n
ïtfttJiis van &oni!erclag 38 October 188®,
geopend 's namiddags te één uur.
Voorzitter: de heer Burgemeester L. M. De Laat de Kanter.
Te behandelen onderwerpen:
1°. Onderzoek van de geloofsbrieven van de benoemde leden van den Ge
meenteraad, de heeren Mr. J. Bredius en Dr. G. Zaalberg.
2°. Benoeming van een leeraar in de staatswetenschappen aan de Hoogere
Burgerschool. (192)
3». Idem van een Commissaris der Gasfabriek. (194)
4". Idem van een hulponderwijzer en eene hulponderwijzeres aan de school
n°. 1 voor minvermogenden. (195)
5». Suppletoire slaat van begrooting, dienst 1880. (191)
6». Voordracht tot verhooging van de jaarwedde van den leeraar in het
rechtlijnig teekenen aan de Hoogere Burgerschool. (193)
7°. Begrooting van het Stedelijk Werkhuis voor 1881. (185)
8°. Idem van de Bank van Leening. (186)
9». Idem van hel H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis. (187)
10". Idem van het R. K. Armbestuur. (188).
11°. Idem van het Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwen
huis. (188)
12». Idem van Vrouwen Kraammoeders. (188)
13°. Idem van het R. K. Wees- en Oudeliedenhuis. (189)
14». Idem van het Evang. Luthersch Wees- en Oudeliedenhuis. (189)
15». Rekening der Plaatselijke Schoolcommissie over 1879. (173)
16». Verzoek van C. de Koning, om eene stoep te leggen. (197)
17». öntwerp-vcrordening houdende Reglement voor eene Hoogere Burger
school voor meisjes, waaromtrent in de vorige vergadering de stemmen
hebben gestaakt. (160, 171 en 184)
18". Begrooting van de ontvangsten en uitgaven der gemeente voor 1881. (158)
Tegenwoordig 19 leden, als: de heeren Van der Zweep, Wilhelmy Damsté
Juta, Goudsmit, Librecht Lezwijn Hartevelt, De Fremery, Van Wensen, Van
der Lith, De Goeje, Donner, Le Poole, Verster, Scheltema, Driessen
Van Heukelom, Cock, Van Iterson en De Laat de Kanter.
De heer Du Rieu gaf kennis verhinderd te zijn de vergadering bij
te wonen.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van 21 October jl.
worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede:
1°. Dispositie van de Ged. Staten der provincie Zuidhollaud van 19/25
October, G. S. n°. 78/3, ten geleide van het goedgekeurd raadsbesluit tot
verhooging der gemeente-begrooting, dienst 1880, in ontvangst en uitgaaf
met ƒ15000.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
2°. Dat door het Bestuur der Leidsche Scbóuwburg-vereeniging is inge
zonden afschrift der rekening over het speelseizoen 1879/80, met bijlagen.
Dit wordt ter inzage van de leden in de leeskamer nedergelegd.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Voordracht ter benoeming van eene hulponderwijzeres aan de open
bare lagere school n°. 3, voor minvermogenden.
2°. Voordrachten ter benoeming van 2 hulponderwijzeressen aan de
meisjesschool 2e klasse.
Deze worden ter inzage van de leden in de leeskamer nedergelegd.
3°. Rekening en verantwoording over 1879 en staat van af- en over
schrijving op de begrooting van 1879, van de Armverzorgers der Israëlietische
gemeente.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze te stellen in handen
van de Commissie van Financiën.
Nog deelt de Voorzitter mede dat van de tijdelijke geldleening ad
ƒ65000, ter voorziening in de behoefte aan kasgeld, wederom ƒ10000
is afgelost, zoodat nog overblijft eene som van ƒ35000.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
Aan de orde is:
I. Onderzoek van de geloofsbrieven van de benoemde leden van den
Gemeenteraadde heeren Mr. J. Bredius en Dr. G. Zaalberg.
