97
Zitting van Donderdag 30 December 1880,
geopend 's namiddags te 2 uren.
Voorzitter: de heer Burgemeester L. M. De Laat de Kanter.
Te behandelen onderwerpen
1». Benoeming van eene tweede onderwijzeres in de vrouwelijke hand
werken aan de scholen 3"« en 4de klasse n°. 2. (241)
2°. Idem van vier leden der Plaatselijke Schoolcommissie. (245)
3°. Idem van vijf leden der Plaatselijke Commissie van toezicht op de scholen
voor middelbaar onderwijs. (237)
4°. Idem van een lid der Commissie voor de bewaarscholen. (249)
5». Voorwaarden voor den verkoop van grond bij het Plantsoen. (242)
6°. Verzoek van C. S. De Bruin, om eene brug te leggen. (243)
7». Voordracht tot vergoeding van proceskosten aan den pachter van de
opbrengst der tolgelden aan hel Zijlhek. (244)
8». Idem betrekkelijk de circulaire van het Bestuur der Vereeniging van
Burgemeesters en Secretarissen in Zuid- en Noord-Beveland. (246)
9°. Idem betrekkelijk het doen rooien en planten van boomen. (248)
Tegenwoordig 15 leden, nl. de heeren Hartevelt, Bredius, Wilhelmy
Damsté, Van der LithDercksen Du Bieu, Donner, Zaalberg, DeGoeje,
De Cleroq, Van Wensen, De Fremery, Juta, Cock en De Laat de Kanter.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 16
December 11. worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede:
1°. Missive van de Ged. Staten, van 13/16 December jl. B. n°. 980
(4e afd.) G. S. n°. 89daarbij inzendende afschrift van het Kon. besluit van
25 November n°. 33waarbij de jaarwedde van den commissaris van politie
alhier wordt vastgesteld op ƒ2600.
2°. Missive als voren, van 14/17 December jl. B. n°. 3527 (3e afd.)
G. S. n°. 38/3, ten geleide van de goedgekeurde raadsbesluiten tot verhoo
ging der gemeentebegrootingdienst 1880, in ontvang en uitgaaf met
ƒ1627,67 en 4500.
3°. Missive als voren, van 14/18 December jl. G. S. n°. 37, ten ge
leide van het goedgekeurd raadsbesluit tot afstand van grond aan het Haag-
sche en Delftsche trekpad aan G, Brandsen.
4°. Missive van de Ged. Staten, van 21/23 December B, n°. 3629
(3e afd.) G. S. n°. 23, ten geleide van de goedgekeurde begrooting dezer
gemeente, dienst 1881.
5°. Missive van den Minister van Binnenlandsche Zaken, van 23 De
cember jl. L». G. afd. O., waarbij wordt goedgekeurd de regeling derjaar-
wedden van de onderwijzers in de gymnastiek en het teekenen aan de hoo-
gere burgerschool voor meisjes.
6°. Missive van de Ged. Staten, van 21/27 December B. n°. 798 (le afd.)
G. S. n". 90ten geleide van het goedgekeurd raadsbesluit van 26 Fe
bruari 1880waarbij aan de firma Crans Co. concessie wordt verleend
voor den aanleg en de exploitatie van een stoomtram van Katwijk a/Z.
naar Leiden, en garantie van rente over een kapitaal van ƒ65000, tot een
maximum van ƒ2500 per jaar.
Deze worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Verzoek van P. Van der Geer, tot het in erfpacht bekomen van een
gedeelte gronds aan de Uaarlemmertrekvaart.
2°. Verzoek van J. A. Frank, om continuatie van de huur van den
kelder onder het raadhuis, voor den tjjd van 3 jaren, op de bestaande voor
waarden.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze te stellen in handen
van Burg. en Weth.
3°. Verzoek van Gallée te Vordenom afschrijving van plaatselijke
directe belasting, dienst 1880.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit te stellen in handen
van Burg. en Weth. en van de Commissie van Financiën.
4o. Voordracht ter benoeming van een onderwijzer 1ste klasse, aan de
jongensschool 2de klasse.
Deze wordt ter inzage van de leden in de leeskamer nedergelegd.
Aan de orde is:
I. Benoeming van eene tweede onderwijzeres in de vrouwelijke hand
werken aan de scholen 3de en 4de klasse n°. 2.
