70
i de begrooting voor het loopend jaar alsnog moeten worden aangevuld.
De bedoelde kosten zijn de volgende: Volgn. 129 Jaarwedden van on
derwijzers 110280; Volgn. 130 Veranderlijke belooning ƒ1680; Volgn.
131 Onderhoud van gebouwen ƒ8630, waarvan evenwel, vermits onder
dezen post ook het onderhoud van het gymnasium, de hoogere burger
school en de bewaarscholen is begrepenslechts een bedrag van ƒ6640
ten laste van het lager onderwijs kan worden gebracht; Volgn. 132 School-
behoeften 7500; Volgn. 133 Vuur en licht ƒ2700; Volgn. 134 Huur
van schoolgebouwen ƒ1200; Volgn. 135 Vergoeding voor het gemis van
vrije woning 2900; Volgn. 138 Plaatselijke Schoolcommissie ƒ200 en
Volgn. 141 Kosten van advertentiën ƒ600, te zamen 133700, waarvan
30 pCt. bedraagt 40110 en een zesde gedeelte hiervan ƒ6685.
Vermits bij raadsbesluit van 28 October jl. reeds eene som van 5057,33
op de begrooting is gebracht onder Volgn. 46a Vergoeding van het Rijk
overeenkomstig art. 45 der Wet van 17 Augustus 1878 (Stbl. no. 127)
enz., zal deze post alsnog met 1627,67 moeten worden verhoogd, ter
wijl wordt voorgesteld den post Onvoorziene Uitgaven met gelijk bedrag
te verhoogen, ten einde de begrooting in ontvangst en uitgaaf te doen
sluiten.
Een suppletoire staat van begrooting wordt U hiernevens ter vaststelling
aangeboden.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan de Edel-Achtbare Heeren Burg. en Weth. van Leiden.
Geeft eerbiedig te kennen Joseph Antonie Bernard wonende Mare n°. 8
dal hij een brug wenscht te leggen over de Heeren Singelsloot, naar de
bleek van Nijssen, waartoe hij beleefd de vereischte vergunning Uwer
Vergadering verzoekt.
'tWelk doende enz.
Leiden, 15 November 1880. J. A. Bernard.
Leiden, 24 November 1880.
De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van J. A.
Bernardte berichtendat bij haar geen bezwaar bestaat tegen het
verleenen der gevraagde vergunning, tot het leggen van een brug over
de Singelsloot langs den Heerensingeltot toegang naar vier aldaar ge
bouwde burgerwoningen onder de gemeente Leiderdorp op de volgende
voorwaarden
1°. dat daartoe de vergunning ook van het Hoogheemraadschap van
Rijnland gevraagd en verkregen wordt;
2°. dat de brug gelegd wordt in het midden der boomenwijdte op
den singel en de doorvaardwijdte drie Metersen de hoogte onder de
liggers 25 Centimeters boven A P bedraagt
3". dat alles gesehiedt onder toezicht van den Gemeente-Architect,
alsmede tegen betaling van het recht bepaald bij art. 3 n°. 35 van het tarief
vastgesteld den 5den Maart 1857.
Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage enz.
en Wethouders.
N°. 818. Leiden, 25 November 1880.
Evenmin als bij de Commissie van Fabricage bestaan bij ons beden
kingen legen de inwilliging van het verzoek van den Raad van Adminis
tratie der Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij om een uitweg te
hebben op den Rijnsburgerstraatweg en te dien einde een brug te leggen
over de sloot langs den straatwegzoodat wij U in overweging geven de
gevraagde vergunning onder de voorgestelde voorwaarden te verleenen.
Aan den Gemeenteraad, Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan Heeren Burg. en Wetli. der Gemeente Leiden.
De Raad van Administratie van de Hollandsche IJzeren Spoorweg-
Maatschappij heeft de eer zich beleefd tot Uw College te wenden met het
verzoek uitweg te mogen hebben op den Rijnsburgerstraatweg voor hel
perceel kadastraal 690 Oegstgeest Sectie E gelegen ten Noorden van den
Spoorweg.
't Welk doende enz.
De Raad van Administratie voornoemd
J. Messchert Van Vollenhoven, Commissaris-President.
W. Van Loon, Commissaris-Secretaris.
Amsterdam12 November 1880.
Leiden, 24 November 1880.
