd was, wijl het viel binnen de rooilijn van andere gebouwen aan dit pad en omdat de sloot hier aan het zuid einde dood liep. Eerst sedert gisteren verneemt adressant dat ook voor dit dempen verlof had moeten worden aangevraagd. Dit doet hij dus bij dezen met beleefd verzoek, dal het UEd.-Achtb. moge behagen hem le vêrgunnen voornoemde sloot voor zoover zijn erf strekt te mogen dem pen; eigenlijk: wat geschied is le willen verontschuldigen en goed le keuren' 't Welk doende, Zoelerwoude, 1 Maart 1881. J. M. Sobels. Leiden, 1 Maart 1881. De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van J. M. Sobels le berichten, dal bij haar geen bezwaar bestaat tegen de inwil liging van het verzoek tol demping van een gedeelte der sloot tusschen het Ulrechtsche Jaagpad en zijn perceel onder de gemeente Zoelerwoude bekend onder Sectie Anos. 2943 en 2944 en liet gedempte gedeelte aan z'y'n erf le trekken, mits door eene behoorlijke schutting van het Jaagpad af le scheiden. Zoolang geen beslissing over splitsing of overgang van den eigendom van het Ulrechtsche Jaagpad is genomen, kan evenals bij raadsbesluit van 4 October 1877, de gevraagde strook in gebruik worden gegeven, tegen een bepaalde recognitie van 3} cent per centiare 's jaars. Op dien grond heeft de Commissie de eer voor te stellen, dat aan J. M. Sobels wordt vergund hel gedempte gedeelte van de halve sloot, uitmakende eene oppervlakte van ongeveer 42 centiaren van hel perceel bij het kadaster der gemeente Zoelerwoude bekend onder Sectio A n°. .3019, te verheeleu aan de perceelen Sectie A, nos. 2943 en 2944, tegen betaling van eene jaarlijksche recognitie van f 1.47 ten behoeve der eigenaars van hel Ulrechtsche Jaagpad. Aan HH. Burgemeester en Wethouders. De Commissie van Fabricage enz. N°. 30. Leiden, 17 Maart 1881. Onder overlegging van de betrekkelijke stukkengeven wij Uwe Ver gadering in overweging aan A. A. Owcl en T. II. llulsleyn vergunning te verleenen lot hel leggen van uitloozingen onder de door de Commissie van Fabricage voorgestelde voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan 11H. Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden. De ondergeteekende Abraham Alberlus Owel, mclkslijler, wonende in de Groenesteeg 22, geeft met verschuldigden eerbied le kennen: Dat hij van uil zijn pakhuis gelegen aan de Middelslegracht N°. 28, door de straat een duiker wilde doen leggen tot afvoer van vuil en het bekomen van schoon water. 'tWelk doende, enz. Leiden, 9 Maart 1881. A. A. Owel. Leiden, 16 Februari 1881. Wel-Edelachtbare Heeren! Geeft met verschuldigden eerbied le kennen de ondergeteekende T. H. Hulsleijn, van beroep meubelmaker, wonende Middelweg n°. 5, ver zoekende om [eene walerloozing le mogen leggen van zijn pand aan den Ouden Bijn n°. 41, lot uitstorting in den Ouden Bijn. Hetwelk doende Aan Burgemeester en Wethouders T. H. Hulsteijs. der gemeente Leiden. Leiden, 16 Maart 1881, De Commissie van Fabricage heeft de eer op de requeslen van A. A. Owel en T. H. Hulsleijn, houdende verzoek tol het leggen van een uit - loozing onder de straat, te berichten, dal bij haar geen bezwaar bestaal legen het inwilligen van het verzoek gedaan 1°. door A. A. Owel, om een uitloozing tot afvoer van vuil en het bekomen van schoon water, te leggenvan zijn pakhuis op de Middelste Gracht Wijk 7 N°. 667 (Slraaln0.. 28); 2°. door T. H. llulsteyn, om een uitloozing te leggen van zijn pand aan den Ouden Rijn Wijk 7 N°. 1091 (Slraatn0. 41), mits onder toe zicht van den Gemeente-Architect en legen betaling van het recht, vast gesteld bij art. 3 n°. 11, 16 en 17 van het tarief vastgesteld den 5den Maart 1857. Aan HII. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz. en Wethouders. N°. 37. Leiden, 24 Maart 1881. Ten aanzien van het verzoek van H. A. De Ruyter, ter bekoming in erfpacht van een gedeelte van den grond ingevolge beschikking van 17 April 1851 aan C. J. Zaalberg in erfpacht uitgegeven, geven wij Uwe Vergadering in overweging overeenkomstig de conclusie van het rapport der Commissie van Fabricage te besluiten. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied le kennen Hugo Alberlus De Ruyter, houtkooper, wonende op de Hoogewoerd alhier. Dat hij met toestemming van den heer C. J. Zaalberg wenscht in erf pacht over le nemen het perceel gemeentegrond aan de Haverstraat tus schen de Rijn- en Pakstralenbij het kadaster bekend onder Sectie D, n°. 