De Voorzitter. Mag ik de heeren Librecht LezwijnHartevelt en
Van Heukelom uitnoodigen zich te belasten met het onderzoek van die
geloofsbrieveu?
De zitting wordt eenige oogenblikken geschorst.
Na heropening der vergadering brengt de beer Librecht Lezwijn rap
port uit.
De heer Librecht Lezwijn. Mijnheer de VoorzitterNamens de Commissie
benoemd tot onderzoek der geloofsbrieven van de benoemde leden van den
Gemeenteraad, de heeren Mr. J. Bredius en Dr. G. Zaalberg, heb ik de
eer te rapporteeren.
Op 5 October beeft plaats gehad de verkiezing waarbij geene volstrekte
meerderheid is verkregen, noch door den heer Bredius, noch door den heer
Zaalberg, zoodat eene herstemming op 19 October d. a. v. is gehouden,
waarbij de heer Bredius 587 en de heer Zaalberg 575 van dè 1154 gel
dige stemmen heeft verkregen.
Door den heer lËredius is overgelegd 1°. eene geboorte-akte, waaruit blijkt
dat hij op 2 Mei 1829 is geboren te Woerden, 2°. eene verklaring af
gegeven door den Burgemeester der gemeente Leidenwaarbij deze verklaart
dat Mr. J. Bredius gedurende het laatste jaar voorafgegaan aan zijne ver
kiezing is geweest ingezeten dier gemeente3°. eene verklaring van den
heer Bredius dat hij geene openbare betrekkingen bekleedt. Aangezien de
heer Bredius voldaan heeft aan de voorschriften van art. 17 der Gemeen-
tewet, zoo concludeert de Commissie dat hij zal worden toegelaten tot lid
van den Gemeenteraad.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De beer Librecht Lezwijn. Omtrent de geloofsbrieven van Dr. G.
Zaalberg heeft de Commissie hetzelfde te rapporteereu. De heer Zaalberg
is bij herstemming met 575 stemmen tot lid van den Gemeenteraad ge
kozen. Hij heeft overgelegd: 1°. zijne geboorte-akte, waaruit blijkt dat hij
geboren is in 1834, te Leideu2°. eene verklaring van den Burgemeester
dat de heer Zaalberg het jaar voorafgaande aan zijne verkiezing is inge
zeten geweest der gemeente Leiden en 3°. eene verklaring, dat hij geene
andere openbare betrekking bekleedt dan die van genees-, heel- en verlos
kundige. Aangezien de heer Zaalberg voldaan heeft aan de voorschriften
der Gemeentewet, art 17, stelt de Commissie voor hem toe te laten als lid
van den Raad.
Dienovereenkomstig wordt besloten,
De Voorzitter. Van deze besluiten zal aan de heeren keunis worden
gegeven. Ik dank de Commissie voor de door haar volbrachte taak.
II. Benoeming van een leeraar in de staatswetenschappen aan de hoogere
burgerschool.
(Zie log. St. no. 192.)
De heeren Juta, Van Wensen en Verster worden door den Voorzitter
uitgenoodigd met hem het stembureau uit te maken.
Wordt benoemd Dr. G. Pekelharing, belast met de tijdelijke waarneming
der betrekkingmet 14 stemmen 4 briefjes waren in blanco gelaten.
III. Benoeming van een Commissaris der Gasfabriek.
(Zie Ing. St. n°. 194.)
De heer Cock. Een enkel woord, Mijnheer de Voorzitter, alvorens tot
deze stemming wordt overgegaan. Ik wenschte namelijk, daar ik de raads-
verordening op de gasfabriek niet voor mij heb liggen, de vraag te doen,
of mijne opvatting juist is, dat wij hier te doen hebben, niet met eene
aanbevelingmaar met eene voordracht van vier personenmet andere
woorden dat de Raad niet kan verkiezen wien hij wil, maar in zijne keuze
beperkt isomdat hij zich aan de voordracht moet houden.
