77
De beer Wilhelm* Damsté. Ik heb den weg in oogenscbouw genomen,
en, als ik bet voorstel van Burg. en Wetb. goed heb begrepen, zijn zij
voornemens den weg te vernieuwen. Ik ben echter van oordeel, dat de
weg wel is op te knappen door de gaten en kuilen wat dicht te maken.
Voor /700 kan men heel wat galen en kuilen-stoppen en nog een enkel
steentje er bij gevenook met het oog op de bestrating binnen Leiden
zou ik voorstellen den gebeeieu weg niet te vernieuwen. Voor het opknap
pen is eene som van TOO rijkelijk veel.
De heer Van dee Lith. Als het antwoord van den persoon van wien
gij, mijnheer de Voorzitter! zooeven die anecdote verteldetbij mij terecht
ware gekomen, zou ik hebben gezegd: verf uw schip zoo dik niet, verf
met een dunner laagje; althans wanneer ik moet aannemen dat zij, die den
last gavenwaren verstandige lieden die niet zoo beknibbelen zouden dut
het werk onuitvoerbaar was. Wij wcnschen inlichtingen, vooral naar aan
leiding van hetgeen in ons rapport gezegd is: «Te meer hebben wij tegen
de voorgestelde uitgave bezwaaromdat ons is gebleken dat het voornemen
bestaat om aan de straat in de kom van de gemeente Leiderdorp een mid
denpad van nieuwe keien op 2 meters te geven, hetgeen toch wel niet be
grepen zal zijn onder het onderhoud waartoe de gemeente Leiden nog steeds
verplicht wordt geacht." Wanneer ik wel ingelicht ben anders verzoek
ik, daar ik geen deskundige ben, om verschooning is het denkbeeld,
dat de keien, die nu bestaan, niet meer zijn te gebruiken. Zij zijn telkens
andersom gebezigd. Eerst hebben ze met een kant bovenop gelegen
toen bij de verstrating heeft men ze andersom gekeerd. Zoo zijn ze thans
niet meer bruikbaar en eischen vernieuwing. Is het nu werkelijk noodza
kelijk dat alle keien worden vernieuwd en f 1700 voor den weg worde uit
gegeven? Dit is slechts eene bescheiden vraag geweest aan Burg. en Weth.
is er in uw voorstel niets dan onderhoudniets dan waartoe wij volstrekt
verplicht zijn, begrepen? Kunnen Burg. en Weth. zeggen dat die /"1700
volstrekt noodig zijn ik zal het amendement niet volhouden. Dusver
ben ik echter niet overtuigd. Om bij de anecdote te blijven, ik meec dat
er heele dikke verf wordt gebruikt, wel 5 a 6 lagen, terwijl een laagje
voldoende zou zijn.
De Voorzitter. De voorstelling van de wijze waarop het onderhoud ge
schied is, door den heer Van der Lith gegeven, is nog slechts ten deele
juist. Niet alleen zijn herhaaldelijk de keien gekeerd, maar herhaaldelijk
ook zijn de beste keien van den kant naar het midden en de slechtste van
het midden naar den kant gebracht. De toestand is nu dan ook werkelijk
erbarmelijk. Ik betreur zeer de noodzakelijkheid van deze uitgaaf; maar
het is een erfstuk van onze voorouders van 1662, waaraan niet veel te
veranderen valt. Wij zijn verplicht den weg te onderhouden. Dat is niet
aan twijfel onderhevig, en onderhoud sluit vernieuwing in als die noodig is.
Misschien zijn de 73.60, die wij volgens contract jaarlijks ontvangen,
vroeger een voldoende som geweest; thans is dit het geval niet meer. De
toestand gisteren ontvingen wij nog een rapport van de schouwing van
den weg wordtmeer waar dan aangenaam voor Leiden, gezegd zeer slecht
te zijn en zeer veel te wenschen overlatende. Als wij aanvragen wat be
paald noodig is om er een in alle opzichten goeden weg van te maken
dan zouden wij ons niet tot 1700 kunnen bepalen. Maar wij wenschen
nu slechts een deel van den weg met nieuwe keien te beleggen ofschoon
het geen weelde zou zijn als wij den geheelen weg vernieuwden. Ik acht
het dus wenschelijk dat de heer Van der Lith zijn amendement intrekke.
Wij hebben eenmaal de verplichting tot onderhoud op ons genomen en
dienen aan die verplichting te voldoen. De heer Wilhelmy Damsté heeft
gezegd dat de toestandmet het oog op sommige gedeelten van Leiden
zoo erg niet is. Het zou mij verwonderen indien men in Leiden ééne straat
kon aanwijzen, die zoo slecht is als die weg.
