65 vak wel onderwezen maar er zijn velen die gaarne zouden zien dat het daar ook werd geschrapt. Wij handhaven dus ons voorstel. De Voorzitter. Door den heer Le Poole is voorgesteld litt. k te doen vervallen. Door de heeren De Goeje en Van der Lith wordt voorgesteld litt. m te doen vervallen. Beide voorstellen zijn voldoende ondersteund. De heer Driessen. Over het laatste voorstel een woord, mijnheer de Voorzitter! Ik geloof dat het schoonschrijven voor jongens in de le en 2e klasse zeer nuttig werkt. Het is zeer moeielijk van de andere leeraren te vergen dat zij dagelijks toezicht op het schrijven uitoefenen. Ik stel veel prijs op het behoud van dit leervak, ook in de meisjesschool. De heer Van der Lith. Ik put uit het gesprokene door den vorigen geachten spreker juist een argument voor ons amendement. Als schoon schrijven een afzonderlijk vak is, zullen de overige docenten zeggen: die zaak behoort tot de bemoeiingen van den docent in het schoonschrijven. Vervalt het afzonderlijk vakdan zal het plicht worden voor alle docenten op het schrijven te letten. De persoonlijke verantwoordelijkheid van de leeraren is er dan mede gemoeid. De beer Driessen. Bij ondervinding weet ik, dat er door de overige leeraren weinig werk vau het schoonschrijven kan worden gemaakt. Daarom stel ik prijs op het behoud van het vak als afzonderlijk leervak. De Voorzitter. Zoo niemand meer het woord verlangt, sluit ik de dis- cussiën over art. 2. Ik zal de letters een voor een in stemming brengen dan behoeven de amendementen niet afzonderlijk in stemming te worden gebracht. Die voor de amendementen is kan dan eenvoudig tegen de letter stemmen waarop bet slaat. Lett, ag worden achtereenvolgens goedgekeurd. Lett, h, «de beginselen der natuur- en scheikunde", in stemming gebracht, wordt met 13 tegen 6 stemmen aangenomen. Tegen stemden: de heeren Donner, Cock, Du Bieu, VersterScbeltema en Le Poole. Lett, i wordt goedgekeurd. Lett, k, «de gronden van de Nederlandsche staatsinstellingen en de eerste beginselen der staathuishoudkunde", wordt met 13 tegen 6 stemmen aange nomen. Tegen stemden: de heeren Donner, Cock, Du Bieu, Verster, Scbeltema en Le Poole. Lett. I, 'het boekhouden", wordt met 16 tegen 3 stemmen aangenomen. Tegen stemdende heeren Du BieuScheltema en Le Poole. Lett, m, 'het schoonschrijven", wordt met 13 tegen 6 stemmen aange nomen. Tégen stemden: de heeren Van der Lith, De Goeje, Donner, Du Bieu, Wilbelmy Damsté en Juta. Lett, n en o worden goedgekeurd. Lett.j», »de gymnastiek", wordt met 17 tegen 2 stemmen aangenomen. Tegen stemden: de heeren Du Bieu en Scbeltema. De Voorzitter. Ik stel thans voor de discussie over de verordening te staken. Er zijn enkele punten op onze agenda die moeten afgedaan worden en die ik nu bet eerst aan de orde wilde brengen. De heer Van Iterson. Ik zou u in bedenking willen geven, mijnheer de Voorzitter! met de behandeling der verordening voort te gaan tot art. 7. Er is lang en breed gediscussieerd over het beginsel dat aan art. 6 ten grondslag ligt. Die discussie ligt nu ons allen nog versch in het geheugen eu wij zouden dus zonder nadere adstructie over art. 6 kunnen stemmen. Stellen wij de zaak uit tot eene volgende vergaderingdan zal deze of gene de discussie zich nog eens willen rappelecren en gaan repeteeren wat wij nu pas gehad hebben. De Voorzitter. Ik vrees dat de heer Van Iterson zich illusiën maakt, indien hij meent dat art. 6 zonder verdere discussie in stemming kan wor den gebracht. De heer Van Iterson. De discussie er over is nu uitgeput. De Voorzitter. Ik zou echter het woord niet kunnen weigeren, als het over het artikel gevraagd werd. Mij dunkt, dat wij nu op een goed stand punt zijn om de discussie te schorsen. Er is beslist dat de hoogere bur gerschool een vijfjarige zal zijn en welke vakken er onderwezen zullen wor den. Dit acht ik een geschikt rustpunt. De heer De Goeje. Moet art. 2 niet nog in zijn geheel in stemming worden gebracht? De Voorzitter. Dit acht ik niet noodig, over ieder onderdeel is ge stemd. 