87 Geen wonder dan ook dat, toen voor de oprichting van gemeente-ge bouwen plaats noodig was, men het oog sloeg op de Kuïne, die, meer nog dan te voren, haar naam volkomen verdiende, en Burg. en VVeth. zich tot den Minister van Buinenlandsche Zaken wendden met hetzeker niet on bescheiden verzoekeen klein gedeelte van de Kuïne daarvoor te mogen innemen. Te meer bestonden daarvoor termenomdat een der gebouwen waarvoor de Kuine was afgestaan, het Zoötomisch Laboratorium, reeds op eene andere plaats was opgerichten daarvoor de liuïne althans niet meer bctemd was. Zelfs zou de vraag geopperd kunnen wordenof de gemeente, die de Kuïne aanbood onder voorwaarde dat daarop 3met name genoemde gebouwen zouden worden gesticht, niet gerechtigd is, den grond terug te nemen nu aan die voorwaarde niet meer zal worden voldaan. In allen ge valle lijdt dat geen twijfel, indien de Kegeering voorhad de Kuïne voor een Museum, en niet voor het Academiegebouw te bestemmen. Voor beiden, en hoofdzakelijk voor het laatstehad de afstand plaats. Toen Burg. en VV'elh. het bovengenoemde verzoek indienden, bestonder bij den ondergetet-kt-nde weinig twijfel, of de Minister Zou het toestaan. Men wist, dat de geheele Kuïne niet noodig was voor het te stichten Academie gebouw en zelfs scheen het, dat bet plan zelf vooreerst geheel was opge geven. Immers moet men dit opmaken uit de belangrijke, vrij aanzienlijke kosten veroorzakende restauratie van de oude Academiedie toch wel niet zoudeu gedaan zijn, indien bet ernstig vuornemen bestond, tot den bouw van een Academiegebouw (niet Museum alleen, waarvoor de Kuïne niet is afgestaan) over te gaan. Maar het antwoord van den Minister viel afwijzend uit. Was dit voor een deel eene groote teleurstelling, aan den anderen kant gaf het reden tot blijdschap, te vernemen dat de Minister als reden zijner weigering opgaf (dit toch kan wel zonder schending van het beweerde con fidentieele karakter van 's Ministers schrijven worden medegedeeld), dat de Kuïne beschikbaar moet worden gehouden voor Academische gebouwen. Nsar het schijnt bestaat dus bij dezen Minister het erustige plan, tot den bouw op groote schaal over te gaan. Maar toch blijft bij den ondergeteekende en niet alleen bij bem ernstige twijfel bestaan of erzonder aandrang van buitenaan dat plan spoedig zal worden gevolg gegeven. In de eerste plaats wegens de genoemde restauratie. Maar vooral ook om het ontbreken van den daarvoor bestemden post CR de begrooting. Hij wenscht dus de 2de Kamer in de zaak te betrek ken en haren steun aan den Minister te verschuilen die, bestaat bij bem hst ernstige voornemen tot den bouw, zich gaarne door de Staten-Generaal daar toe in staat zal zien gesteld. De ondergeteekende koestert de vaste over tuiging, dat de Staten-Generaal nu, na 7 jaren wachtens, gaarne daartoe bereid zullen zijn, en de vroeger uitgedrukte sympathie voor Leidens Hooge- school gestand zullen doen. Maar mocht het onverhoopt blijken dat dit het geval niet is, dan voorzeker zullen zij inzien, dat het niet rechtvaardig is, Leiden langer aan de lijn te houden, en die gemeente wederrechtelijk van een terrein te berooven dat alleen is afgestaan, omdat men vertrouwen had in de belofte, dat spoedig eene Academie zou worden gesticht. Dat vertrouwen was zoo groot, dat men verzuimde de noodige waarborgen te bedingen, opdat de bouw werkelijk tot stand zou komen. Zal dat vertrou wen nu worden