De Voorzitter. Uwe opvatting is juist. Het is eene voordracht, waar
uit eene keuze moet gedaan worden.
De heer Cock. Dus vrije keus is uitgesloten
De Voorzitter. Art. 3 der verordening van 30 Nov. 1876 luidt als
volgt: *De twee raadsleden treden beurtelings om de twee jaren af, doch
zijn weder verkiesbaar. Hunne benoeming geschiedt bij voorkomende va
cature, uit een dubbeltal door Commissurissen aan te biedenVermeerderd
met een gelijk getal door Burgemeester en Wethouders."
De heer Cock. Ik dank uik had verzuimd de verordening in te zien.
De uitslag van de stemming is, dat tot Commissaris der gasfabriek be
noemd wordt de heer J. C. Van der Zweep, met 11 stemmen.
Op den heer G. Wilhelmy Damsté werden uitgebracht 5 stemmen; 2
briefjes waren in blanco.
De heer Van der Zweep verklaarde de benoeming aan te nemen.
IV. Benoeming
a. van een hulponderwijzer aan de school n°. 1 voor minvermogenden.
(Zie Ing. St. n®. 195)
Wordt benoemd A. Cattel, tijdelijk met de waarneming dier betrekking
belast, met 12 stemmen; 2 stemmen waren uitgebracht op H. G. Gesink;
4 briefjes waren in blanco.
b. Van eene hulpouderwijzeres aan voormelde schóól.
Wordt benoemd mej. H. G. Gesink thans tijdelijk met de waarneming
dier betrekking belast, met 11 stemmen; op A. Calttèl en Florijn waren
ieder 1 stem uitgebracht5 briefjes waren in blanco.
V. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1880.
(Zie log. St. no. 191.)
De heer Cock. Tegen de zaak zelve heb ik geen bezwaar, maar ik
ontmoet in de stukken cijfers, die van elka&r verschillenwaaromtrent ik
eenige inlichting wenschte te hebben. In stuk n°. 191, voorkomende op
blz. 61 van de gedrukte stukken, lees ik in de linkerkolom: »tot bet
brengen van een nieuwen post op de begrooting in Ontvangst, hoofdstuk IV,
art. 16, volgn. 46a, vergoeding van het rijk overeenkomstig art. 45 der
wet van 17 Augustus 1878 (Stbl. n°. 127) van dertig ten honderd der bij
art. 44 dier wet bedoelde baten van het lager onderwijs 5057,33". Aldus
luidt de voordracht. Maar nu lees ik aan het cindo van het geheele stuk
waar dezelfde zaak in den vorm eener Memorie van Toelichting wordt her
haald, »dat Burg. en Wetb. het wenschelijk achten een post in ontvangst
te brengen wegens de Rijksbijdrage in zake lager onderwijs welke bijdrage
over een zesde van het jaar geraamd kan worden op ongeveer ƒ6500."
Dat is een verschil van ongeveer ƒ1500.
De Voorzitter. De aanleiding tot uwe opvatting ligt waarschijnlijk aan
de redactie. Het latere cijfer (ƒ6500) is genoemd om aan te duiden, dat
de post veilig met het opgegeven bedrag verhoogd kan wordenomdat het
geheele cijfer 6500 zal zijn. Die bijvoeging moet meer als eene toelich
ting worden beschouwd.
De heer Cock. Ik dank u voor de inlichtingen. Ik wensch geconsta
teerd te zien wat ik heden besluitnl. tot het brengen van een nieuwen
post op de begrooting, niet van 6500, maar van 6057.33 in ontvangst
en uitgaaf.
De suppletoire staat wordt hierop met algemeene stemmen vastgesteld.
VI. Voordracht tot verhooging van de jaarwedde van den leéraar in het
rechtlijnig teekenen aan de hoogere burgerschool.
(Zie Ing. St. no. 193.)
Wordt aangenomen met 17 stemmen tégen 1die van den heer Dotmer.