38
Leiden, 10 Juli 1880.
Commissarissen der Stedelijke Gasfabriek hebben de eer Uw College
de navolgende antwoorden toe te zenden, naar aanleiding van hel drietal
vragen betrekkelijk de onlangs behandelde quaeslie van het gas in de
Raadszitting van 28 Juni jl. gedaan, hetwelk door U in hunne handen
ts gesteld
Ad I. Sedert 18 Juni na aankomst van de noodige grondstoffen is
de lichtsterkte van het gas verhoogd, tot welken graad die verhooging
is opgevoerd kan niet definitief worden medegedeeldomdat
1*. de gelegenheid tot correcte waarneming aan de fabriek in de laatste
twee maanden ontbrak;
2*. de verificatie der instrumenten nog niet geheel voltooid is.
Ad 2. De waarnemingen hebben geregeld plaats op 1100 meter afstand
van de labrick. De resultaten hiervan worden in driemaandelijksche
rapporten den Raad medegedeeld. Het aantal waarnemingen, waaruit
deze cijfers voortvloeien is Commissarissen tot dusver niet bekend.
Ad 3. De onderzoekingen zullen, na de verificatie aan de fabriek
trouw worden voortgezet. Zij zijn voor de controle der grondstoffen en
van den richtigen gang van hel geheele bedrijf van de hoogste waarde.
Zooals sub 1 is vermeld geschiedde dit in de maanden Mei en Juni
niet, ten gevolge van hel uitleenen van den proefbranderen hel verifiëeren
van den proefmeler.
Onderlinge verificatie is aangevangen en zal na verloop van een paar
maanden afloopen. Of zij behoorlijk geschiedtachten Commissarissen
onnoodig te constateeren.
De Fremeby.
Aan Heeren Burgemeester en J. I. Van Wensen.
Wethouders van Leiden.
N°. 125. Leiden, 5 Juni 1880.
In hel gewijzigd art. 10 van hel Reglement van Orde voor de verga
deringen van het College van Burgemeester en Wethouders, Gemeente
blad n°. 3 van 1873, is het volgende bepaald:
»De onderscheidene lakken van de huishouding der gemeente worden
onder de Wethouders aldus verdeeld:
Aan een hunner is de Burgerlijke Stand bij voorkeur opgedragen.
Een is bijzonder belast met alles wal de financiën betreft.
Een heeft het toezicht over datgeen wat onder den naam van de Fa
bricage bekend is.
Dat over de gasverlichting berust bij één der Wethouders, door het
dagelijksch bestuur aan te wijzen."
Terwijl art. 11 luidt: «Alle deze en andere commissiën worden door
den Voorzitter benoemd."
Krachlens deze bepalingen moet de zorg voor de daarbij genoemde
lakken van beheer uilsluitend aan een der Wethouders worden opgedra
gen en kan alzoo de Voorzitter, wanneer hij zulks noodig mocht achten,
zich daarmede zelf niet belasten. Het is ons wenschelijk voorgekomen
aan ons college in deze meerdere vrijheid te laten en wij hebben op
dien grond de aangehaalde artikelen aldus gewijzigd: De onderscheidene
takken van de huishouding der gemeente worden door den Voorzitter
onder de leden van het Dagelijksch Bestuur verdeeld", en nemen de vrij
heid die wijziging aan de goedkeuring van Uwe Vergadering te onder
werpen.
Tevens zal dan art. 1 van de bijzondere bepalingen omtrent den
werkkring der Commissie van Fabricage moeten worden gewijzigd. Dat
art. luidt thans als volgt:
»De Commissie van Fabricage bestaal, behalve den voorzittenden Wet
houder, uit twee leden."
Wij stellen U voor dit artikel aldus vast te stellen:
iiDe Commissie van Fabricage bestaat uit twee leden en een lid van
het Dagelijksch Bestuur als Voorzitter."
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Weihouders, enz.
IV®. 126. Leiden, 15 Juli 1880.
Door J. E. Zirkzee is vergunning verzocht aan de achterzijde van het
perceel in de Paardensteeg nu. 2, uitkomende in de Schapensleeg, een
keldergat (e maken.
Blykens ingewonnen bericht van den Voorzitter der Commissie van
Fabricage beslaat tegen de inwilliging van het verzoek geen bezwaar,
zoodat wij Uwe Vergadering in overweging geven de gevraagde vergun
ning te verleenenmits het keldergat niet meer dan 5 decimeters hui
ten den gevel uitspringe en gelijk met de straat worde gelegd, gedekt
dooreen ijzeren roosier, waarvan de spijlen niet meer dan 5 centimeters
van elkander verwijderd zijn en in hardsleenen rand zijn opgesloten
alsmede tegen betaling van het recht, bepaald bij art. 3 n°. 37 van het
larief, vaslgesteld den 5 Maart 1857.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N°. 127. Leiden, 15 Juli 1880.
Ter vervulling der vacature van hulponderwijzeres aan de openbare lagere
school n°. 1 voor onvermogendenontslaan door de overplaatsing van
Mej. W. II. De Visser naar de openbare meisjesschool 2e klassehebben
wij de eer U hierbij aan te bieden de navolgende voordrachtopgemaakt
in overleg mei den betrokken hoofdonderwijzer en den districtsschoolop
ziener, als: 1". Mej. A. C. Japikse, tijdelijk met de waarneming dier
betrekking belast, 2". Mej. M. Trago, lijdelijk werkzaam aan de openbare
school n°. 2 voor minvermogenden en 3°. Mej. Th. C. Olivier, hulponder
wijzeres alhier.
Onder mededeeling dat aan die betrekking eene jaarwedde van f 550
is verbonden, nemen wij de vrijheid Uwe Vergadering te verzoeken tot
eene benoeming over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.
P. Du ltlEU.