66
Hoofdstuk IX der begrooting van Uitgaven (Onvoorziene Uitgaven), uit
getrokken tot een bedrag van 40046, wordt met algemeene stemmen aan
genomen.
De begrooting van Uitgaven, tot een bedrag van f685,481, wordt met
17 stemmen tegen 1 die van den heer Verster, aangenomen.
De begrooting der Inkomsten, tot een bedrag van 685,481, wordt met
15 tegen 3 stemmen aangenomen.
Tegen stemden: de heeren Le Poole, Donner en Verster.
De gekeeie begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente Leiden
voor den dienst van 1881bedragende in ontvangst en in uitgaaf ƒ685,481,
wordt aangenomen met 15 tegen 3 stemmen.
Tegen steroden: de heeren Le Poole, Donner en Verster.
Niets meer aan de orde ïijnde, wordt de vergadering gesloten.
Zitting van Donderdag 11 November 1880,
geopend 's namiddags te 2 uren.
Voorzitter: de heer Burgemeester L. M. De Laat de Kanter.
Te behandelen onderwerpen:
1°. Belediging en installatie van de nieuw inkomende leden van den Ge
meenteraad.
2°. Benoeming van eene hulponderwrjzeres aan de school n°. 3 voor min
vermogenden. (196)
3®. Idem van twee hulponderwijzeressen aan de Meisjesschool der 2lte
klasse. (199)
4°. Verzoek van J. L. A. Desertine, om continuatie als slads-heelmees-
ter. (2021
5®. Idem van P. Arnoldus en T. Strensers, om eene brug te leggen. (203)
o®. Idem van Mej. T. Middelkoop, om omslag als bulponderwijzeres aan
de school n°. 1 voor onvermogeuden. (207)
7®. Eerste suppletoir kohier der plaatstlijke directe belasting, dienst 1880.
8°. Suppletoire staat van begrooting, dieust 1879, van het Nederl. lsraelie-
tisch Armbestuur. (201)
9®. Rekening van voormeld Armbestuur over 1879. (200)
10®. Begrooting als voren over 1881. (204)
11°. Voordracht betrekkelijk den verkoop van grond bij het Plantsoen. (209)
12®. Outwerp-verordeningen II, III en IV voor de Hoogere Burgerschool voor
Meisjes (160, 171, 178, 184 en 105)
13®. Untwerp-verordeningeii lot regeling van het lager onderwijs I, II, III,
IV, V, VI, VII. (198, 206 en 208) u
De Voorzitter opent de vergadering en stelt aan de orde:
I. Beëediging en installatie van de nieuw inkomende leden van den Ge
meenteraad.
De heeren Mr. J. Bredius, S. De Clercq WzJ. M. E. Dercksen en
Dr. G. Zaalberg, daartoe door den Voorzitter uitgenoodigdleggen achter-
volgens in handen des Voorzitters de bij de wet gevorderde eeden af.
De Voorzitter. Ik wensch u, mijne heeren, van harte geluk met uwe
komst in ons midden en het blijk van vertrouwendat u van de kiezers
is te beurt gevallenen ik voeg er den welgemeenden wenscb bij dat uwe
tegenwoordigheid in deze vergadering moge bijdragen tot bet welzijn en den
bloei der gemeente Leiden, die ons allen lief en dierbaar is.
De openbare zitting wordt daarop door den Voorzitter veranderd in eene
met gesloten deuren.
Na de heropening der deuren zijn tegenwoordig 20 leden, nl. de heeren
Verster, Scheltema, Du RieuCock, Zaalberg, De Goeje, Van der Litb
Van WensenLe PooleDercksenDe ClercqVan der ZweepWilhelmy
Damste, Bredius, Goudsmit, Hartevelt, De Fremery, Librecbt Lezwijn
Juta en De Laat de Kanter.
De heer Van Iterson gaf kennis verhinderd te zijn de vergadering bij
te wonen.