beschaamd en Leiden nog jaren lang zijne Kuïne moeten Cervenzonder dat er een ernstig plan tot bebouwing voor Universiteits doeleinden bestaatP Wij verwachten beter van de rechtvaardigheid van Ke geering en Staten-Generaal. En zelfs wanneer, 't geen niet te denken is, de 2de Kamer ons verzoek van de hand wees, dan zal de aanueming van dit voorstel door den Kaad althans dit voordeel hebben gehad, dat de zaak ter sprake is gebracht en esnc beslissing genomen. Wij kunnen dan weten of werkelijk de noodza kelijkheid beslaat, 's Gravenstein op te offerenen in bet ongunstigst geval de beplanting der Kuïne van de Kegeering verwachten. Want niemand zal gelooven dat, wijst de 2de Kamer ons verzoek af, er in de eerste jaren aan de oprichting der gebouwen gedacht zal worden. En dan zal de Ke geering wel genoodzaakt zijn het terrein, door haar toedoen ongebruikt ge laten in zoodanigen staat te brengendat het ophoudt een schande voor Lci.len te zijn; eene schande die niet voor rekening der gemeente, maar voor rekening van 's Lands Kegeering komt. P. A. V. d. Lith." De Voorzitteb. Ik stel voor dit stuk te laten drukken. In de volgende vergadering zullen Burg. en Wetb. naar aanleiding daarvan een voorstel doen. Eindelijk wensch ik nog mede te deelen dat de gemeente-begrooting, waarvan de cijfers in de vorige vergadering, salvo errore et omissionezijn vastgesteld, later gebleken is eene fout in de optelling te bevatten. Dien tengevolge moet het eindcijfer van f 685,481 veranderd worden in f 690,481, terwijl het bedrag der onvoorziene uitgaven ƒ45046 wordt. Aan de orde is: II. Benoeming van eene hulponderwijzeres aan de school n". 3 voor minvermogenden. (Zie Ing. St. n°. 196.) De heeren Zaalberg, De Fremery en Wilhelmy Damsté worden door den Voorzitter uitgenoodigd met hem bet stembureau uit te maken. Met algemeene (14) stemmen wordt benoemd Mej. A. M. Vrijhoff, ter wijl 5 biljetten in blanco waren. III. Idem van twee hulponderwijzeressen aan de meisjesschool der 2e klasse. (Zie Ing. St. no. 199). Achtereenvolgens worden benoemd Mej. C. B. Renaudmet algemeene (35) stemmen, zijnde 4 biljetten in blanco, en Mej. A. J. Van Logliem met algemeene (15) stemmen, zijnde 3 biljetten in blanco en 1 van on waarde. IV. Verzoek van J. L. A. Desertine, om continuatie als stads-heel- meester. (Zie Ing. St. n°. 202.) Vet algemeene stemmen wordt tot continuatie besloten. ZrrriKOVBBSLAO 1880. V. Idem van P. Arnoldus en T. Strengere, om eene brug te leggeü. (Zie Ing St. no. 203.) Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt het verzoek toegestaan. VI. Idem van Mej. T. Middelkoop, om ontslag als hulponderwijzeres aan de school n°. 1 voor minvermogenden. (Zie Ing. St. n°. 207.) Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt het ontslag eervol ver leendmet ingang van 1 Januari 1881. VII. Eerste suppletoir kohier der plaatselijke directe belasting dienst 1880. Met algemeene stemmen wordt het kohier, ten bedrage van f 1785.01, vastgesteld terwijl de heeren Dercksen en Bredius zich buiten stemming hielden. VIIT. Suppletoirs staat van begrooting, dienst 1879, van het Nederl. Israëlietisch Armbestuur. (Zie Ing. St. n#. 