41
Zitting van Maandag 38 Juni 1SSO,
geopend 'e namiddags te twee uren.
Voorzitter: de heer Burgemeester L. M. De Laat de Kanter.
Te behandelen onderwerpen:
1». Benoeming van een Regent van het Geref. Minne- of Arme Oude Man
nen- en Vrouwenhuis. (101)
2«. Idem van eene hulponderwijzeres aan de meisjesschool der 2' kl. (102)
3«' idem van een leeraar in het handteekenen. (106)
4». Verzoek van R. Jesse, om continuatie als gemeente-apotheker, (lüö)
5»! Benoeming van een Wethouder.
6« Idem van een Ambtenaar van den Burgerlijken Stand.
7»! Verzoek van R. N. Duits Wesscling c. s., betrekkelijk het leggen van
een trottoir in de Paardensteeg. (111)
8» Idem van G. Van Hest c. s.houdende bezwaren tegen de demping van
de Binnenvestgracht bij het Plantsoen. (109)
9« Voordracht tot het indienen van een adres aan de Provinciale Staten
betrekkelijk het lltrechtsche Jaagpad. (110)
Tegenwoordig de heeren Librecht Lezwijn, Goudsmit, Wilbelray Damste,
Van der Zweep, Hartevelt, Van Wensen, DriessenVan der Lith, De
Goeje, Donner, Du Rieu, Verster, Le Poole, l)e Fremery, Van Iterson,
Cock en De Laat de Kanter.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van 17 Juni 11.
worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede:
Dispositie van de Ged. Staten der provincie Zuidholland, van 21/26 Juni jl.
G.S. n". 71/1, ten geleide van het goedgekeurd raadsbesluit tot afstand der
tienden te Leiderdorp.
Deze wordt voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
l\ Bezwaarschriften tegen den aanslag in de plaatselijke directe belas
tingdienst 1S80van de wed. J. La RivièreJ. KasteelenJ. J. Van
Maastricht en P. H. Spek.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze te stellen in handen
van Burg. en Weth. en van de Commissie van Financiën.
2°. Voordracht ter benoeming van drie leden van het bestuur van het
Werkhuis, buiten den Gemeenteraad, wegens periodieke aftreding.
3°. Idem als voren van een Commissaris van de Bank van Leening.
Deze worden ter inzage van de leden in de leeskamer nedergelegd.
Aan de orde is:
I. Benoeming van een Hegent van het Gereformeerd Minne- of Arme
Oude Mannen- en Vrouwenhuis.
(Zie Ing. St. n°. 101.)
De heeren Librecht Lezwijn, De Goeje en Donner worden door den
Voorzitter uitgenoodigd met hem het stembureau te willen uitmaken.
Met 16 stemmen wordt benoemd de heer W. F. Kaiser. Er waren
2 stemmen uitgebracht op den heer A. Hartevelt Jz.
II. Benoeming van eene hulponderwijzeres aan de meisjesschool 2e kl.
(Zie Ing. St. n*. 102.)
Met 13 stemmen wordt benoemd Mej. A. B. Greeve, thans tijdelijk
met de waarneming dier betrekking belast. Er waren 4 biljetten in blanco
ingeleverd.
III. Benoeming van een leeraar in bet handteekenen.
(Zie Ing. St. n®. 106.)
Met 15 stemmen wordt benoemd A. J. Nieuwenhuia Jr. te Leeuwarden.
Er waren 2 blanco-biljetten ingeleverd.
IV. Verzoek van R. Jesse, om continuatie als gemeente apotheker.
(Zie Ing. St. no. 108.)
Met 16 stommen wordt de adressant weder voor den tijd van drie jaren
in zijne betimking bestendigd.
Op den heer II. C. Hartevelt was 1 stem uitgebracht.
V. Benoeming van een Wethouder.
Met 12 stemmen wordt benoemd de heer H. C. Hartevelt. De heeren
Du Rieu, Driessen, Scheltema en Van der Lith verkrijgen ieder 1 stem;
terwijl 1 blanco biljet was ingeleverd.