De notulen van het verhandelde in de vergadering van 29 October 11.
worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede
1°. Dispositie van de Ged. Staten, dd. 26/30 October, n°. 10/31, hou-
dende goedkeuring van het raadsbesluit van 14 October tot verbooging der
begrooting, dienst 1880, met ƒ2750 voor het brengen van veranderingen
in de Tusschenschool.
2°. oMissive van den Minister van Binnenlandsehe Zaken, dd. 8 Novem
ber, n°. 11, houdende goedkeuring van het raadsbesluit van 28 October jl.
tot verbooging van de jaarwedde van den leeraar in het rechtlijnig teekenen
aan de hoogere burgerschool.
3®. Missive van den heer H. C, Juta, waarbij deze ontslag neemt als
lid der Commissie van Financiën.
Deze missive is van den volgenden inhoud
'/Leiden8 November 1880.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
Ik heb de eer te berichten, dat ik tot mijn leedwezen verplicht ben voor
het lidmaatschap der Commissie van Financiën te bedanken.
Het niet weder kapitaliseeren der gelden verkregen door verkoop van in
schrijvingen op het Grootboek, ten behoeve van het bouwen van scholen,
enz., benevens het verkoopen van kapitaal om renten te betalen, acbt ik
twee voor den financiëelen toestand van Leiden zeer verderfelijke maatrege
len. Deze alleen zouden voor mij reden genoeg zijn, niet langer lid der
finaneiëele commissie te kunnen blijven.
H. C, Jota
Lid van den Gemeenteraad."
Deze worden voor kennisgeving aangenomen.
4°. Missive van de leden der Commissie van Toezicht op de scholen voor
middelbaar onderwijs, waaruij dezen als leden van voormelde Commissie
on'slag nemen.
Deze missive luidt als volgt:
»De ondergeteekendenleden der Plaatselijke Commissie van Toezicht op
de scholen van middelbaar onderwijs alhier, zich niet kunnende vereenigen
met de beginselen waarop berust het in de Raadsvergadering van den 28sten
uezer vastgesteld Reglement op de Hoogere burgerschool voor meisjesen
overwegende dat ook het Reglement voor de jongensschool in gelijken geest
herzien zal worden, hebben besloten met den 15den November e. k. hun
ontslag uit voornoemde betrekking te nemen. Zij hebben de eer U hiervan
bij deze kennis te geven.
P. L. Rijke.
Leiden30 October 1880. J. E, Goudsmit»
J. Van Heukelom Jr.
L. Driessen.
D. Hartevelt.
Aan den Gemeenteraad van Leiden. W. Van der Kaay
De Voorzitter. Mijne heeren! Ik ben overtuigd dat de Raad met zeer
veel leedwezen heeft kennis genomen van de voorgelezen missive. In booge
mate is dit bet geval geweest met het Dagelijksch Bestuur, omdat de reden
welke de Commissie er toe gebracht beeftalleen is gelegen in een verschil
van opvatting omtrent de bedoeling van de wet op het middelbaar onderwijs
ten aanzien van het toezicht op de scholen van middelbaar onderwijshet
welk eene juiste waardeering van hare goede diensten geenszins uitsluit.
