62 de staatswetenschappen aan de gemeente-inrichtingen voor middelbaar onderwijs te benoemen. De Plaatselijke Commissie van toezicht op de scholen voor middelbaar onderwijs, P. L. Rijke, Voorzitter. N. L. J. Van Buttingha Wichers, Secretaris. N°. 193. Leiden, 18 October 1880. Door de Commissie van Toezicht op de scholen van middelbaar on derwijs wordt bij nevensgaand schrijven voorgesteld de jaarwedde van den leeraar in het rechtlijnig teekenen met 100 te verhoogen en vast te stellen op 000, legen welk voorstel bij den Inspecteur van het middelbaar onderwijs geene bedenking bestaat. Vermits wij ons met het voorstel kunnen vereenigen, geven wij Uwe Vergadering in over weging de jaarwedde van den leeraar in hel rechtlijnig leekenen vast te stellen op ƒ600, en art. 1 der verordening regelende het getal der leer aren, verbonden aan de gemeente-instellingen van middelbaar onderwijs en het bedrag hunner jaarwedden (Gem.bl. n°. 7 van 1879), dienovereen komstig te wijzigen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 12 October 1880. Aan Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. Door de splitsing der 2de en 3de klasse in parallel-afdeelingen en door de niet hernieuwde aanvrage van belangstellenden om een uur uit den schooltijd voor Godsdienstonderwijs beschikbaar te hebbenis het aantal lesuren van den leeraar in het rechtlijnig teekenenG. M. Kostersvan 9 tot 11 geklommen en is daardoor diens traktement als zoodanig niet meer in verhouding lot den van hem gevorderden dienst. Het komt ons dien ten gevolge billijk voor u in overweging te geven de noodige stappen te willen doen dat het traktement van den leeraar in het rechtlijnig teekenen met 100 worde verhoogd en alzoo van ƒ500, op 600gebracht. De Plaatselijke Commissie van Toezicht op de scholen van middelbaar onderwijs, P. L. Rijke, Voorzitter. N. L. J. Van Buttingha Wichers, Secretaris. N°. 194. Leiden, 21 October 1880. Wij hebben de eer aan Uwe Vergadering hiernevens over te leggen eene voordracht van Commissarissen der gasfabriek voor de benoeming van een Commissaris ter vervulling van de vacature ontstaan tengevolge van het eervol ontslag verleend aan Mr. P. Du Rieu. Ter voldoening aan de betrekkelijke verordening wordt de voordracht door ons college met de twee volgende leden van den Raad aangevuld, als: G. Wilhelmy IJamsté en Dr. M. J. De Goeje. Wij geven u alsnu in overweging tol eene benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, October 1880. Commissarissen van de stedelijke gasfabriek hebben de eer u ingevolge art. 3 der verordening van 20 Nov. 1876 (Gembl. n°. 10) ter voorziening van de in hunne Commissie ontstane vacature, het navolgende dubbeltal aan te bieden: J. C. Van der Zweep en H. C. Juta. Commissarissen voornoemd, Aan den Gemeenteraad van Leiden. De Fremery. J. I. Van Wensen. N°. 195. Leiden29 October 1880. Ter vervulling van twee vacatures aan de openbare lagere school n°. 1 voor minvermogenden, hebben wij de eer u hierbij aan te bieden twee voordrachten ter benoeming van eene hulponderwijzeres en een hulp onderwijzer, op eene jaarwedde van 550, voor ieder, als: Voordracht ter benoeming van eene hulponderwijzeres1°. Mejuffr. H. G. Gesink, thans tijdelijk met de waarneming dier betrekking belast, 2°. Mejuffr. M. Honig, en 3°. Mejuffr. B. J. J. Florijnbeiden kweekeling aan een der openbare lagere scholen alhier. Voordracht ter benoeming van een hulponderwijzer: 1°. A. Cattel, tijdelijk met de waarneming dier betrekking belast, 2°. F. J. Blöte, en 3°. F. L. F. Moenen, beiden tijdelijk hulponderwijzer. Wij nemen de vrijheid Uwe Vergadering te verzoeken tot eene benoeming te willen overgaan. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N". 196. Leiden, 23 October 1880. Ter benoeming van eene hulponderwijzeres aan de openbare lagere school n°. 3 voor minvermogenden, op eene jaarwedde van ƒ550, hebben wij in overleg met den betrokken hoofdonderwijzer en den districts schoolopziener de navolgende voordracht opgemaakt, als: 1°. Mejuffr. M. M. Vrijhoff, 2°. Mejuffr. H. G. Gesink en 3°. Mejuffr. M. Tragó, allen werkzaam aan openbare lagere scholen in deze gemeente. Wij nemen de vrijheid Uwe Vergadering te verzoeken tot eene be noeming te willen overgaan. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N6. 197. Leiden, 25 October 1880. Door C. De Koning is vergunning verzocht vóór zijn nieuw verbouwd perceel in de Leegewerfsteeg n°. 7, eene geplaveide sloep, lang 5 meter, breed 67 centimeters, op openbaren gemeentegrond te leggen. Na inge wonnen advies van den Voorzitter der Commissie van Fabricagebestaan daartegen bij ons geene bedenkingenzoodat wij U in overweging geven, de gevraagde vergunning te verleenen onder voorwaarde dat de stoep niet meer dan 67 centimeters builen den gevel uitspringe en gelegd worde over eenkomstig de aanwijzing van rooimeesters. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N° 198. Leiden, 14 October 1880. Bij ons rapport van 7 October jl. (Ing. Stukken n°. 177) werden aan Uwe Vergadering de door de Plaatselijke Schoolcommissie ontworpen concept verordeningen tot regeling van het lager onderwijs aangeboden, in verband met de gewijzigde wet op het lager onderwijs, terwijl in de raadszitting van 14 October jl. werden vastgesteld de Verordeningen voor de Plaat selijke Schoolcommissie en voor de Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen. Wij stellen U voor, alsnu over te gaan tot de behandeling van de overige verordeningente welken einde hierna worden medegedeeld de uitslag van het door ons college met de Schoolcommissie gehouden over leg alsmede de wijzigingen die naar aanleiding daarvan noodig worden geacht. Verordening bepalende het getal der scholen enz. Art. 1 in verband met art. 9 der Verordening regelende de inwendige inrichting der scholen enz. De vraag was bij ons college ter sprake gebracht, of eene splitsing van de scholen 3de en 4de klasse wel noodzakelijk moet worden geacht en of alzoo die scholen bestemd voor on- en minvermogenden met zouden kun nen worden gecombineerd. Het kwam ons voorloopig voor, dat eene ver- eeni"ing van de thans bestaande twee soorten van scholen tot eene klasse in vele opzichten aanbeveling verdiende. Bij de tegenwoordige regeling namelijk, zijn de lokalen der scholen voor minvermogenden dikwijls te klein voor de te plaatsen kinderen, terwijl die voor onvermogenden in den regel meer dan voldoende ruimte aanbieden. Aan dit bezwaar zoude kunnen worden te gemoet gekomen, wanneer de zoogenaamde on- en minvermogenden in hetzelfde lokaal werden geplaatstten gevolge waar van de verdeeling in schoolwijken zoude worden vereenvoudigd en wel licht in het vervolg de noodzakelijkheid tot oprichting van een nieuw schoollokaal voorkomen of althans voor eenigen tijd verschoven zoude kunnen worden. Bovendien beslaat de mogelijkheid dat eene com binatie van de bedoelde scholen invloed heeft op de ontvangst der schoolgelden, daar wellicht niet-onvermogenden zullen trachten hunne kinderen op de scholen voor onvermogenden geplaatst te krij gen niet op grond van werkelijk onvermogenmaar alleen omdat zij dichter bij die school wonen. De Wet verbiedt overigens