52 tuigd, dal deze van zoodanig overwegenden aard zijn, dal daarom aan hel oorspronkelijk plan geen gevolg zoude moeien worden gegeven. Vooreerst zij opgemerkt, dat in ernstige gevallen, waarin heelkundige hulp wordt vereischt, de patiënten in het Ziekenhuis zullen worden be handeld, waardoor een gewichtig bezwaar tegen de combinatie van genees- en heelkundige praktijk vervalt en vervolgens heeft de ondervinding ge leerd, dal wel degelijk personen bereid zijn de beide vakken te gelijk tijdig uit te oefenen. Na het door Dr. Zaalberg gevraagd ontslag namelijk heeft Dr. Van Kaathoven zich daartoe aangeboden, terwijl thans door Dr. Boursse Wils de beide betrekkingen worden uitgeoefend. Wij vertrouwen dan ook dat, bij tot slandkoming van de bovenom schreven regeling, een voldoend getal bevoegde personen zal worden ge vonden, bereid om de neide functiën op zich te nemen, te meer nu de aankomende geneeskundigen steeds de bevoegdheid bezitten lot de uil oefening van de geneeskunde in haren ganschen omvang. Overigens meenen wij, dal ook bij de thans voorgesteld^ regeling, de aanstelling van een adjunct-stads-genees- en heelkundige dringend wordt vereischt, ten einde bij ziekle of ontstentenis van een of meer der titu larissen tijdelijk in den dienst te voorzien. Hel college van stads-genees- en heelkundigen geeft daarvoor eene jaarwedde aan van ongeveer ƒ300. Wij gelooven evenwel dat daarvoor eene jaarwedde van ƒ400 zoude moe ten worden vastgesteld, aangezien de bij Raadsbesluit van 26Februarijl. bepaalde som van 200 te gering moet worden geachtmet hel oog op de mogelijkheiddat bij langdurige ziekte van een of meer der titularis sen, de taak van den adjunct vrij omvangrijk zoude kunnen worden en alzoo de helft van de jaarwedde der definitieve titularissen billijk kan worden geacht. Tot dusverre trouwens hebben zich voor de bovendoelde betrekking geene belanghebbenden aangemeld. De kosten zullen bij aanneming van de voorgestelde regeling niet be langrijk vermeerderen. Thans bedragen deze voor 5 doctoren elk ad 400 ...-.ƒ 2000 een genees- en heelkundige630 3 heelmeesters, elk ad 430 1290 terwijl voor een adjunct is uitgetrokken200 te zamen 4120. De kosten van de voorgestelde regeling zullen voorloopig bedragen: voor 3 genees- en heelkundigenelk ad /'8002400 3 doctoren, elk ad ƒ450 1350 3 heelmeesters, elk ad ƒ430 1290 1 adjunct400 te zamen 5440 terwijl die kosten, wanneer de regeling geheel in werking zal zijn, be dragen voor 6 genees- en heelkundigen, elk ad ƒ8004800 1 adjunct400 te zamen 5200. Wij stellen Uwe Vergadering alsnu voor de bovenomschreven regeling vast te stellen en verder te besluiten dat ter voorziening in de bestaande vacature zal worden aangesteld een genees- en heelkundige op eene jaar wedde van ƒ450, voorloopig alleen belast met de geneeskundige praktijk onder bepaling dat hem ook de hftelkundige praktijk zal worden opge dragen, bij eventueele vacature van de tegenwoordige betrekking van stads-heelmeester, in welk geval de jaarwedde wordt vastgesteld op ƒ800 en tevens dat zal worden aangesteld een adjunct-stads-genees- en heel kundige, bevoegd tot de uitoefening van beide vakken op eene jaarwedde van 400, ten einde bij ziekle of ontstentenis van een of meer der titularissen lijdelijk in den dienst te voorzien en zulks in overleg met het college van stads-genees- en heelkundigen. Bij aanneming van dit voorstel zullen de verordeningen, regelende den dienst van de stads-geneesheeren en van de stads-chirurgijns van 19 en 23 September 1854 (Gemeentebladen n°. 4 en 5 van dal jaar) aan eene herziening moeten worden onderworpen, waarvoor de noodige voorstellen, na overleg met de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen, te zijner tijd aan Uwe Vergadering zullen worden ingediend. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 2 October 1880. Naar aanleiding van uwe missive, de dato 10 September dezes jaars, hebben stads-genees- en heelkundigen den inhoud van uw schrijven nauwkeurig overwogen en ofschoon zij u erkentelijk zijn voor de wijze waarop gij u hebt voorgesteld de stads armenpraktijk te regelen, in dier voege dat de daaraan verbonden jaarwedden eenige verhooging zullen ondergaan, of althans voor dien dienst een hooger bedrag zal worden uilgetrokken dan tot nog toe daarvoor besteed wordtmeenen zij ook nu nog aan de regeling, die zij in Februari 1879 voorstelden, de voor keur te moeten geven. Deze regeling zou in de hoofdtrekken hierin moeten bestaan: dat de stad voor de behandeling der armen aan inwendige ziekten in zes ge deelten of kwartieren en voor de behandeling der armen aan chirurgische gebreken in drie kwartieren verdeeld werd en dat aan de 6 geneeskundigen en de 3 heelkundigen met dien dienst belast elk eene jaarwedde van ƒ500 werd toegekend, terwijl daarenboven aan hen een adsistent of adjunct werd toegevoegd op eene jaarwedde bijv. van 300om bij ziekte of afwezigheid van een of meer der titularissen tijdelijk in hunnen dienst te voorzien. Hel is volkomen waardat reeds nu feitelijk blijkt dat het gelijktijdig uitoefenen van genees- en heelkundige praktijk bij de armen in hetzelfde gedeelte der stad, zooals dit nu reeds door Dr. Boursse Wils geschiedt, mogelijk is. Het is evenzeer waar dat Lwee der stads- geneesheeren, de HH. Dr. W. P. Weebers en Dr. A. Van Iperen bevoegd zijn tot het uitoefenen der genees- en heelkunde, zoodat men die, wan neer zij zich daarvoor disponibel willen stellen met de gecombineerde uitoefening der genees- en heelkundige praktijk in een bepaald gedeelte der stad zoude kunnen belasten, llet is eindelijk niet minder waar, dat volgens de wet op de uitoefening der geneeskunst van 1865, geene andere personen in het vervolg tot de praktijk zullen toegelaten worden dan die gerechtigd zijn om de geneeskunst in haren geheelen omvang uit te oefenen, maar dit alles neemt nieL weg dal het aan ernsligen twijfel onderhevig, om niet te zeggen ondenkbaar is, dal er onder hel beperkte aantal geneesheeren te Leiden steeds 6 personen zullen gevonden worden niet alleen bevoegd, maar werkelijk geschikt en bewilligd om zoowel genees- als heelkundige diensten aan de armen te bewijzen, leder arts zal in het vervolg de bevoegdheid bezitten om beide vakken' uit te oefenen, doch de ervaring heeft reeds nu geleerd, dat vele artsen van die bevoegdheid in het geheel niet of slechts in zeer beperkte mate gebruik wenschen te maken. De meeste leggen zich voornamelijk op de inwendige praktijk toe, een veel geringer aantal kiest de chirurgie en maar zeer enkele oefenen met voorliefde zoowel de genees- als de heelkunst uit. Maakt men de gecombineerde uitoefening van de beide vakken voor den armendienst verplicht, dan zal de Raad onnoodig beperkt worden in zijne keuze of geen personen genoeg kunnen vinden, of zich tevreden moeten stellen met het benoemen van titularissen, die wel volgens de wel bevoegd zullen zijn, maar van wien hij niet de overtuiging zal hebben, dat zij in waarheid de meest geschikte personen zijn om de armen in elk geval te helpen. Blijft de genees- en heelkundige dienst bij de armen in beginsel gescheiden, dan zal men hoogstens naar 6 personen geschikt en bewilligd om de inwendige geneeskunst en naar 3 evenzeer geschikt en bewilligd om de heelkunde bij de armen uit te oefenen, behoeven om te zien. Daarenboven de voorgestelde verdeeling der stad in 6 geneeskundige en 3 heelkundige