(Zie Ing. St. nu. 241.)
Door den Voorzitter worden de heeren BrediusDu Rieu en De Clercq
uitgenoodigd met hem het bureau van stemopneming uit te maken.
Met 12 stemmen wordt benoemd Mej. J. F. L. Schnabel; op Mej. E.
P. Loeber was 1 stem uitgebracht en 1 biljet was in blanco gelaten.
II. Benoeming van vier leden der Plaatselijke Schoolcommissie.
(Zie log. St. n°. 245.)
Achtereenvolgens worden benoemd: de heeren Dr. P. Romeynmet 13
stemmen (1 biljet was in blanco gelaten); Mr. P. A. Van der Lith, met
12 stemmen (2 biljetten waren in blanco gelaten); H. C. Juta, met 12
stemmen (1 stem was uitgebracht op Dr. Van Dissel en 1 biljet was in
blanco gelaten); Mr. J. S. D. Van Doorn, met 12 stemmen (1 stem was
uitgebracht op Dr. Pekelharing en 1 biljet was in blanco gelaten).
De heeren Van der Lith en Juta verklaren, op de dienaangaande gedane
vraag van den Voorzitter, zich bereid de betrekking te aanvaarden.
III. Benoeming van vijf leden der Plaatselijke Commissie van Toezicht
op de scholen voor middelbaar onderwijs.
(Zie Ing. St. no. 237.)
ITTINOVEESAXO 1880.
Achtereenvolgens worden benoemd: de heeren Dr. J. H. C. Kern, met
algemeene (14) stemmen; G. P. De Neve, met 13 stemmen (1 biljet was
in blanco gelaten); L. C. Quant, met 12 stemmen (1 stem was uitgebracht
op Dr. Weebers en 1 biljet was in blanco gelaten); Mr. P. A. Van der
Lith, met 12 stemmen (1 stem was uitgebracht op Mr. Van der Hoeven
en 1 biljet was in blanco gelaten); Dr. H. A. Lorentz, met 12 stemmen
(1 stem was uitgebracht op Dr. Franchimont en 1 biljet was in bianco
gelaten).
De heer Van der Lith verklaart zich bereid de betrekking op zich te
nemen.
IV. Benoeming van een lid der Commissie voor de Bewaarscholen.
(Zie Ing. St. n°. 249;)
Met 13 stemmen wordt benoemd de heer P. I. De Fremery. Op den
heer Librecht Lezwijn wordt 1 stem uitgebracht.
De heer De Fremery verklaart zich bereid de benoeming aan te nemen.
De heer Cock was inmiddels ter vergadering verschenen.
V. Voorwaarden voor den verkoop van grond bij het Plantsoen.
(Zie Ing. St. n°. 242.)
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
De heer Dercksen. Bij de algemeene beschouwingen wensch ik alleen
dit te zeggen, dat het mij leed doet dat deze zaak ter tafel moet komen,
omdat ik liever had gezien dat het Plantsoen gelaten werd zooals het is.
Wat ik echter meer speciaal wensch in het midden te brengenbehoort
geloof ik bij art. 1 thuis en derhalve zal ik mij voor het oogenblik hierbij
bepalen en dadelijk bij de behandeling van dat artikel het woord verzoeken.
De heer Wilhelmy Damsté. Hetgeen ik wensch op te merken weet
ik niet of reeds nu bij de algemeene beschouwingen dan wel bij art. 10
te pas komt. Maar ik wilde wel vragen of het de bedoeling van Burg. en
Weth. zal zijn den kooper van een of meer perceelen of ook wel van vier
perceelen, de vrijheid te laten op die perceelen, maar één huis te zetten.
Wanneer het de bedoeling mocht zijn die vrijheid aan de koopers te laten
zal ik mij niet tegen het artikel verzetten. In het tegenovergestelde geval
zal ik de vrijheid nemen een amendement voor te stellen.
De Voorzit tee. Ik geloof dat het het beste is de vraag van den heer
Damsté bij het betrokken artikel te behandelen.
De algemeene beschouwingen worden gesloten en men gaat over tot eene
artikelsgewijze behandeling der voorwaarden.
Art. 1.
