4G VIII. Wijziging van liet reglement van orde voor de vergaderingen van liet college van Burgemeester en Wethouders en van de verordening voor vaste commissien uit den Gemeenteraad. (Zie Ing. St. no. 125.) De heer Du Kieu. Ik kan mij met de voorgestelde wijzigingen niet best vereenigen, mijnheer de Voorzitter! Ik geloof dat de ondervinding heeft geleerd dat de zaken zeer goed liepen zooals het tot dusver geweest is. Daarom zou ik liever wenschen dat men zich daarbij hield. De beer Juta. Ik kan niet ontkennen, mijnheer de Voorzitter 1 dat ik liever gezien had dat een van de Wethouders president van do Commissie van Fabricage ware gebleven. Burg. en Weth. schijnen thans dien regel te willen verlaten. Althans ik meen dat de bedoeling is den Burgemeester te belasten met de werkzaamheden als voorzitter van de Commissie van Fabri cage. Ik zal niet tegen het voorstel stemmen, daar het zoo geheel betreft de inwendige organisatie van de werkzaamheden van Burg. en Weth., maar ik kan niet ontkennen en wil zulks gaarne constateeren dat ik de regeling, die tot heden goldbeter achtte dan hetgeen nu wordt voorgesteld. De heer Donneu. Indien, mijnheer de Voorzitter, dit tot eene goede verdeeling van de werkzaamheden van het Dagelijksch Bestuur bevorderlijk kan zijnben ik niet tegen de verandering der artikelen. Evenwel zou ik de redactie eenigszins anders willen hebben. Ik lees daar: 'Krachtens deze bepalingen moet de zorg voor de daarbij genoemde takken van beheer uitsluitend aan een der Wethouders worden opgedragen en kan alzoo de voorzitter, wanneer hij zulks noodig mocht achten, zich daarmede zelf niet belasten". Die uitdrukking komt, dunkt mij, iets te na aan den Voor zitter. Beter zou ik het dus achten het gewijzigd artikel aldus te lezen »De onderscheidene takken van de huishouding der gemeente worden door de leden van het Dagelijksch Bestuur onderling verdeeld1'. Wanneer er zoo staat dat de Voorzitter er zich zelf niet mede mocht 'belasten", dan is het net of wij nu den Voorzitter de macht geven zich zelf te kiezen. Dit nu acht ik niet kiesch. Ik vind het beter dat het Dagelijksch Bestuur onderling de werkzaamheden verdeele. Ook in het tweede deel van het voorstel wenschte ik eene wijziging aan te geven namelijk dit te lezen'De Com missie van Fabricage bestaat uit een lid van bet Dagelijksch Bestuur als voorzitter en uit twee leden." De Vookzixtek. Op hetgeen is aangevoerd ten aanzien van het gedane voorstel wensch ik alleen dit te antwoorden. De heer Juta heeft de eigen lijke reden van het voorstel genoemd. Het Dagelijksch Bestuur wenschte meer vrijheid te hebben in de verdeeling van zijne werkzaamheden. Dat is de reden waarom ons voorstel is gedaan. W at het voorstel van den heer Donner aangaatmoet ik dat geachte lid attent maken dat hij eenigs zins verward heeft de toelichting tot het voorstel en het voorstel zelf. Wat hij voorlas: 'Krachtens deze bepaling" enz. Ï3 toelichting en de redactie waartegen hij bezwaar opperde: »De onderscheidene takken van de huishou ding" enz. is een gedeelte van het reglement door liet Dagelijksch Bestuur vastgesteld onder voorbehoud der goedkeuring van den Gemeenteraad. Wan neer de redactie gewijzigd werd in den zin zooals door den heer Donner wordt aangegeven, zou er eene wijziging worden gebracht in het reglement welke het Dagelijksch Bestuur niet wenschelijk acht. Het is altijd aan den Voorzitter overgelaten de speciaal genoemde takken van dienst onder de leden van het Dagelijksch Bestuur te verdeelen. Het eenig bezwaar daar tegen is dat nu voorgeschreven is dat die verschillende takken van bestuur onder de Wethouders moeten worden verdeelddoor de voorgestelde wijziging wordt aan het Dagelijksch Bestuur meer vrijheid gegeven naar welgevallen zijne werkzaamheden te regelen. Wat de redactie van het tweede gedeelte van het voorstel betreft, van het standpunt van den heer Donner is de door hem gemaakte opmerking juist. Hij zegt dat het artikel moet luiden: »De Commissie van Fabricage bestaat uit een lid van het Dagelijksch Bestuur als Voorzitter en uit twee leden van den Raad." Wij hebben in ons voor stel de leden van den Raad laten voorafgaan aan het lid van het Dage lijksch Bestuur. Bezwaar in de omzetting bestaat er intusschen