kwartieren zal niet verhinderen, dat, wanneer er bij eene eventueele vacature iemand zich aanbiedt volgens het gevoelen van den Raad boven anderen geschikt om gelijktijdig de genees- en de heel kunst uit te oefenen, men hem zoowel tot stads-doctor als tot stads chirurgijn benoemt. Die verdeeling zou ook niet behoeven te verhinderen dat men den geneeskundigen dienst in 2 wijken aan denzelfden titularis wanneer die zich daarvoor mocht aanbieden en er tijd voor mocht hebben opdroeg. Op deze wijze zou al dadelijk in de bestaande vacature door het ontslag van Dr. C. Terlaag, kunnen voorzien worden, door aan Dr. Boursse Wils den geneeskundigen dienst in de Wijken VII en VIII op te dragen en hem te ontheffen van de waarneming van den heelkundigen dienst in die beide wijken, die dan over de 3 thans in functie zijnde stads-chirurgen zoude kunnen verdeeld worden. Op die wijze zoude de verdeeling der armen-praktijk met eene geringe wijziging der tegenwoordig nog vigeerende verordening de volgende kunnen worden. Voor den geneeskundigen dienst. lste kwartier over Wijk I en II Dr. Weebers. 2de HI en IV Dr. Baert. 3de V en IX Dr. Kist. 4de VI Dr. Van Iperen. 5de VII de nieuw te benoemen titularis b. v. Dr. Boursse Wils. 6de VIII Dr. Boursse Wils. Voor den heelkundigen dienst. lste kwartier omvattende Wijk I, II, III en IV G. Aalbertsberg. 2de VVI en IX Chir. Longepee. 3de VII en VIII Chir. Desertine. Eene dusdanige regeling, waarvoor zonder twijfel wei ten allen tijde deskundigen geschikt en bewilligd om zich met den dienst te belasten gevonden zullen kunnen worden, aan uwe goedkeuring aanbevelende noemen wij ons UEd. dw. dienaren, de stads-genees- en heelkundigen en namens dezelve, A. E. Simon Thomas Voorzitter. Dr. Boursse Wils, Secretaris. Aan den Edel Achtbaren Heer L. M. De Laat de Kanter, Burgemeester te Leiden. N°. 175. Leiden, 7 October 1880. Onder overlegging van nevensgaande stukken, geven wij Uwe Verga dering in overweging eene som van 2750 beschikbaar te stellen voor het brengen van eenige veranderingen in het gebouw der Tusschenschool ten einde een vijftal vertrekken in gereedheid te brengen, waarin voor loopig de lessen der hoogere burgerschool voor meisjes zouden kunnen worden gegeven. Wij stellen U tevens voor te besluiten dat de benoodigde gelden zullen worden gevonden door eene geldleening, te welken einde een suppletoire staat van begrooting, dienst 1880, hierbij ter vaststelling wordt aange boden. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 6 October 1880. Ten einde te kunnen voldoen aan het verlangen der Commissie van Toezicht over de scholen van middelbaar onderwijs, uitgedrukt in hare missive van den 25en der vorige maand no. 302, heeft op onzen last de gemeente-architect de plaatselijke gesteldheid der Tusschenschool in het voormalig Nosocomium Academicum op de Oude Vest opgenomen, ten einde aldaar voorloopig in een hulplokaal de lessen der hoogere burgerschool voor meisjes te doen aanvangen, waardoor tevens zal worden voorzien in het gebrek aan plaats op de meisjesschool der le klasse. Uit een daaromtrent ingediend verslag blijktdatwanneer een benedenlokaal werd ingericht voor twee klassen der Tusschenschool, een groot boven lokaal beschikbaar komt, dat na afscheiding twee vertrekken van onge veer 42 vierkante meiers doet verkrijgen en door het aantrekken van twee sjaapkamers nog twee kleinere lokalen, zoodat op de bovenverdie ping vijf naast elkander gelegen en onderling gemeenschap hebbende ver trekken aanvankelijk kunnen dienen tot plaatsing van 50 a 60 leerlin gen voor de hoogere burgerschool voor meisjes, mits tot het onderwijs

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1880 | | pagina 2