De heer Dircksen. Indien men sommige lieden mag gelooven, dan zou
den niet altijd de notariëele akten door een fraaien stijl uitmunten. Hebben
de lieden gelijk dan heeft het artikel, dat thans aan de orde is, ghene aanspraak
op een hoogeren lof dan wel eens aan die akten gegeven wordtal is het mij
onbekend in hoeverre een notaris voor de redactie daarvan kan worden
aansprakelijk gesteld. Wat toch lezen wij hierP De verkooping geschiedt
m 47 perceelen volgens de grootte op een afzonderlijke lijst vermeld,
waarvan (dus van de lijst) door den landmeter van het kadaster de juiste
grootte is opgenomendie bij de berekening der koopsom ten grondslag
wordt gelegd. Men zal het moeten erkennen, dat dit artikel niet bijzonder
duidelijk is, al durven wij ook in ernst niet aan de grootte der lijst, wel
aan die der perceelen denkenen al willen wij gaarne aannemen dat eene
minder nauwkeurige redactie het gevolg kan zijn van den spoed waarmede
de zaak behandeld is. Maar ook alle stijlkundige overwegingen daarge-
laten, wat beteekent dit artikelP Dat er 47 perceelen verkocht worden is
geen voorwaarde, maar een te relateeren feit. Dat de grootte wordt aange
duid is evenmin eene conditie; het is eene noodzakelijkheid. Of hebben
Burg. en^ Weth. eene aanduiding willen geven van de wijze, waarop de
omschrijving der te veilen perceelen zal moeten plaats hebben. Willen zij
voorschrijven dat die niet in het proces-verbaal moest staan, maar op eene
afzonderlijke lijst voorkomen en dat op die lijst ook elk perceel kadas
traal moet worden aangewezen, dan schemert daarin door dat hun art. 37
der wet op het notarisambt onbekend of hunne opvatting van dat artikel
eene andere dan de mijne was. Daar toch wordt gezegd: »de gebouwde
en ongebouwde eigendommen zullen in alle akten, bestemd om in de regis
ters der bewaring van de hypotheken te worden ingeschreven overgeschreven
of vermeld of aangeteekendworden aangeduid door de opgave van de ge
meente de sectie en het nummerwaaronder elk perceel in de schrifturen
van het kadaster bekend is, behoudens verdere omstandige beschrijving
indien deze door de belanghebbenden verlangd of door bestaande wetten of
reglementen gevorderd wordt". Dit moet voorkomen in de akte. Van een
verwijzen naar eene lijst is in dit artikel geene sprake. Ik heb in de
praktijk dan ook nooit daarnaar zien verwijzen, wel bij akten die onder de
wet van Pluviose vallen. Maar al ware dit anders, al kon men naar eene
lijst verwijzen, dan moet dit aan den notaris, aan den verbaliseerenden
ambtenaar, worden overgelaten. Hij moet weten op welke wijze en waar de
omschrijving der perceelen, die door hem iD veiling worden gebracht, het
best kan plaats hebben en dat bij wel de grootte van ieder perceel zal
vermelden valt zeker niet te betwijfelen. Ik stel daarom voor het gansche
artikel te doen vervallen. Men heeft hier met eene beschrijving der per
ceelen niet noodig. Ik herhaal het: het is geen voorgaarde. Ik zal mij,
zonder nadere inlichtingendus tegen art. 1 moeten verklaren.
De Voorzitter. Wat de eerste opmerking van den heer Dercksen be
treft, geloof ik dat zijn bezwaar zal vervallen, wanneer achter het woord
vperceelen" een komma wordt geplaatst, waardoor de zinsnede wolgens de
grootte op eene afzonderlijke lijst vermeld" een tusschenzin wordt en het
woord ^waarvan" op niets anders dan op de perceelen kan slaan. Het geheele
bezwaar komt dus eigenlijk neer op het gemis van een komma. Dit zalgeloof ik,
wel voor niemand als een ernstig bezwaar gelden en ik stel voor de redactie
van het artikel in zoover te wijzigen. Wat de volgende opmerking betreft
wensch ik mede te deelen dat Burg. en Weth.vóór zij de voorwaarden
aan den Raad ter goedkeuring aanboden, daarover een notaris hebben ge
raadpleegd, die er zijne goedkeuring aan heeft gehecht. Staat er dus iets
in dat in strijd is met de wet op het notarisambt, dan is dit niet aan