De Voorzittf.e. Mag ik den heer Hartevelt ook vragen of hij bereid
is reeds nu omtrent de aanneming dezer betrekking te beslissen dan wel
of hij verlangt gebruik te maken van den bij de wet gestelden termijn
om zich daaromtrent te verklaren?
De heer Hartevelt. Ik zal mij, mijnheer de Voorzitter, gaarne reeds
dadelijk verklaren. Ik beschouw de benoeming als eene hoogst eervolle en
verklaar mij volgaarne bereid de betrekking van Wethouder te aanvaarden,
echter onder ééne voorwaarde, nl. dat, wanneer het mocht blijken dat
door eene behoorlijke behartiging dezer betrekking mijne eigene zaken er
ouder mochten lijdenof in het tegenovergestelde gevalwanneer door de
waarneming mijner eigene zaken ik die der gemeente niet naar behooren
kan vervullen, ik dan mijn mandaat kan neerleggen, zonder van wispel
turigheid te worden beschuldigd. (Toejuiching.)
De Voorzitter. Ik wenscb u geluk, mijnheer Hartevelt, met het blijk
van vertrouwen waarmede do Raad U vereerd heeft, maar zeker niet minder
wenscht het College van Dagelijksch Bestuur zich geluk met de aanwinst
door uwe benoeming. Wij twijfelen er geenszins aan of uwe voorlichting
hij de voorbereiding onzer werkzaamheden zal ons steeds zeer nuttig zijn en
wij hopen van ganscher harte dat de ondervinding zal leeren dat de redenen
Zitting vebslag 1880.
die U tot het nederleggen uwer betrekking zouden doen besluiten, zich
niet zullen voordoen, maar dat wij U geruimen tijd in ons raidden zullen
mogen behouden.
VI. Benoeming van een ambtenaar van den Burgerlijken Stand.
Met 16 stemmen wordt benoemd de heer H. C. Httrlevelt. Er was
1 blanco biljet ingeleverd.
De Voorzitter. Mag ik den heer Hartevelt vragen of hij bereid is
ook deze betrekking te aanvaarden?
De heer Hartevelt. Gaarnemijnheer de Voorzitter.
VII. Verzoek van R. N. Duits Wesseling e. s., betrekkelijk het leggen
van een trottoir in de Paardensteeg.
(Zie Ing. St. no. 111.)
De Voorzitter. Het voorstel van Burg. en Weth., in deze gedaan,
is tweeledig en strektin de eerste plaats om op het verzoek van de adres
santen gunstig te beschikken, en in de tweede plaats om voor rekening der
gemeente het trottoir tot aan de Haarlemmerstraat door te trekkenwaarvan
de kosten worden geraamd op f 230. Ik zal daarom beide deelen afzon
derlijk in stemming brengen.
Zij worden acbtervolgens met algemeene stemmen aangenomen.
VIII. Verzoek van G. Van Hest c. s.houdende bezwaren tegen de
demping van de Binnenvestgracht bij het Plantsoen.
(Zie Ing. St. no. 109.)
De Voorzitter. Burg. en Weth. stellen voor op dit verzoek eene
afwijzende beschikking te nemen.
De heer Do Rieu. Ik zal mij tegen het voorstel van Burg. en Weth.
verklaren. Ik ben geweest tegen de demping en hoewel deze zaak reeds
een raadsbesluit isblijf ik aan mijne opinie vasthouden en zal ik tegen
het voorstel stemmen.
De heer Verstbr. Ik ben hetzelfde gevoelen als de heer Du Rieu toe
gedaan en zal eveneens tegen het voorstel stemmen.
In stemming gebracht, wordt het afwijzend voorstel aangenomen met
13 tegen 4 stemmen.
Tegeu stemden: de heeren Cock, Donner, Du Rieu en Verster.
IX. Voordracht tot het indienen van een adres aan de Provinciale Staten
betrekkelijk het Utrechtsche jaagpad.
(Zie Ing. St. no. 110).
