79 uitgekeerd. Die gelden vloeien voort uit giften, welke bij het verleenen van buitengewone diensten aan particulieren worden ontvangen; zij worden niet aaD de agenten gegeven die voor die buitengewone diensten aangewezen zijnmaar in eene kas verzameldwelke onder beheer van een der inspec teurs is. Ik weet ook niet of die gelden in zekere verhouding tot hun rang verdeeld wordenmaar wel weet ik dat het bedrag niet van dien aard is dat het invloed kan uitoefenen op de quaestie der verhooging van traktement. De heer Cock. Dank u, Mijnheer de Voorzitter I Toch zal ik tegen de verhooging stemmen, omdat ik deel de meening in de sectiën geuit zooals de heer Van der Lith terecht heeft opgemerkt dat de politie nog veel te wenschen overlaat. De volmaaktheid is niet te bereiken en ik eisch die ook niet, maar ik geloof, dat behalve traktements-verhoogingnog andere middelen in het werk kunnen worden gesteld om de politie beter aan hare roeping te doen beantwoorden en althans meer tevredenheid in de sectiën te bevorderen. Ik heb gelezen dat ieder agent van politie een exemplaar van de politie-verordening in den zak draagt. Ik vind dat zeer goed, doch het is mij niet genoeg, overtuigd als ik ben van de vele moeielijkhedendie aan het gewichtig ambt van agent van politie verbon den zijn. Ik wensch dus, dat zij niet alleen eene politie-verordening bij zich dragen, maar ook onderwijs, instructie, of hoe men het noemen wil, ontvangen over hunne bevoegdheid in het algemeen, hunne roeping, de grenzen van hun macht en in de laatste plaats ook over den inhoud der algemeene politie-verordening. Daarom spijt het mij in de Memorie van Antwoord te lezen deze woorden: Wat de klacht betreft dat de agenten van politie niet voldoende zouden bekend zijn met de bepalingen voor wier naleving zij hebben te waken, zij opgemerkt dat, zooveel de beschikbare tijd zulks toelaat, voor eene behoorlijke instructie wordt zorg gedragen." Voor zooveel de beschikbare tijd zulks toelaat, wordt daar gezegd. Tegen die woorden heb ik bezwaar; voor het daar bedoelde moest altoos tijd te vinden zijn al moesten ook andere nuttige werkzaamheden daaraan opgeofferd wor den. Ook met het oog op de vele mutatiën, die bij het personeel der po litie steeds plaats hebbenkomt mij een doorloopend soort van cursusje om het zoo eens te noemendringend noodzakelijk voor. Dit behoeft na tuurlijk geen cursus in het strafrecht te zijnmen bepale zich tot de eerste beginselenzooeven door mij aangewezen. Wat baat het personendie heden als politie-agent in dienst komen reeds morgenzoodra zij gekleed zijn, met eene politie-verordening in den zak op straat te sturen? 'Mij komt het voor dat het wenschelijk is en noodzakelijk aan die personen doorloopend onderwijs of instructie te geveD. Kan de commissaris daarvoor geen tijd vindenmen stelle één der inspecteurs daarvoor aan. Bij deze gelegenheid geef ik deze wenken aan het hoofd der politie, die daarover beter kan oordeelen. Ik boor dat de commissaris van politie ont zaglijk veel liefde heeft voor de uitoefening der Rijkspolitiezooals het opsporen van diefstallen, het aanhouden van losgebroken misdadigerskortom dat hij als een ware 'detective" werkzaam is. Daarover wordt bij algemeen geprezen en dit doet mij veel genoegen. Gaarne hoorde ik echter ook dat hij even sterk geprezen werd over zijn ijver voor de gemeentepolitie en dat hij bedacht, dat hij ook commissaris van politic is in Leiden en dat hier politie-verordeningen bestaan die nageleefd moeten worden en daarover wenschte ik dat hij voor zijne onderhoorigen een soort van cursusje hield. De Voorzitter. Men kan die uitdrukking in tweeerlei zin opvatten; in den zin als door u is gedaan, nl. als zij als het ware niets beters te doen hebben of met hun leegen tijd geen raad weten of, zooals inderdaad de bedoeling is, dat al de beschikbare tijd aan dat onderricht besteed worde. Ik kom met den commissaris van politie meer in aanraking als commis saris van de gemeente, dan van de !Rijkspolitie. Ik geloof den heer Cock de verzekering te kunnen geven, dat bij volstrekt niet die Rijkspolitie als hoofdambt beschouwt. Ik zou hem onreoht doenwanneer ik niet met nadruk verklaarde, dat de commissaris in dat opzicht weinig aan uwe niet laag gestelde wenschen zon overlaten. De eischen aan de politie gesteld zijn boog en men is niet altijd even billyk in zijne be- en veroordeeling. Een enkel feit wordt dikwijls breed uitgemeten, gelijk men nu