niet; maar dezelfde reden, die den heer Donner heeft gemoveerd om zijne redactie te verkiezenheeft ons gemoveerd deze redactie voor te stellennamelijk be leefdheid die ook in officiëele stukken behartigd mag worden. De heer Donneu. Ik dank u, mijnheer de Voorzitter! voor de gegeven inlichtingen. Toelichting en artikel heb ik echter niet verward, want uit liet artikel zelf blijkt dat de toelichting ook waar is. Ieder die het artikel leestzal daaruit lezen»De Voorzitter benoemt ook zich zelf." En dan leestmen hetzelfde wat in de toelichting staat en wat ik heb opgemerkt. Dat heeft de Voorzitter altijd gedaan, merkt gij op. Ja, toch komt daarin nu deze verandering, dat de Voorzitter zich zelf een tak van bestuur kan geven, die vroeger door een Wethouder werd verzorgd. De personen .waar over de bestuurstakken verdeeld worden, vermeerderen metéén. Vroeger had men drie Wethouders en daarenboven den Voorzitter. Dit verschij bestaat. De Voorzitter. Ja, dit verschil moet bestaan, want dat is juist de strekking van ons voorstel. Vroeger, toen de Wethouders speciaal aange wezen takken van dienst hadden te beheerenwerd de Voorzitter niet ge noemd, maar de verdeeling der werkzaamheden was niettemin altijd aan den Voorzitter opgedragen. Dit zal nu zoo blijven. Alleen kan nu de Voorzitter ook eenig onderdeel aan zich zelf houdenwat vroeger niet kon geschieden. De heer Donner. Ik heb mijne redactie eenvoudig voorgesteld. Meer zal ik er niet van zeggen. In stemming gébrachtwordt het voorstel van Burg. en Weth. in zijn geheel met 10 tegen 3 stemmen aangenomen. Tegen stemdende heeren Donner, Du Rieu en Scheltema. IX. Verzoek van J. E. Zirkzee, om een keldergat te maken. (Zie Ing. St. n°. 126.) Do heer Wilhelmy Damsté. Ik heb er mets tegen dat het verzoek toegestaan wordemaar ik zou gaarne zien dat de Voorzitter van de Com missie van Fabricage er wel acht op gaf dat de rooster, die op het kelder gat moet gemaakt wordeniets zwaarder is dan gewoonlijk. De steeg is zeer nauw. Licht kan het gebeuren dat, bij het uitwijken voor een rijtuig, een handkar of ruiter te paard er op moet staan. Mijn verzoek is dus dat zorgvuldig toegezien worde op de uitvoering. De Voorzitter. Ik wil gaarne den heer Damsté de verzekering geven dat de noodige voorzorgen bij de uitvoering in acht genomen zullen worden. Het verzoek wordt hierop, overeenkomstig het voorstelzonder hoofdelijke stemming toegestaan. X. Behandeling van de aan de Gedep. Staten ingediende reclames tegen het kohier der plaatselijke directe belasting dienst 1880. De openbare zitting wordt bij de behandeling van dit punt door den Voorzitter veranderd in eene zitting met gesloten deuren. XI. Voordracht betrekkelijk het jagen naar waterwild op de Vroonwateren. (Zie Ing. St. no. 128.) De heer Wilhelmy Damsté. Ik zou het wenschelijk achtenen gaarne daaromtrent de opinie vernemen van den heer Verster, als meer bevoegd om daarover te kunnen oordeelen of het niet beter was voor drie jaar achter een permissiebiljetten uit te reiken en niet ieder jaar het voorstel te con- tinueeren. Ik stel mij voor, dat, als de jaehtliefhebbers vooruit weten dat de permissiebiljetten te krijgen zijn, zij vooraf er hun gedachten over zul len laten gaan en er meer biljetten zullen verkocht worden. De heer Ver ster heeft indertijd voorgesteld den prijs te stellen op ƒ6 per stuk en per jaar. Gaarne wenschte ik van hem te vernemen of bij niet van oordeel is, dat het beter is, dat stelsel eenigen tijd voort te zetten. De heer Verster. Als ik den heer Dam9té goed heb begrepen, dan is zijne bedoeling niet de permissie-biljetten uit te geven voor drie achtereen volgende jaren, maar alléén om de regeling, die nu voor één jaar wordt voorgesteldvoor drie jaren vast te stellen. Op zich zelf zoude ik daarin geen bezwaar zienmaar wij zouden er ons noodeloos door binden en de gelegen heid afsnijden om wanneer in den loop van genoemd tijdvak aanbiedingen werden gedaan, zooals vroeger door den heer Willink, zoodanig aanbod aan te nemen en daarom moet ik het voorstel van den heer Damsté ont raden. Ik kan er nog bijvoegen dat ik geloof dat dit jaar de permissiën iD grooter aantal zullen worden aangevraagd. Toen wij in het vorig jaar den maatregel vaststelden, was het zeer