De Commissie heeft althans een deel harer leden van de oprichting
der hoogere burgerschool bier ter stede af bare goede zorgen aan het
middelbaar onderwijs in deze gemeente gewijd, en aan niemand behoef ik
te zeggen met welke goede vruchten. Het aftreden der Commissie beschouw
ik dan ook als eene zaak welke voor het middelbaar onderwijs zeer te be
treuren zoute zijn, vooral nu wij aan den vooravond staan van de oprich
ting eener hoogere burgerschool voor meisjes. Die goede zorgen van de
Commissie, die zoo goed op de hoogte is van al de eiscben van het mid
delbaar onderwijs, zullen wij voor die inrichting moeten missen, indien
het ons niet gelukt haar op haar besluit te doen terugkomen. Aangezien
bet hier geldt een verschil van wetsinterpretatie en allen boe wij ook
over de wet denken de verplichting erkennen ons aan de wet te onder
werpen en die te helpen uitvoeren, acht ik het niet onmogelijk dat de Com
missie bij nader inzien, en als zij een blijk ontvangt dat wat zij tot dusver
heeft gedaan door den Gemeenteraad op hoogen prijs wordt gesteldop haar
besluit terugkome. Althans zou ik niet gelooven dat wij verantwoord waren,
als wij niet nog eerst eene poging in dien zin deden. Daarom beb ik de
eer, namens het Dagelijksch Bestuur, voor te stellen aan de Commissie bet
verzoek te richten haar besluit in te trekken en evenals tot nu toe hare
goede zorgen aan het onderwijs te blijven wijden. Het kan wel niet anders
of de Commissie moet bart hebben voor hare taak. Zij kan niet zoovele
jaren met zorg werk van dergelijke inrichting gemaakt hebben zonder haar
lltf te hebben gekregen en ik ben overtuigd dat de Commissie niet dan
met leedwezen baar besluit heeft genomen. Ik vlei mij daarom dat dit haar
aanleiding zal gevenook als zij ziet dat wij op prijs stellen «at zij heeft
verricht, om haar besluit in te trekken.
Ik stel derhalve uit naam van Burg. en Weth. voor, namens den
Raad aan de Commissie van Toezicht het verzoek te richten haar besluit
in te trekken.
Onder toejuichingen wordt dat voorstel zonder discussie of stemming aan
genomen.
De Voorzitter legt nog over
1 Adressen van b. A. Klaassente Utrecht, om de vereischte vergun
ning ter zake van den aaoleg van een stoomtram tusscben Noordwijk en
Leiden.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze te stellen in handen
van Burg. en Weth.
2°' V"or(!racht ter benoeming van een regent van het Gereformeerde
Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis.
3 Verzoeken van Dr. Boursse WiU, dat hem worde opgedragen de
behandeling der zieke armen in Wijk VII; van Dr. Rutgers Van der Loeff
en Dr. Hus, om benoemd te worden tot stads-genees- eD heelkundige; van
den beer Kimmel om benoemd te worden tot stads-genees- en heelkundige
of adjunct, en van den beer Braaken burg om benoemd te worden tot adjunct-
stads-genees- en heelkundige.
4°. Aanbeveling voor de benoeming van een opzichter le klasse bij de
gemeentewerken.
Deze worden ter inzage van de leden in de leeskamer nedergelegd.
5°. Voorstel van den heer Mr. Van der Lith over de Ruïne.
Dit voorstel luidt als volgt:
«Leiden, 10 November 1880.
De ondergeteekende heeft de eer den Gemeenteraad voor te stellen zich
tot de Tweede Kamer der Staten-Generaal te wenden, met verzoek dat het
baar behageop de Staatsbegrooting voor 1881 eene post uit te trekken,
om een aanvang te kunnen nemen met bet oprichten van een Academie
gebouw op de Ruïne, of bare medewerking te verleenenopdat de ge
meente Leiden de vrije beschikking over de groote Ruïne terugbekome.
Toen nu meer dan 7 jaar geleden (21 Juni 1873), door Burg. en Weth.
werd voorgesteldde groote Ruïne aan het Rijk aan te bieden voor de
oprichting van een Academiegebouw, een Zoötomiscb Laboratorium en een
Museum van Natuurlijke Historie, twijfelde niemand er aan of de oprichting
dier gebouwen zou binnen betrekkelijk korten tijd plaats hebben. Het was
in die overtuiging, zich grondende op het beschikbaar stellen der noodige
geldendat de Raad tot den afstand besloot. De lijdensgeschiedenis der
bouwplannen behoeft hier niet in bet bijzonder te worden opgehaald alleen
zij herinnerd, dat sedert een paar jaren zelfs geene post voor de oprich
ting der gebouwen voorkomten dus zelfs de schijnalsof de Regeering tot
den bouw zou willen overgaangeheel is opgegeven.