De heer Wilhelmy Damsté. Het contract is reeds twee eeuwen oud;
is daarin sprake van een onderhoud met keien P De weg behoort toch onder
«wegen en voetpaden". Voor 200 jaar kende men daarop geen bestrating
maar was een weg een zandweg, zooals nog in mijn jeugd op de meeste dor
pen. Een zandweg kan men voor 100 onderhouden. Voordat wij nu
overgaan 1700 te besteden voor eene bestrating in eene andere gemeente,
wenschte ik dat men eerst nog eens onderzocht, of de uitgaaf voor nieuwe
keien noodig is. Zoo niet, dan kan men een goeden zandweg aanleggen
of een uieuw contract met Leiderdorp sluiten.
De heer Juta. Als ik u wel heb verstaan, mijnheer de VoorzitterI
zullen die 1700 slechts strekken tot gedeeltelijke vernieuwing van den weg
daar, als men tot geheele vernieuwing overging, die f 1700 niet vol
doende zouden zijn. Als wij nu een gedeelte van een slechten weg gaan
vernieuwen eri bet overschietende niet, dan zal het zoo afsteken, dat
wij hoogstwaarschijnlijk weldra weer een post op eene volgende begrooting
zullen zien gebracht voor vernieuwing van dat overschietende deel van den weg.
Daaiorn te meer vind ik het voorstel bedenkelijk. De wensch dat de weg
worde onderhouden, zoodat het niet meer kost dan 7 00 ongeveer. Door
het aangevoerde ben ik dus niet van het amendement teruggebracht.
De heer Van' der Lith. Het is mij ontzaglijk moeielijk het amen
dement te liandhuven daar ik geen deskundige ben en de ingewonnen inlich
tingen voor mij zoo afdoende warendat ik meende dat wij meer gingen
doen dan onderhouden. Nu wordt uitdrukkelijk gezegd: wij zijn verplicht
te doen wat Burg. en Weth. voorstellen. Nu vraag ikals wij het niet
doen, kunnen wij dan in mora worden gesteld, een dagvaarding krijgen van
Leiderdorp om den weg in beteren toestand te brengen en zouden wij dan
volgens Burg. en Weth. niet met juiste gronden daartegen kunnen opkomen?
Als wij iets minder deden dan wordt voorgesteldzouden wij dan aan onze
verplichting te kort komen? Is dit werkelijk wat Burg. en Weth. ver
klaren, dan meet ik als niet deskundige mij daarbij neerleggen. Ik stel
dus bepaald de vraag: meenen zij dat de /1700 absoluut noodzakelijk zijn
voor het onderhoud van den weg, dat wij verplicht zijn volgens contract?
De Voorzitter. Ik kan op die vraag geen ander antwoord geven dan
een stellig: ja.
De heer Van der Lith. Dan trek ik mijn amendement in.
De heer Wilhelmy Damsté. Dan neem ik het over.
l)e heer Cock. Ik constateer dat men voornemens is in de kom van
Leiderdorp geeno andere herstelling te doendan die onder den imam van
gewoon onderhoud kan worden gebrachtdaartoe zijn wij trouwens verplicht.
Van den geheelen hier bedoelden weg zijn slechts de twee uiteinden met
keien bestraat, namelijk het gedeelte tusschen de Zijlpoortsbrug en Span-
jaardsbrug en eindelijk het kleine gedeelte in de kom van Leiderdorp; het
overige is grintweg. Het gedeelte van de Zijlpoortsbrug tot Spanjaardsbrug
is in Leiden's belang. L)e toestand op dat gedeelte is werkelijk ellendig.
Ik hoop dat men gedeeltelijk nieuwe keien daar zal inbrengen. Daarom
al ware er in dezen post een spoor van weelde te ontdekken, wat gij ont
kent namelijk het gedeelte in de kom van Leiderdorp toch zoude ik
tegen het amendement stemmen in het vertrouwen dat de bestrating goed
zal geschieden en het nog 50 jaar zal kunnen uithouden.
De Voorzitter. De bedoeling is een nieuw rijpad van 2 M. te maken
en voor het overige gedeelte van den weg de beste keien uit den tegenwoor-
digen weg te gebruiken.
Het amendement van den heer Wilhelmy Damsté, om den post met
f 1000 te verminderen, wordt met 13 tegen 5 stemmen verworpen.
Voor stemden: de heeren Donner, Verster, Scheltema, Wilhelmy Damsté
en Juta.
No. 88 wordt goedgekeurd.
No. 89. Onderhoud van wandelplaatsen en plantsoenen /'680.
De heer Van der Lith. Een woord van dank aan Burg. en Wetb.,
dat zij de goedheid hebben gehad te laten onderzoeken voor welk bedrag
de beplanting der Ruïne zal kunnen geschieden. De som valt mij mede;
voor f 2000 zal de Ruïne in goeden toestand zijn te brengen. Ik zal nu
evenwel geen voorstel doen tot verbooging van den postalvorens alles
is uitgeput om oe beschikking over de Ruïne terug te bekomen of te zorgen
dat de Regeering eene bestemming er aan geve. Bij de begrooting wensch
ik mijne medeleden niet met een tusschenvoorstel lastig te vallen. Maar
binnen kort, voor de eerstvolgende vergadering, ben ik voornemens voor
te stellen ons te wenden tot de Tweede Kamer, met verzoek hetzij over te
gaan tot stichting van een Academiegebouw en eene som daarvoor op de
Staatsbegrooting uit te trekken of mede te werken dat de Ruïne aan de
gemeente worde teruggegeven. Ik zal het voorstel schriftelijk indienen en
thans niet de discussiën afbreken.