916, ter grootte van 928 centiaren aan genoomden heer Zaalberg in erfpacht gegeven bij beschikking van den 17den April 1851, onder de voor waarden bij die beschikking omschreven, ten einde daarop verder uitte oefenen den handel in houtwaren, waarvoor de genoemde loodsen zijn gebouwd. Reden waarom hij zich wendt lot den Gemeenteraad met verzoek die beschikking op zijn naam te willen overschrijven. 't Welk doende, Leiden, 1 Maart 1881. UWE. Achlb. Onderd. Dienaar, H. A. De Ruyter. Leiden, den 23 Maart 1881. De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van II. A. De Ruyter le berichten, dat bij haar geen bezwaar beslaat, om, nadat gebleken is van de toestemming van C. J. Zaalberg, en vermits de in gebruik gegeven grond voor dal gedeelte, waarvan de overschrijving is gevraagd, voor de gemeente geen bepaalde beslemming bezit, op naam van den requestranl over le schrijven het perceel in de Gorteslraat, thans bij het kadaster bekend onder Sectie D, n°. 916, ter grootte van 928 centiaren, uitmakende een gedeelte van den grond bij beschikking van 17 April 1851 in erfpacht verleend met hel recht van opstal en zulks ten einde daarop voort le zetten den handel in houtwarenen zulks op de volgende voorwaarden, als: 1°. dal de afscheiding van den grond met een gemetselde borstwe ring ter hoogte van zeven decimeters en daarop geplaatst houten raster werk behoorlijk wordt hersteld en onderhouden; 2°. dal in de houten loods geen vuur wordt gemaakt of gestookt; 3°. dat voor het gebruik van den grond wordt betaald een jaarlijksche recognitie van 3^ cent per centiare of 32.48, ten behoeve der gemeente. Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz. en Wethouders. N°. 38. Leiden, 24 Maart 1881. Na overleg met de Commissie van Fabricage geven wij Uwe Vergade ring in overweging oris le machtigen tot liet doen rooien van den 2den en den 3den boom op den Stationsweg tusschen den overtocht van den spoor weg en Zomerzorg en zulks ten behoeve van de werken van de Rijn- landsche stoomtram. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N°. 39. Leiden, 25 Maart 1881. Onder overlegging van bijgaand adres van den heer Dr. A. E. Simon Thomas, houdende verzoek om continuatie in zijne betrekking van prae- lector in de verloskunde, hebben wij de eer U mede le deelen, dal bij ons geene bedenking is legen dat verzoek, waarom wij U in overweging geven den adressant wederom voor den lijd van drie jaren in de ge noemde betrekking le bestendigen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan den Edel-Achlbaren Raad der Gemeente Leiden. In hel begin van hel jaar 1878 als praelector voor de vroedvrouwen en stads-vroedmeesters herbenoemd, heelt de ondergeteekende die betrek king weder gedurende drie jaren met voorliefde bekleed en naar hij zich vleit ook niet zonder nul voor barende vrouwen uit de behoeftige klasse alhier. Gaarne wenscht hij in die betrekking gecontinueerd te worden en be veelt zich daarvoor bij UEd.-Achlbaren aan. Hetwelk doende enz., Leiden, 21 Maart 1881. A. E. Simon Thomas. N°. 40. Leiden, 4 Naait 1831. De Commissie van Financiën heeft de in hare handen gestelde sup- pleloire begrooling en den staat van af- en overschrijving van het stedelijk werkhuis voor het jaar 1880 onderzocht en daarop geene bedenkingen gevonden, waarom zij de eer heeft U voor le stellen die beide goed le keuren. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N°. 41. Leiden, 31 Maart 1881. Ingevolge art. 5 der verordening van 11 Novemder 1880, bepalende het getal der scholen voor openbaar lager onderwijs te Leidenden omvang van hel onderwijs op elke school, den bijstand aan de hoofden der scholen te verleenen en de bezoldiging van liet onderwijzend perso neel (Gemeenteblad n". 3), moeten aan de openbare meisjesschool 2e klasse zes derde onderwijzeressen werkzaam zijn. Ter vervulling der vacature aan dib school, er zijn thans slechts 5 derde onderwijzeressen, hebben wij in overleg met den heer arrondissements-schoolopziener, na ingewon nen advies van het betrokken hoofd der school, de navolgende voordracht opgemaakt ter benoeming van een derde onderwijzeres, op eene jaarwedde van f 550 en eene toelage van f 100 voor hel geven van onderwijs in de Fransche taal, als: 1°. Mej. W. Yan Romburgh, sedert Augustus 1880 aan genoemde school werkzaam; 2°. Mej. M. La Lau en 3°. Mej. J. Faber, de beide laalslen werkzaam als kweekeling aan openbare scholen alhier, zijn op de voordracht geplaatst ten einde aan de bepalingen der wet le voldoen. Wij verzoeken Uwe Vergadering tot eene benoeming te willen overgaan. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DBABBE. ISG. STUKKEN 1881.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1881 | | pagina 2