De Commissie van Fabricage, heeft de eer op hel request van den
Raad van Administratie der Hollandsche Spoorweg-Maatschappij te be
richten, dat bij haar geen bezwaar beslaat tegen het verleenen der ge
vraagde vergunning om een brug te leggen over de sloot langs den
straatweg naar de Poelbrug onder de gemeente Oegstgeest, tot toegang
naar het perceel bij het kadaster bekend onder Sectie E no. 690, ten
Noorden van den Spoorweg, mits onder de volgende voorwaarden:
1° dat daartoe de vergunning van het Hoogheemraadschap van Rijnland
gevraagd en verkregen wordt;
2° dat de hoogte en doorvaartwijdte der brug gelijk zij aan die der
overigen over die vaart liggende bruggen;
3° dat alles geschiedt onder toezicht van den gemeente-architect, als
mede tegen betaling eener recognitie van één gulden 'sjaars bij den
gemeente-ontvanger;
4° dat de Raad van Administratie zich bij behoorlijke akte verbinde
om, zoodra zulks door Burg. en Weth. wordt verlangd, kosteloos ver
gunning te verleenen dat de wagens van de Leidsche Tramway-Maat-
schappij doorloopen en standplaats houden over de brug vóór het Stati
onsgebouw, behoudens de verplichting van de Tramway Maatschappij tot
onderhoud van het gedeelte weg waarop de rails worden gelegd tot een
halven meter ter wederzijde van die rails.
Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz.
en Wethouders.
M°. 31». Leiden, 25 November 1880.
Ingevolge het raadsbesluit van 2 October jl. tot reorganisatie van den
dienst der brugwachters zal moeten worden overgegaan tot de oprichting
van eenige brugwachtershuisjes, waarvoor eene uitgave wordt noodig ge
acht van ƒ4500.
Wij achten het wenschelijk dat de aanbesteding nog in dit jaar plaats
hebbe in verband met de inwerkingtreding van den gewijzigden dienst
op 1 April 1881 en geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging de
gelden op de loopende begrooting aan te wijzen en deze te vinden door
eene geldleening.
Een suppletoire staat van begrooting, dienst 1880, strekkende om de
posten Onderhoud van bruggen enz. en Opbrengst van geldleeningen met
voormeld bedrag van ƒ4500 te verhoogen, wordt hiernevens ter vaststel
ling aangeboden.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N°. 330. Leiden, 25 November 1880.
In verband met de door het Rijk, krachtens art. 45 der Wet op het
lager onderwijs uit te keeren vergoeding van 30 pCt. der kostenbedoeld
in art. 44 dier Wet, over de maanden November en December 1880, zal
N°. 331. Leiden, 15 November 1880.
Met belangstelling hebben wij kennis genomen van het voorstel van
het geacht raadslid Mr. P. A. Van der Lith, strekkende om een adres
te richten aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal met verzoek op de
Staatsbegrooling voor het volgende jaar de noodige gelden uit te trekken
om een aanvang te kunnen maken met de oprichting van een Academie
gebouw op de Ruïne of hare medewerking te verleenen opdat de gemeente
Leiden de vrije beschikking over bedoeld terrein terugbekome.
Het komt ons voor dat het in het belang der gemeente is dat de aan
dacht van de vertegenwoordiging op deze aangelegenheid worde gevestigd
en wij vertrouwen dat door de indiening van een verzoek als bovenbe
doeld in den tegenwoordigen toestand eene gewenschte verandering zal
worden gebracht, hetzij doordat alsdan aan het oorspronkelijk plan,
met het oog waarop indertijd de Ruïne aan de Regeering is aangeboden
gevolg zal worden gegevenhetzij dat zulks zal te weeg brengen dat de
gemeente het terrein geheel of gedeeltelijk zal kunnen gebruiken voor
de oprichting van schoolgebouwen of wel daaraan eene andere bestem
ming in het belang der gemeente zal kunnen geven.
Wij stellen Uwe Vergadering uil dien hoofde voor tot het indienen
van een adres aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal als bovenbe
doeld te besluiten en tevens ingevolge art. 22 van het Reglement van
Orde eene Commissie te benoemen tot het ontwerpen van het adres.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N°. 333. Leiden, 26 November 1880.
De Commissie van Financiën heeft geene bedenkingen tegen de voor
drachten van Burg. en Weth. tot wijziging van het besluit van 2 Octo
ber jl. betrekkelijk de heffing van bruggeldentot tijdelijke vervulling
van de betrekking van onderwijzer aan de school n?. 1 voor minver
mogenden in verband met de ziekte van een der onderwijzers, tot be
schikbaarstelling van eene som van ƒ4500 op de begrooting voor 1880,
voor de oprichting van brugwachlershuisjes en tot verhooging dier be
grooting in ontvangst en uitgaaf, in verband met de bijdrage van het
Rijk in zake de kosten van het lager onderwijs.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
N°. 333. Leiden, 27 November 1880.
Wij hebben de eer aan Uwe Vergadering hierbij ter vaststelling over
te leggen een staat van af- en overschrijving op de begrooling voor het
loopende jaar tol verhooging van Volgnummer 170, art. 10, uitkeering
aan het Rijk van het aandeel der gemeente in de kwade posten wegens
de directe belastingen ad ƒ3118,081, te vinden uit den post voor on
voorziene uitgaven.
Blijkens mededeeling van de Gedeputeerde Staten bij Prov. blad n#. 65,
bedraagt het aandeel dezer gemeente in die posten ƒ7318,08^; terwijl
op de begrooting daarvoor slechts is uilgetrokken een bedrag van 4200,
zoodat genoemd artikel met ƒ3118,08^ zal moeten worden verhoogd.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.