De heer Cock. Slechts een enkel woord, Mijnheer de Voorzitter. Wel
licht hebben sommige leden eene Memorie van Toelichting op het concept
adres verwacht, anders gezegd: eene opgave van redenen, welke de Commis
sie in zake het Utrechtsche jaagpad gebiacht hebben tot het voorstel om
aan de provincie, in eigendom, beheer en onderhoud aan te bieden het
Zuidhollandsch gedeelte van het jaagpad. Die verwachting, die wellicht bij
sommige leden bestaan heeft, zal, vlei ik mij, np de lezing van het stuk
wel verdwenen zijn. Het stuk zelf immers behelst zijn eigen memorie van
toelichting, met andere woorden zijn eigen aanbeveling. Daarin worden zoowel de
gronden opgegeven die voor liet overnemen van het jaagpad door de Sta
ten pleitenals die welke onze Gemeente er als het ware toe dwingen dat
aanbod tot overname aan de Staten te doen. Van daar dat het overbodig
scheen nevens het adres eene memorie van toelichting over te leggen. Nog
een woord over de lengte van het stuk. De Commissie had gaarne ge-
wenscht een adres, minder omvangrijk als het onderwerpelijkeaan uwe
goedkeuring te mogen onderwerpen. Dat was echter onmogelijk; wilde men
de zaak behoorlijk aan de Staten toelichten, dan moest men tot in het ver
leden terugkeeren en de retro-acta resumeeren. De Commissie heeft zich in-
tusschen zoo beknopt mogelijk van hare taak gekweten en heeft voor ver
schillende punten verwezen naar de Bijlagen, 17 in getal. Die Bijlagen
zullen natuurlijk alle zeventien bij het officieele aan de Staten in te zenden
exemplaar gevoegd worden. Dat bij het gedrukte exemplaar, dat de heeren
op het oogenblik in handen hebbenslechts drie der zeventien Bijlagen
zijn gevoegd en afgedrukt, vindt zijne verklaring daarin, dat deze drie de
meeste actualiteit hebben en als het ware onontbeerlijk zijn, wil men een
goed begrip van het adres krijgen. De eerste Bijlage bevat de missive van
ons Dag. Bestuur, waarbij dit aan de Gedep. Staten het aanbod tot overneming
van het jaagpad doet, dus hetzelfde voorstel dat de Commissie u thans
voorstelt aan de Staten van Zuidholland zeiven te doen. De tweede Bijlage
behelst de mfssive van de Gedep. Staten aan ons Dag. Bestuur, waarin zij dat
bestuur machtigenja uitnoodigen eene nieuwe regeling der zaak van het
jaagpad te ontwerpen waarvan dan ook het gevolg is geweest het aanbod
in de eerste Bijlage vervat. De derde Bijluge eindelijk bevat de missive
van de Gedep. Staten waarin zij het gedane aanbod tot overneming onaanne
melijk oordeelen en bijgevolg afslaan. Gelijk men dus ziethebben deze
drie bijlagen verre weg de meeste actualiteit. Mocht iemand het soms wen-
schelijker achten al de 17 Bijlagen af te laten drukken zoo zij opgemerkt,
dat dit niet volstrekt noodig is en in alle geval zeer moeielijk uitvoerbaar.
Zoo de Raad het adres goedkeurt, dan is het ons voornemen om, buiten
en behalve het officieele exemplaar met zijne 17 Bijlsgenhetwelk aan de
Griffie van Zuidholland wordt ingezondennog bovendien aan elk der tachtig
leden van de Staten een gedrukt exemplaar van het adres vergezeld van
deze drie Bijlagen, toe te zenden. Daarom hebben wij het dan ook gewaagd
het stuk zóó als het thans voor de heeren ligt te laten drukken. Immers,
zelfs indien de Raad het geheele voorstel verwierpzoude het stuk toch in
het verslag moeten gedrukt worden, liet is intusschen nog slechts een
drukproef, waarin natuurlijk allerlei wijzigingen kunnen voorgesteld en aan
genomen worden.
De heer De Goeje. Ik wensch met alle bescheidenheid eene aanmerking
te maken. Aan het slot van het verzoekschrift lezen wij, dat de Raad
zich onthouden beeft van de overweging en de behandeling van onderschei
den vragen van meer algemeene en principieele strekking, niettegenstaande
daaraan wellicht niet onbelangrijke gronden ten voordecle van zijn verzoek
waren te ontleenen geweest, en dit wel uit vrees de grenzen van zijne be-