No. 89 wordt goedgekeurd.
Nos. 9096 worden aldus goedgekeurdOnderhoud vau bruggen en over
zetveren 7320; Idem van pompen en riolen ƒ7920; Idem van havens,
vaarten, kaaimuren, sluizen en andere waterwerken f 9240; Idem van klok
kenhorloges, speelwerken en dergelijke 700 Kosten van aanleg en onder
houd der algeraeene begraafplaats 50Onderhoud van vaartuigen 1025;
Kosten voor bet verstrekken van en aanleg voor duinwater /1600.
No. 97. Bijdrage van den gemeente in de kosten van aanleg van eene
duinwaterleiding 16000.
De heer Van der Lith. Is het niet mogelijk deze bijdrage eenigszios
te verminderen, of bestaat daarop geen gegrond vooruitzicht?
De Voorzitter. Er zijn bereids f 2000 afgegaan. Men kan ook hier
zeggen: Vappélit vient en mangeant. Men had aanvankelijk het vooruit
zicht dat het veel langer zou duren voordat de som aan rentegarantie te
betalen, verminderde. Verleden jaar ging er reeds /4500 af, nu weder
2000. Ik zou niet durven zeggen dat er nog meer kan afgaan.
De beer Van der Lith. Het was slechts eene eenvoudige vraag. Vol
gens uwe meening kan men dus dezen post niet veilig verminderen?
De Voorzitter. Neen een volgend jaar hopen we eene vermindering
te kunnen aangeven van eenig meerder belang daar het niet onmogelijk is
dat in den loop van 1881 de Rijks-Academiegebouwen van duinwater zullen
worden voorzienwat tot nu toe nog niet het geval was.
No. 97 wordt goedgekeurd.
No. 98 wordt aldus goedgekeurd Reinigen van riolen stelsel Lieruur 1760.
Hoofdstuk II wordt met algemeene stemmen aangenomen.
Hoofdstuk III. Kosten voor eigendommen welke de gemeente naar
het burgerlijk recht bezit, met de deswege verschuldigde lasten.
No. 99. Onderhoud vau buizen, torens, poorten en dergelijke 3665.
Deze post wordt overeenkomstig het voorstel van 1'urg. en Weth. en de
Commissie van Financiën met f 260 vermeerderd wegens werkzaamheden aan
de Lakenhalzoodat het cijfer wordt f 3925.
De heer Le Poole. Heb ik wel gelezen dat eene nieuwe deur onder de
aangevraagde som moet begrepen wordendan behoef ik u niet in herin
nering te brengen, mijnbeer de Voorzitter, dat reeds op de begrooting
voor 1878 eene som was uitgetrokken voor dat doel. Het verheugt mij
daarom zeer dat er nu werk vau zal gemaakt worden want de tegenwoor
dige deur hangt uit zijn naven. Voor de Lakenhal wil ik echter nog iets
meer, namelijk de herstelling van den buitenmuur. Ik hoop dat Burg. en
Weth. in het volgend jaar in de gelegenheid zullen zijn voor te stellen
eeuige gelden te bestemmen om dien muur van zijn Portland-cement te ont
doenwaardoor het schoone gebouw het karakter gekregen heeft van eene
cellulaire gevangenis. Daarenboven gebruiken de jongens dien muur voor
een lei om er schilderingen op te maken niet in overeenstemming met bet
schoone dat binnen bet gebouw te zien is. Die muur moet m. i. weer
afgebikt en daarna gevoegd worden en alzoo in overeenstemming worden
gebracht met bet schoone gebouw dat daarachter staat.
De Voorzitter. Vroeger hebben wij hetzelfde denkbeeld gehad, maar
uit een ingesteld onderzoek is geblekendat de muur in zulk een gcdela-
breerden toestand verkeerde, dat, om hem een eenigszims oogelijk voorko
men te geven, bij moest worden gecementeerd. Dat cement is er niet op
gebracht met het doel om den muur te verfraaienmaar is eigenlijk een
cacfie-misère. Ik geloof niet dat het in uwe bedoeling zal liggen er zooveel
kosten aan te besteden om een geheel nieuwen muur op te trekken enkel opdat
die in den stijl van het gebouw moge zijn. Ik wil echter gaarne laten on
derzoeken, hoeveel die kosten zouden zijn. De deur is in 1877 wel reeds
op de begrooting gebracht, maar er bestond altijd nog strijd over den stijl.
Eindelijk zijn wij bezweken voor de adviezen vau de deskundigen. De
deur, die wij gaarne gezien hadden, was niet in den stijl van liet gebouw
en dus hebben wij toegegeven om eene even leelijke houten deur Ie laten