niet, dat de beide categoriën van kinderen dezelfde school bezoeken (betalenden en niet-betalenden): integendeel volgens art. 46 ligt het in de Wet opge sloten en de naleving van art. 47 der Wet (bevordering van het school gaan der bedeelden enz.) zoude daardoor gemakkelijker vallen. Wanneer legen deze combinatie geene bedenkingen van overwegenden aard mochten beslaan, dan zoude het thans de geschikte tijd zijn om den bestaanden toestand te wijzigen. De Schoolcommissie heeft zich met dit denkbeeld niet kunnen ver eenigen. Zooals zij in haar nader rapport mededeelde was de vraag of de bestaande splitsing der scholen voor on- en minvermogenden bij de nieuwe regeling zou moeten worden gehandhaafdniet in de Memorie van Toelichting besproken, maar wel vooraf door haar overwogen. In dien eene geheel nieuwe regeling te maken ware geweest, met vrije keus van de plaats der schoolgebouwen, dan zou de Commissie wel licht geoordeeld hebben die vraag terstond in bevestigenden zin te be antwoorden, en wel mede op grond van twee der door ons aangevoerde argumentenvereenvoudiging der verdeeling in schoolwijken en beschik baarheid van plaatsruimte. Doch bij nadere bespreking kwam het de Commissie voor dat thans dit voordeel van weinig beleekenis zou zijn. De twee scholen voor onvermogenden zijn ten opzichte van elkaar goed geplaatst, doch niet ten opzichte van die voor minvermo genden met hel oog op eene enkele verdeeling in schoolwijken. Ruimte is op de school in de Gortestraat niet slechts niet beschikbaar, maar volgens de toelichting op artikel 1 zelfs ontoereikend, de school in de Brandewijnsteeg is minder bezet, doch heeft geen ruimte van eenige beteekeuis over. Al kon men dus de leerlingen over de bestaande vijf scholen verdeelen, de behoefte aan eene zesde school zou daardoor geenszins verminderen. Wat het derde door ons aangevoerde argument betreft, voorkoming van het geval, dat voor kinderen van niet geheel onvermogende ouders geen schoolgeld betaald wordt, durft de Com missie, na ingewonnen inlichtingen, verzekeren, dat het getal kin deren dat de scholen voor onvermogenden bezoekt, zonder werkelijk daarvoor in de termen te vallen, uiterst gering is. Misschien dat wel sommige ouders voor een gedeelte des jaars iels zouden kunnen betalen, doch dit te conlroleerenzou van den hoofdonderwijzer te veel gevergd zijn. Een ruimere ontvangst van schoolgelden zal men zich ook niet moe ten voorstellen, daar zoodra on- en minvermogenden vermengd worden, stel lig kinderen onvermogend zullen heeten, voor wie thans het schoolgeld betaald wordt, om ze op de school voor minvermogenden geplaatst te krijgen. Want in de schatting van het volk is er wel degelijk een verschil lusschen de twee categoriën van scholen en wordt de keus der school geenszins uilsluitend door de nabijheid beheerscht. Men ziet dit terstond aan de kleeding en het uiterlijk der kinderen, dat op de twee klassen van scholen nog al uiteen loopt. Ook ontbreekt het niet aan voorbeelden van kinderendie bij toenemenden welstand der ouders, van de school voor onvermogenden naar die voor minvermogenden worden overgeplaatst. Bovendien werd door de Schoolcommissie nog op één punt onze aandacht gevestigd Bij combinatie der twee klassen van scholen zal van hel eene kind schoolgeld gevorderd worden, van het andere, zijn buurman, nietXDit heeft zijne bedenkelijke zijde. Een hoofdonderwijzer van een der scholen 4de klasse, die op zich zelf voor de vereeniging iswenscht die plleen op voorwaarde dat op alle vijf

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1880 | | pagina 2