90
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.
Art. 4.
De Voorzitter. Hierin wordt, overeenkomstig den wensch der Commis
sie, »op" in vaan" veranderd.
De Commissie beeft nog eene wijziging aangegeven in art. 9 doch wij
achten het beter de bijvoeging bij art. 4 te doen.
De heer De Goeje. In art. 9 is sprake van het toezicht, hier van het
onderwijs. Dit onderscheid voorkomt m. i. dat door de bijvoeging der be
paling bij dit artikel strijd zou kunnen ontstaan.
De Voorzitter. Dat is zoo. Maar bij art. 4 wordt het aantal leeraars
vastgesteld, en nu kwam het ons beter voor daarbij de verhouding van
dezen onderling, voor zoover het onderwijs betreft, tegelijker tijd te regelen.
Werd dit bij art. 9 gedaan, dan scheen het niet onmogelijk dat er ver>chil
van meening ontstond in hoeverre de hoofden der scholen zich in het
onderwijs konden mengen.
De heer De Goeje. Ik heb er geen bezwaar tegenals maar niet de
leerares ook onder het oppertoezicht van den eersten leeraar wordt gesteld.
De Voorzitter. Dit is de bedoeling niet. Er staat in de bijgevoegde
alinea dat de tweede en derde leeraar in de gymnastiek zich in bun onder
wijs naar de voorschriften der eersten leeraar moeten gedragen. Daaruit
blijkt duidelijk genoeg, dat het gezag van dezen zelf niet verder, althans
niet over de leerares uitstrekt.
De heer De Goeje. Op die wijze heb ik er niets tegen.
Het gewijzigd art. 4 wordt goedgekeurd. Evenzoo de overige artikelen
en het nieuwe art. 11.
De geheele verordening wordt met algemeene stemmen aangenomen.
De Voorzitter. Aan de orde is de Vle verordening, regelende de hef
fing van schoolgelden op de openbare lagere scholen te Leiden.
Deze verordening, overeenkomstig het nadere voorstel in 3 artikelen ge
splitst, die achtervolgens worden goedgekeurd, wordt met 17 tegen 2 stem
men aangenomen.
Tegen stemden: de bneren Cock en Le Poole.
De Voorzitter. Aan de orde is de Vile verordening, regelende de invor
dering der schoolgelden.
Zonder discussie en met de wijziging, nader door Burg. en Weth. voor
gesteld, wordt deze verordening met algemeene stemmen aangpnomen.
De heer De Goeje. Mag ik nog een vraag doen, mijnheer de Voor
zitter I ln de begeleidende missive van de Schoolcommissie aan Burg. en
Wetb. is antwoord gegeven omtrent verschillende vragen door Burg. en
Weth. aan de Schoolcommissie gedaan ook omtrent bet herhalingsonder-
wijs. In art. 17 der nieuwe wet staat: vVoor zooveel doenlijk wordt aan
hen die het gewone schoolonderwijs genoten hebben gelegenheid gegeven
tot het genieten van herhalingsonderwijs.'1 Het is natuurlijk quaestieus of
niet werkelijk het herhalingsonderwijs van gemeentewege geregeld moet
worden. Met het oog daarop is in de verordening de bepaling opgenomen
dat de bezoldigingen zoo geregeld zijn, dat, als tot invoering wordt beslo
ten de onderwijzers verplicht zijn daaraan deel te nemen. Maar de Raad
zal slechts verantwoord zijn en de Regeering alleen in dit geval misschien
niet op de invoering van gemeentewege aandringen, indien men kan aan-
toonen, dat in de behoeften op andere wijze voldoende wordt voorzien. De
Schoolcommissie heeft daarvoor het oog geslagen op de Vereeniging tot be
vordering van geregeld schoolbezoek dat deze de bestaande herhalingsschool
zal voortzetten en de gelegenheden voor herhalingsonderwijs zal vermeerde
ren. Wanneer dit zal gebeurenzal de Vereeniging daartoe door ondersteu
ning uit de gemeentekas moeten in slaat gesteld worden. Ik hoop dat zij
zich zelf daartoe tot den Raad zal wenden; maar zij dient daarvoor eenig
vooruitzicht te hebben, dat haar voorstel gunstig zal worden ontvangen.
De Voorzitter. Ik kan verzekeren dat dit een punt van ernstig onder
zoek bij het Dagelijksch Bestuur zal blijven uitmaken en wij, zoo noodig, niet
in gebreke zullen blijven de noodige voorstellen te doen, daarbij rekeoeude
op de medewerking der Schoolcommissie.
Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering gesloten.