b. v, gezegd heeft dat in het gezicht van het Stadhuis de Nederlandsche vlag is afgerukt. Dat feit gebeurde 's nachts; de politie zit 's nachts niet buiten. Ik her inner mij dat het in dien nacht nu juist geen buitengewoon mooi weêr was want bij het verhaal behoort nog, dat de vlag later in den modder werd teruggevonden. Waarschijnlijk heeft men hier te doen gehad met eene baldadigheid van een troepje dronken lieden, die in I of 2 minuten kon afgeloopen zijn. Is bet nu zoozeer te verwonderendat dit geschiedde zonder dat de politie dit zag? Gewoonlijk, als men het een of ander ziet gebeuren, zegt men: er was natuurlijk geen politie te zien. In den regel is dat juist het gevalwant is de politie te zien dan gebeuren de balda digheden niet. Men maakt juist van de omstandigheid gebruik dat de politie er niet is. De heer Verster. Ik wensch in antwoord op het door den heer Van der Lith aangevoerde mede te dcelendat ook ik in de sectiën behoorde tot degenen, die geen lof omtrent het beleid der politie hebben uitgespro ken. Dat belet eebter niet, dat ik voor de verbooging zal stemmen omdat ik meen dat geschikte ambtenaren alleen te verkrijgen zijn door het toe kennen van betere bezoldiging. Ik wil daardoor aan bet hoofd der politie, wiens taak ik verre van benijdenswaardig acht, de gelegenheid openen om zijne keuze nit geschikte personen te doen. In tegenoverstelling van het feit betreflende het afrukken eener vlag, hetgeen bij nacht is geschied, heb ik gewezen op feitendie op klaarlichten dag en ten aanzien der politie plaats vindenin strijd met de politie-verordening. Ik beb dan ook met genoegen vernomen dat de agenten zakboekjes hebben ontvangenwaaruit zij hunne plichten zullen leeren kennen. Ik hoop dat die boekjes niet in den zak zullen blijvenmaar goed bestudeerd zullen wordenwant ik geloof dat onbekendheid met de bepalingen der politie-verordening eene hoofdoor zaak is dat overtredingen straffeloos geschieden. Ik verwacht dat eene betere bezoldiging tot beter toezicht zal leiden. De heer Van Itebson. De argumententegen het voorstel tot verhooging bijgebrachtzijn nagenoeg allen ontleend aan motieven van ontevredenheid over de politieen de heer Van der Lith beroept zich met nadruk op het geen in de sectiën is medegedeeld. Ik heb ook in de sectiën grieven tegen de politie te berde gebracht; maar als ik daarvan hier niet spreek, dan Zitting verslag 1880. Iaat ik dit om een dubbele reden, die ik meen te moeten inededeelen na hetgeen de heer Van der Lith heeft gezegd. Ten eersteomdat de bespre king niet kan strekken tot verhooging van het prestige der politie, als zij geschiedt in openbare vergadering, ook omdat men niet tot eene decisie zal kunnen komen over de juistheid van de grieven, en ten tweede, omdat de meeste grieven ontleend zijn aan eene periode, toen gij, Mijnheer de Voorzitter! nog niet aan het hoofd der politie stondt. Ik wil nog eens herhalen dat mijne verdediging van het voorstel van Burg. en Weth. niet gebaseerd is op argumenten ontleend aan het uitnemende der politie, maar dat ik dat voorstel veeleer aanbeveel als krachtigen factor, om eene verbe tering van de politie mogelijk te maken. De heer Hartevelt. Een enkel woord slechts om te motiveeren waarom ik voor de verhooging zal stemmen. In vroeger tijd, toen de politie-agenten slecht gesalarieerd waren, waren de mutatiën in het personeel zoo veelvul dig dat men om de veertien dagen nieuwe gezichten onder de agenten zag. Sedert zij beter betaald worden zijn de mutatiën minder en ik hoop dat als deze yerhooging wordt toegestaanhet solliciteeren naar dergelijke be trekking in andere gemeenten, waar beter betaald wordt, zal ophouden en wij een vast korps goede politie-agenten zullen verkrijgen, waarmede do Burgemeester als hoofd van de politie flink zul kunnen werken. De heer Van der Lith. Mij komt die beschouwingswijze nog al vreemd voor. Men zegt: men is niet tevreden over een tak van een dienst en daarom moet men de traktementen verlioogen. Als wij datzelfde eens zeiden b. v. van de ambtenaren van de secretarie en redeneerden: omdat zij wat Goddank niet het geval isdaar wij uitstekend over hen tevre den zijn hnn plicht niet doen, zullen wij hunne traktementen verhoogen dan, geloof ik, zou zulk een voorstel toch niet veel stemmen verwerven. De heer Cock. Uw antwoord aan mij gehoord hebbendevrees ik sprekende van den commissaris van politiemij slecht te hebben uitgedrukt of slecht te zijn verstaan. Ik heb