67
N°. 300. Leiden, 23 October 1880.
De Commissie van Financiën heeft onderzocht de in hare handen ten
fine van bericht .en raad gestelde rekening en verantwoording van het
Nederl. Israëlielisch Armbestuur alhier, over het jaar 1879.
Zij neemt de vrijheid u te raden die goed te keuren in ontvangst tot
een bedrag ad f 1068.63|, in uitgaaf tot een bedrag ad 1235.00, zoo
dat genoemd dienstjaar een nadeelig saldo oplevert van f 166.36j.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
N-. 201. Leiden, 28 October 1880.
Tegen den staat van af- en overschrijving op de begrooting dienst 1879
ven het Nederl. Israëlielisch Armbestuur beslaan bij ons geene beden
kingen, weshalve wij de eer hebben Uwe Vergadering voor Ie stellen dien
staal goed te keuren.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz.
N". 202. Leiden, 28 October 1880.
Onder overlegging van nevensgaande adviezen van de drie groote arm
besturen, hebben wij de eer Uwe Vergadering mede te deelen, dal ook
bij ons geene bedenking is tegen de inwilliging van hel verzoek van
den heer J. L. A. Desertine, om gecontinueerd te worden in de betrek
king van slads-hcelmeesler. Wij geven U derhalve in overweging hem
wederom voor den tijd van drie jaren in genoemde betrekking te
bestendigen.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan de Edel-Achlbare Heeren Burgemeester, Wethouders en
Raden der stad Leiden.
Geeft met verschuldigdcn eerbied te kennen Jacques Louis Adolph
Desertine, chirurgijn en vroedmeesler, en in deze betrekking als stads
chirurgijn aangesteld, met bepaling dat hij zich telken drie jaren tot UEd.-
Achlb. zoude wenden, en aangezien deze lijd weldra verstreken zal zyn,
zoo neemt requeslrant beleefdelijk de vrijheid zich tot UEd.-Achtb. te
wenden, met verzoek hem in deze betrekking te willen conlinueeren.
't Welk doende enz.
Edel-Achlb. Heeren,
UEd. D. Dienaar,
Leiden, 8 October 1830. J. L. A. Desertine.
Leiden, 26 October 1880.
Voldoende aan UEd. Achlb. uilnoodiging van 11 d. N°. 727 om te
dienen van bericht en raadomtrent, het verzoekschrift van den Heer
J. L. A. Desertine, om continuatie in zijne betrekking als slads-heel-
kundige en vroedmeester, hebben Diakenen der Ned. Herv. gemeente
alhier de eer UEd. Achtbare te berichten:
Dat bij genoemd college geen bezwaar bestaat, gunstig te adviseeren
op de gevraagde continuatie.
Het verzoekschrift van den requeslrant gaat hierbij terug.
Diakenen voornoemd,
A. Werner, Pres.
T. J. v. 't Hooft Secr.
Aan HII. Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden.
Leiden, 15 October 1880.
In antwoord op Uwe missive, dd. 11 October, N#. 727, hebben Mm
Regenten der R. C. Armen en het Wees- en Oudeliedenhuis alhier de
eer UEd. Achlb. mede te deelen, dat er van hunne zijde geene bezwa
ren beslaan om het verzoek van den heer J. L. A. Desertine in te
willigen.
Mrn Regenten voornoemd,
W. C. De Sain, Voorzitter.
J. J. Van Heeswijk, Secretaris.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden.
Leiden, 12 October 1880.
In antwoord op uwe missive, dd. II dezer, n°. 727, hebben wij de
eer UwEdel-Achtbare mede te deelen, dat er bij ons geene bezwaren
legen beslaandat de heer J. L. A. Desertine in zijne betrekking van
stads heelkundige worde gecontinueerd.
De Armverzorgers der Nederl. Israëlietische gemeente te Leiden,
J. E. Goldsmit, Voorzitter.
M. Cauen, Lid Secretaris.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden.
N*. 203. Leiden, 30 October 1880.
Wij hebben de eer U mede te deelen, dat ook bij ons geen bezwaar
bestaat tegen het verleenen van de door P. Arnoldus en T. Strengers gevraagde
vergunning om eene brug te leggen over de sloot aan den Rijnsburger-
singel, tol toegang naar hunne eigendommen.
Wij geven Uwe Vergadering derhalve in overweging dat verzoek toe
te slaan onder de in het hierbij overgelegd rapport der Commissie van
Fabricage voorgestelde voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders enz.
Leiden, 23 Augustus 1880.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
Geelt met verschuldigden eerbied te kennen:
De ondergeteekende P. Arnoldus, wonende te Leiden, dat hij verzoekt
op den hem toebehoorenden grond, gelegen aan den Rijnsburger Singel,
tusschen de eigendommen van den heer Kiek en den heer Bouman,wo-
ningcn te mogen bouwen en daarbij aan de sloot te maken eene houten
schoeiing of sleenen wal en tevens eene brug te mogen leggen vóór die
woningen over de bestaande sloot.
'I Welk doendeenz.
Aan de Edel-Achlbaren Heerenden Raad der gemeente Leiden.