kort vóór de opening der jacht op waterwild. En het is juist in de eerste dagen dat van de permissiën het meest gebruik wordt gemaakt. Verschillende studenten hebben toen geen vergunningen genomendie ik geloof dat het thans wel zullen doen. Ten einde ons niet te bindengeloof ikdat het verkieslijk zal zijndat het voorstel van Burg. en Weth. worde aangenomen. De Voorzitter. Ik geloof ook dat het denkbeeld van den heer Damsté aan bedenking onderhevig is. De jachtakte zelve moet toch ook elk jaar worden vernieuwd. En het werk, dat dit voorstel ons hier te doen geelt, is zoo weinig omvangrijk en de voorbereiding van het voorstel evenzeer, dat er weinig reden voor is ons nu voor drie jaar te bindeu. De heer Wilhelmy Damsté. Ik dacht dat het beter was. Nu de lieer Verster echter bezwaar maakt, zal ik er geen voorstel van maken. De voordracht wordt hierop met algemeene stemmen aangenomen. XII. Rekening van het Stedelijk Werkhuis, over 1879. (Zie Ing. St. no. 95.) De Voorzitter. Dit punt wordt wederom uitgestelddaar er geen vol doend aantal leden isals de heerendie deel uitmaken van het Bestuur van het Werkhuis, de vergadering verlaten. Hiermede zijn de punten van behandeling afgeloopen. Verlangt nog iemand het woord? De heer Le Poole. Mijnheer de Voorzitter! Daar straks, bij het al of niet verleenen van ontslag aan den heer Alsche, heb ik het niet willen doen; maar nu wensch ik aan Burg. en Weth. de vraag te richtenof met de ont binding van de Commissie van Bestuur over het Ziekenhuis der Rijks-Uni versiteit voortaan alle controle van de gemeente Leiden is opgeheven over de behoeftige ziekenvoor hare rekening aldaar verpleegd, 't Was een wijze bepaling van Leidendie met opofleringen het Ziekenhuis heeft doen verrijzen en haar eigen Ziekenhuis heeft opgeheveneenige controle in het leven te roepen en daarom vraag ik of dergelijk toezicht niet op eene of andere wijze zal worden voortgezet. De Voorzitter. Volgens liet contract van 1867 berust het toezicht op de verpleging van zieke armen in het Ziekenhuis bij Burg. en Weth. Dat toezicht blijft bestaan. Intusschen moet ik zeggen dat de vraag, gelijk zij door u is geformuleerd, geen punt van bespreking bij het Dag. Bestuur heeft uitgemaakt. Na den wenk, door u gegeven, zal dit zeker geschieden en als er termen toe gevonden worden de zaak bij den Raad worden aan hangig gemaakt of aan dezen mededeelingen gedaan worden. De heer Le Poole. Ik dank umijnheer de Voorzitter, voor de ge geven inlichtingen. De Voorzitter. Verlangt nog iemand het woord? De heer Juta. Ja, mijnheer de Voorzitter! Ik zou gaarne Burg. en Weth. in overweging «illen geven, als het eenigszins mogelijk was met het oog op de financiën van het volgend jaarde Langegracht in beteren toestand te doen brengen. Wij nemen alle voorbehoedmiddelen tegen epide- miën. Maar de toestand van de Langegracht, vooral van het gedeelte tus- schen de gasfabriek en de Mare, is in dergelijken toestand dat ik vrees, dat zij juist eene oorzaak zoude kunnen zijn dat hier een epidemie zal komen. Herhaaldelijk ben ik er langs gekomen, maar nooit heeft het mij nog zoo gefrappeerd als van morgen. De weg langs de Langegracht is eigenlijk niet begaanbaar, zoo vreeselijk is de stank. Ik vestig dus de aandacht van Burg. en Weth. op dezen ondragelijken toestand. De uitwasemingen daar zijn wezenlijk meer dan erg. De Voorzitter. Ik wil gaarne een onderzoek laten instellen nf do Lan gegracht op dit oogenblik in bijzonder slechten toestand verkeert. Maar ik moet er op attent makendat de tijd van het jaar aan het bezwaar wel de grootste schuld zal hebben. Als men blindelings alle namen van de grach ten in een bus wierp, zou men er altijd een naam uittrekkenwaarvan men hetzelfde kon zeggen. Alle grachten stinken thans, en niet alleen in Leiden maar in Amsterdam, Rotterdam en 's Gravenhageoveral heeft men het zelfde verschijnsel. Natuurlijk zullen wij echter na de mededeeling van den heer Juta bijzonder laten onderzoeken, of de Langegracht erger is dan an ders het geval is. De heer Juta. Het laatste geloof ik juist het geval te zijn, n.l. dat de Langegracht bepaald veel erger is dan andere grachten. De vergadering wordt hierop gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1880 | | pagina 2