in de verte zelfs niet te keunen willen geven dat de commissaris van politie negligeert de grroeente-politie. Ik heb gezegd: ik verneem zooveel lof over zijn ijver en bekwaamheden in het rechercheeren van zaken van Rijkspolitie; dikwijls heb ik gehoord dat in hem de elementen zaten van een Eogelseh detective, en nu vrees ik dat dergelijke groote ijver voor een deel van zijn vak minderen ijver voor het ander deel zal veroorzaken en daarom wenschte ik enkel u, mijnheer de Voorzitter, als chef der politie eene vingerwijzing te geven om dien ijver als die voor een deel van zijn vak te sterk mocht blijken te temperen en hem aan te raden aan zijne onderhoorigen een doorloopenden kleinen cursus of instructie te geven over de bepalingen van onze politie verordeningen. De heer Juta. Sedert ik lid ben van den Raad hebben de traktementen der politie-agenten reeds verschillende verhoogingen ondergaan. Do motie ven waren altijd dezelfde, namelijk: als deze verhooging nog gegeven werd dan zou het goed worden dan zou men tevreden zijn. De verschillende verhoogingen zijn toegestaan en nu is er niemand in den Raad, die het po litiewezen kan verdedigen, of maar gedeeltelijk tevreden is. De voorstanders avoueeren dat de toestand der politie tot bedenking aanleiding geeft. Dit ontneemt mij het vertrouwen dat dit voorstel tot verhooging, op dezelfde motieven aanbevolendoel zal treffen. Ik geloof niet dat het in het geld zit. Met de tegenwoordige traktementen kan men eene goede politie krij gen mits men verschillende maatregelen neemt, waarop reeds de heer Cock heeft gewezen. Dit is het motief, dat mij belet voor bet voorstel van Burg. en Weth. te stemmen. Andere ambtenaren krijgen verhooging voor hunne goede diensten doch met de politie doet men juist andersommen geeft hun verhooging van bezoldiging in de hoop dat hunne diensten beter zul len worden. Als men een volgend jaar bij de ^behandeling der begrooting in de sectiën algemeen erkent dat er verbetering is, dan zal ik gaarne de verhooging toestaan. Maar nu is mij dit onmogelijk. Het voorstel van den beer Van der Lith, om het artikel met f 1850 te verminderenwordt met 13 tegen 4 stemmen verworpen. Voor stemden de heeren Van der LithCock Wilhelmy Damsté en Juta. Nos. 110112 worden aldus goedgekeurd: Kleeding en wapening der politiedienaars en veldwachters 3650; Onderhoud der wachthuizen, mits gaders licht en brandstoffen f 900; Idem der lantaarns en verdere kosten der verlichting ƒ21000. No. 113. Onderhoud der brandspuiten ƒ2000. De heer De Goeje. In de sectiewaartoe ik de eer bad te behooren is gesproken over het wenschelijke van den aankoop eener tweede stoombrand- spuit. Nu ik zie dat Burg. en Weth. het tot een pont van ernstige over weging zullen maken, is het overbodig hierop nader aan te dringen. De Voorzitter. Gaarne zullen wij bij de eerstvolgende noodzakelijke vernieuwing van brandspuiten de aanschaffing van eene tweede stoombrand- spuit overwegen. In beginsel zijn wij er zeer voor, maar wij wenschen er geen voorstel van te maken, voordat tengevolge van afkeuring van een of meer der bestaande spuiten eene vernieuwing noodig is. De heer Van Iterson. Nu dat punt in discussie komt, geef ik in over- weging of het niet beter zou zijn geld disponibel te stellen om maatregelen te nementen einde de bestaande stoombrandspuit spoediger aanwezig te doen zijn op de plaats van den brand. Bij de laatste branden is gebleken dat de stoomspuit in slaat is een belangrijken brand in betrekkelijk korten tijd te blusschen. Als de stoomspuit aankomt op de plaats, is in weinige minuten de brand aan het minderen. Als er nu twee stoombrandspuiten waren zou dit misschien nog wat gauwer gaan maar de eene doet het al zeer gauw en beperkt steeds den brand tot het aangetaste perceel. Van het grootste belang is het echter alles te beproeven om de stoomspuit ten spoedigste op het terrein te brengen. De Voorzitter. In den laatsten tijd is daarin voorzienwij hebben nu de paarden zoo dicht mogelijk bij de bewaarplaats van de spuit. Maar op ééne zaak moet ik attent maken. Zoodra er brandalarm wordt gemaakt wordt de stoomspuit buiten gebracht, in gereedheid gebracht en het vuur ontstoken. Er is een klein kwartier noodig om stoom van de vereischte drukking te maken. Als de stoomspuit op het terrein komtheeft zij in den regel die spanning reeds of bijna. Er gaat dus weinig tijd verloren,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1880 | | pagina 8