01 verlangt iemand het? Zoo niet, dan zal ik nu in stemming brengen mijn voorstel om thans de beraadslagingen over de verordening te schorsen en over te gaan tot het onderzoek der geloofsbrieven van de nieuwbenoemde Baadsleden, en, als cr dan nog tijd over is, tot behande ling van andere voordrachten die spoed vereischen. Die tegen mijn voorstel is, wordt geacht voor dat van den heer Van Iterson te zijn. In stemming gebracht, wordt het voorstel des Voorzitters met 17 tegen 2 stemmen aangenomen. Tegen stemden: de heeren Van Iterson en Juta. XIII. Onderzoek van de geloofsbrieven der benoemde Baadsleden J. M. E. Dercksen en S. De Clercq Wz. De heeren Le Poole, Librccht Lezwijn en Driessen worden door den Voorzitter uitgenoodigd zich met dit onderzoek te belastenterwijl in af wachting de vergadering wordt-geschorst. Na eenige oogenblikken wordt de zitting heropend. De heer Le Poole. De Commissie, in wier handen is gesteld het onder zoek van de geloofsbrieven, beeft de eer daarover rapport uit te brengen. In de eerste plaats heeft zij de stukken, door den heer J. M. E. Dercksen overgelegdonderzocht en in orde bevonden. Zij heeft uit het proces verbaal van opening der stembriefjes gezien dat hij benoemd is met 572 van de 978 geldige stemmen; dat zijne geboorteakte aanwijst dat hij den vereischten ouderdom heeft; dat de Burgemeester eene verklaring heeft afge legd dat hij het jaar, voorafgaande aan zijne benoeming, in Leiden heeft gewoond, en eindelijk uit de verklaring van hemzelven dat hij geen andere openbare betrekking bekleedt dan die van Notaris. De Commissie heeft daarom de eer te adviseeren tot toelating van den heer Dercksen als Baadslid. Dienovereenkomstig wordt besloten. De heer Le Poole. In de tweede plaats heeft de Commissie de stukken onderzocht, overgelegd door den heer 8. De Clercq, en ook deze in goeden staat bevonden. De heer De Clercq heelt overgelegd bet proces-verbaal van opening der stembriefjes, waaruit blijkt dat van de 927 geldige stemmen 502 op hem zijn vereenigdzijne geboorteakte, waaruit blijkt dat bij den vereischten ouderdom heeft; eene verklaring van den Burgemeester, dat hij het jaar, aan zijne verkiezing voorafgaande, in de gemeente heeft ge woond,^ en eindelijk zijne eigene opgave, dat hij geene andere openbare betrekking bekleedt dan die van Dijkgraaf van het waterschap Bijnland. De Commissie heeft daarom de eer te adviseeren ook den heer De Clercq als lid van den Baad toe te laten. Dienovereenkomstig wordt besloten. De Voorzitter. Van deze beslissing zal aan genoemde heeren kennis worden gegeven. Ik dank de Commissie voor de genomen moeite. Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten thans aan de orde te stellen punt VII. Voordracht tot het brengen van eenige verandering in het gebouw der Tusschenschoolmet suppletoiren staat van begrooting. (Zie Ing. St. nos. 175 en 179.) De heer Cock. Ik wenschte wel te vragen of men tot de voorgestelde veranderingverbouwing of vertimmering zal overgaan vóór dat de goed keuring van den Minister van Binnenlandsche Zaken op de heden door ons vastgestelde verordeningen betreffende de hoogere burgerschool voor meisjes is ontvangen. Dat zou, meen ik, in strijd zijn met het besluit van den Baad om tot de oprichting dier school over te gaanmits door de Begee ring subsidie werd verleend. De Minister heeft dat subsidie beloofd onder voorwaarde dat de verordening aan zijne goedkeuring wordt onderworpen. Het besluit van den Baad was dus conditioneel, evenals dat van den Minister. Bij gevolg zal cr eerst dan een besluit van den Baad tot stichting daar zijn, wanneer de laatste conditie is vervuld en de verordeningen door den Minister zijn goedgekeurd. Beginnen wij voordat die goedkeuring erlangd is, dan ben ik