201) Wordt roet algemeene stemmen goedgekeurd, zijnde de heer Goudsmit bij dit en de twee volgende punten niet tegenwoordig. IX. Rekening van voormeld Armbestuur over 1879. (Zie Ing. St. no. 200.) Wordt met algemeene stemmen goedgekeurd. De heer Juta komt ter vergadering. X. Begrooting als voren over 1881. (Zie Ing. St. no. 204.) Wordt met algemeene stemmen goedgekeurd. XI. Voordracht betrekkelijk den verkoop van grond bij het Plantsoen. (Zie Ing. St. no. 209). De heer Cock. Ik wenschte eens inlichting te vragen. Tegen de over dracht heb ik niets. Het gedane voorstel is tweeledig. Tegen het eerste gedeelte daarvan, strekkende om te verklaren dat de nieuwe gedempte gracht onttrokken worde aan den openbaren dienst, kan geen bedenking worden gemaakt. Het is het voorschrift der wet. Ten tweede wordt voor gesteld Burg. en Weth. te machtigen tot verkoop van den grond en wel tot openbaren verkoop. Ook daartegen heb ik niets op zich zelf. Maar ik wenschte enkel te vernemen of, evenals vroeger, de voorwaarden van derge- lijken publieken verkoop vooraf aan den Kaad zullen worden onderworpen en, ten tweede, of de gunning aan den Kaad zal worden voorbehouden, evenals vroeger is geschied met de gronden aan de Hoogewoerdspoort. De Voorzitter. De beantwoording van die vragen hangt van den Raad zelf af. Het voornemen is niet tot den verkoop over te gaan voordat de voorwaarden aan den Kaad zijn medegedeeld eri wij stellen er prijs op, als er bedenkingen of opmerkingen daaromtrent zijn, dat die ons worden mede gedeeld, ten einde er gebruik van te kunnen maken. Onze wensch is natuurlijk dat de gronden zooveel mogelijk zullen opbrengen. Of de gun ning aan den Kaad zal worden overgelatenis een punt dat later besproken kan worden. De heer Cock. Ik maak uit uw antwoord op, mijnheer de Voorzitter, dat de voorwaarden tijdig ter onzer kennis zullen worden gebracht, zoodat er gelegenheid zal zijn voor de leden het voorstel te doen om de gunning aan den Kaad voor te behouden. Als het zoover is zal ik zien in hoever ik een voorstel in dien zin zal doen. De voordracht wordt hierop met algemeene stemmen aangenomen, XII. Ontwerp-verordeningcn IIIII en IV voor de hoogere burgerschool voor meisjes. (Zie Ing. St. nos. 160, 171, 178, 184 en 105.) De Voorzitter. In de eerste plaats is aan de orde de He ontwerp verordening, regelende het getal, de jaarwedden, de benoeming en het ont slag der leeraressen aan de hoogere burgerschool voor meisjes te Leiden. Er worden geene algemeene beraadslagingen gevoerd. Art. 1. De Voorzitter. Ik zal de letters een voor een in behandeling brengen. Letters a en b worden goedgekeurd. Letter c wordt met 17 tegen 2 stemmen aangenomen. Tegen steraden: de heeren Cock en Le Poole, terwijl de heer Bredius buiten stemming bleef. Letter d. De Voorzitter. Hierin wordt eene wijziging gebracht, zoodat gelezen wordt: «voor een leerares of leeraar in de geschiedenis en aardrijkskunde op f 1600." De alinea wordtaldus gewijzigd goedgekeurd. Letter e wordt goedgekeurd. Letter f. De Voorzitter. Letter f en l zijn uitgevallendaar deze vakken afzon derlijk zullen worden geregeld in de verordening op het teekenen en de gymnastiek. Letters g en h worden goedgekeurd.- Letter i wordt met 15 tegen 4 stemmen aangenomen. Tegen stemden: de heeren Vereter, Cock, Le Poole en Dercksen. De heer Bredius hield zich buiten stemming. Letter k wordt goedgekeurd. Letter l. De Voorzitter. Ook deze alinea vervaltevenals ietter f. De heer De Goeje. Moet nu nog niet eene nieuwe alinea aan het ar tikel worden toegevoegd, luidende: 'De bezoldiging en verplichtingen der

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1880 | | pagina 16