Met verschuldigden eerbied verzoekt ondergeteekende om een brug Ie
mogen leggen over de Rijnsburger Singelsloot, ten einde toegang te ver
krijgen tol zijn land, gelegen aan de singelsloot tusschen het huis van
den heer Imans en de nieuwgebouwde huizen van den heer Bouman.
'tWelk doende, enz.
Leiden, 23 September 1880, T. Strengers.
Leiden, 27 October 1880.
De Commissie van Fabricage heeft de eer op de hierbij gevoegde re-
questen te berichtendat bij haar geen bezwaar bestaat legen het ver
leenen der door P. Arnoldus en T. Strengers gevraagde vergunning om
een brug te leggen over de singelsloot aan den Rijnsburger singel lot toe
gang naar hunne perceolen, mits de doorvaart wijde zij 3.20 Meters en de
hoogte minstens 35 centimeters boven A.P., de ligging komt tusschen
de boomen en de goedkeuring van het Hoogheemraadschap van Rijnland
verkregen zij; alsmede tegen betaling van het recht voor ieder, bepaald
bij art. 3 n°. 35 van hel tarief, vastgesteld den 5den Maart 1857.
Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz.
en Wethouders.
N®. 204. Leiden, 5 November 1880.
De Commissie van Financiën heeft onderzocht de in hare handen ten
fine van bericht en raad gestelde begrooling voor 1881 van het Nederl.
Israëlietisch Armbestuur alhier. Zij heeft daarop geene bedenkingen,
terwijl het daarbij verlangde subsidie in overeenstemming is met het
raadsbesluit van 19 November 1868 en met 5 pCt. verminderd.
De Commissie raadt u het door dat Bestuur uitgetrokken subsidie ad
ƒ204 te bepalen by een besluit waarvan het model bij dit rapport is
gevoegd en voorts de begrooting goed te keuren: de inkomsten op 1239
en de uilgaven op f 1239; sluitende quitte, bij een besluit waarvan het
model aan den voel der begrooting is gedrukt.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
N°. 205. Leiden, 8 November 1880.
Wij hebben de eer aan Uwe Vergadering hiernevens over te leggen
een schrijven van den leeraar in de gymnastiek en een daaromtrent in
gewonnen bericht van de Plaatselijke Schoolcommissie, betrekkelijk de
ontwerp verordening regelende het onderwijs in teekenen en gymnastiek.
Overeenkomstig het voorstel der schoolcommissie geven wij in overwe
ging aan bedoelde verordening eene nieuwe bepaling toe te voegen, luidende:
«De tweede en derde leeraar in de gymnastiek moeten zich in hun on
derwijs naar de voorschriften van den eersten leeraar gedragen."
Het komt ons voor dat deze bepaling behoort te worden toegevoegd
aan art. 4, als tweede alinea.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 6 November 1880.
In antwoord op uwe missive van 22 October II., n®. 758, en met
terugzending van het daarby gevoegd schrijven van den leeraar in de
gymnastiek J. S. G. Disse, hebben wij de eer te berichten, dal wij ons
in één opzicht met den inhoud van dat schrijven kunnen vereenigen en
wel voor zoover daarbij wordt aangedrongen op eene regeling in de
Verordening voor het Gymnastiekonderwijs van de verhouding tus
schen den eersten leeraar en de beide andere leeraars in de gymnastiek.
Wij geven daarom in overweging aan art. 9 der Concept-Verordening,
regelende het onderwys in teekenen en gymnastiek, eene bepaling toe
te voegen van den volgenden inhoud:
»De tweede en derde leeraar in de Gymnastiek moeten zich in hun
onderwys naar de voorschriften van den eersten leeraar gedragen."
De Plaatselijke Schoolcommissie alhier,
F. Was, Secretaris.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders alhier.
Leiden, 15 October 1880.
Edel-Achtbare Heeren!
Bij het lezen van het ontwerp, regelende het lager onderwijs in deze
gemeente, trok het mijn aandacht, dat geen enkel artikel hel' onderwijs
in de gymnastiekscliool bespreekt. Zal hel onderwijs in de gymnastiek
aan het doel beantwoorden en de orde in de school'worden gehandhaafd,
dan is het naar mijn bescheiden oordeel zeer noodig dat aan het hoofd
der gymnasliekschool de bevoegdheid wordt verleend om de noodige aan
wijzing omtrent dit onderricht te geven, op- of aanmerkingen op het
werk van ztjn onderwijzers te kunnen maken, en deze bevoegdheid in
de verordening is omschreven. Daar in de nieuwe verordening op het
gymnastiek-onderwijs daarvan niets bepaald is en ook de verhouding der
beide onderwijzers tot den leeraar onbesproken blijft, breng ik UEd.-
Achtb. deze leemte onder de aandacht.
De tweede alinea van art. 9 van genoemde verordening geeft mij aan
leiding om UEd.-Achtb. minzaam in overweging te geven, de redactie
daarvan in dien zin te willen wijzigen, dat de beide onderwijzers onder
het toezicht van den leeraar gesteld worden en de laatste in «overleg"
met de hoofden der scholen behoort te treden.
Met betuiging mijner diepe hoogachting,
UEd.-Achtb. Dv. Dienaar,
Den Edel-Achlb. Heeren Burgemeester J. S. G. Disse.
en Wethouders alhier.
Ino. STUKKEN 1880.
P. Arnoldus,
wonende op den Rijnsburger Singel.