positief tegen dit voorstel. Na dien tijd zal ik mij neer leggen bij het besluit der meerderheid en daarin berusten. De Voorzitter. Willen wij met 1 Januari de school openen, dan be- hooren wij haast te maken met de inrichting van de lokalen. Ik geloof dat wij, na de gedachtenwisseling over deze zaak met den Minister en den Inspecteur van het middelbaar onderwijs gevoerd, zeker kunnen zijn subsidie te ontvangen. De quaestie bepaalde zich alleen tot de vraag, of het school geld te laag werd gesteld en, zijn wij wel ingelicht, dan bestaat er alle waarschijnlijkheid dat de Minister met het schoolgeld van f 60 genoegen zal nemen. Ik geloof dusdat er geen bepaalde reden van uitstel is. Het voornemen is om in den kortst mogelijken tijd een lokaal in te richten. Het is reeds half October en het zou wenschelijk zijn om, zoo mogelijk, met 1 Januari de lessen in die lokalen te doen aanvangen, waardoor tevens zoude voorzien zijn in het gebrek aan ruimte op de school van mej. Jesse. De heer Cock. Tot mijn leedwezen moet ik tegen het voorstel stemmen; want het gevolg er van zal zijn, dat er voor eene school zal worden ge bouwd of getimmerdvóórdat er feitelijk een besluit van den Baad aanwe zig is, waarbij tot de oprichting dier school wordt besloten. De heer De Goeje. Er is op de meisjesschool le klasse zulk een groot gebrek aan ruimte, dat de toestand, zonder overdrijving, onhoudbaar is. Ieder raadsliddie het lokaal wil bezoekenzal ongetwijfeld de overtuiging krijgen dat de toestand zoo niet kan voortduren. Ook al wordt dus de hoogere burgerschool voor meisjes nog niet geopend, dan nog dient er ruimte gecreëerd te worden voor verplaatsing der hoogste klassenis 't niet onder den naam van hoogere burgerschool dan onder dien van hoogste af- deeling der bestaande lagere school. Daarom geloof ik dat het voorstel tot verbouwing in ieder geval kan worden aangenomen, ten einde in het ge brek aan ruimte te voorzien. Dhardoor hoop ik dat het bezwaar van den heer C'ock zal zijn weggenomen. De beer Cock. Mijn bezwaar is niet geheel weggenomen. Men vergete toch niet, dat niet alleen de bouw, maar ook de aanstellingen en benoe mingen van het leeraarspersoneel een uitvloeisel van de verordening zal zijn, die aan 's Ministers goedkeuring moet worden onderworpen. De heer Verster. Evenals de heer Cock heb ook ik mij tegen de op richting eener hoogere burgerschool voor meisjes verklaard. De Baad heeft evenwel tot- die oprichting besloten en bij die beslissing moet ik mij natuur lijk nederleggen. Maar zoolang de verordening op de hoogere burgerschool voor meisjes niet is vastgesteld en door den Minister is goedgekeurd kan ik mijne stem niet geven om een aanvang met bouwen te maken. Het sub sidie hangt geheel van die goedkeuring van den Minister af en zoolang die niet aan den Baad is medegedeeldzoolang moet er met bouwen worden gewacht, omdat het subsidie de voorwaarde is, waaronder de Baad tot het bouwen der school heeft besloten. De heer Juta. Ik geloof toch datwanneer er geen subsidie verleend wordt, geene hoogere burgerschool voor meisjes zal worden opgericht. Het bezwaar van den heer Cock vervalt, daar er toch behoefte is aan nieuwe ruimte al ware het voor eenige klassen van de school van mej. Jesse. Men moet in ieder geval ruimte hebben. De Voorzitter. Van benoemingen is nu geen sprake. Deze kunnen alleen een uitvloeisel zijn van de verordening. Natuurlijk zullen die niet volgen voor en aleer de Baad beslist heeft dat er leeraren en leeraressen zullen zijn. De eenige quaestie is, of men vertrouwen stelt in de mededee- ling, dat genoegen genomen zal worden met het schoolgeld en de Minister dus zeker zijne belofte gestand zal doen. De beer Cock. Ik vermoed dat de Minister over art. 6 ook wel een woordje meê zal spreken, Ik ben niet geheel zeker van het subsidie. De

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1880 | | pagina 7