23 briek zelve is, dat de rapporten worden openbaar gemaakt. Men zon, na de gehouden discussiën, allerlei verkeerde gevolgtrekkingen uit de niet- openbaarmaking kunnen afleiden. De Voorzitteb. Ik ben het volkomen met u eens, ik heb ook niets tegen de zaak, maar ik heb bezwaar tegen den vorm; ik meen dat wij niet tot de openbaarmaking moeten besluiten, voordat wij tot dat einde vergunning van den heer Rijke hebben bekomen. De heer Dbiessen. Ik lees in het rapport van Burg. en Weth.»Uit het door den deskundige ingesteld onderzoek is gebleken dat de lichtsterkte van het door de gasfabriek alhier geleverd gas overtreft het voor de Londenscbe gasfabrieken vastgestelde minimum", en aangezien wij ons naar mijne meening hier te Leiden kunnen te vreden stellen met den te Londen aangenomen standaard zoo beschouw ik de motie van den heer Van lterson onnoodig en zal mij daartegen verklaren. De beer Van Iterson. Na hetgeen door u is aangevoerd, mijnheer de Voorzitter, komt bet mij voor niet mogelijk te zijn, in deze vergade ring over de qualiteit van het gas te handelen en te beslissen. Hoe zou dit kunnen geschieden indien niet de resultaten van het onderzoek van den beer Rijke worden besproken en aangehaald? Men heeft reeds een en ander daaromtrent vernomen en ik zou er nog veel wenschen bij te voe gen, want naar mijne opvatting zijn de uitkomsten van het ingestelde onderzoek in het rapport van Burg. en Wetb. niet zeer juist weergegeven. Om dit te stavenheb ik volkomen vrijheid van spreken noodig en deze ontbreekt zoolang door u geheimhouding omtrent het stuk van den heer Rijke wordt opgelegd. Ik zie mij daarom verplicht op nieuw eene motie van orde voor te stellenstrekkende om te besluiten dat de behandeling van dit punt der agenda zal worden uitgesteld totdat van den heer Rijke verlof zal gevraagd zijn om zijn rapport publiek te maken. De Voorzitter. Ik kan het bezwaar van den vorigen spreker niet deelen. Het is iets anders eenige gedeelten uit een rapport te citeeren dan het rapport in zijn geheel openbaar te maken. Tegen het eerste zou ik geen bezwaar zientegen het laatste wel. De beer Cock. Ik herhaal: halve publiciteit is geen publiciteit. Wij moeten van het geheele rapport kunnen gebruik maken, anders zijn wij in onze beschouwing en discussiën geheel belemmerd. Doch hoe dit ook zij mocht de algebeele openbaarmaking achterwege blijvendan zal ik nader overwegen, wat mij te doen staat. De heer Jota. Afgescheiden van de vraag, of men vóór of tegen de denkbeelden van den heer Van Iterson is, kan men thans, dunkt mij, niet anders doen dan zich bij de motie van dat geachte lid aansluiten. Immers, indien men bij de discussie over dit onderwerp geen gebruik kan maken van argumentenvoorkomende in een stuk dat niet voor publiekmaking be stemd is, dan is over dat onderwerp geene vrije discussie mogelijk. Ik ondersteun dus het voorstel van den heer Van Iterson, tot verdaging. De heer Du Rieu. Ik ben het volkomen eens met u, mijnheer de Voor zitter, dat het beleefder is dat den heer Rijke vergunning worde gevraagd voor de openbaarmaking van de rapporten. De Voorzitter. Dan kan er in April geen beslissing worden genomen, waartoe vroeger werd besloten. De heer Scheltema. Ik wensch te doen opmerken dat het toch reeds te laat is; dat de Raad met dit voorstel toch ten achteren is; het had in Maart reeds behandeld moeten zijn. Ik kan mij ook om nog eene andere reden zeer vereenigen met het voorstel van den heer Van Iterson. De rekening van de Gasfabriek over 1879 is in aantocht en ook het verslag over de werking van de fabriek in bet afgeloopen jaar. Ik zou nu willen wachten totdat daarvan kennis is genomen; hoe meer licht in deze zaak, hoe beter. Zij betreft toch niet enkel het belang van de gasgebruikers maar evenzeer dat van de belastingschuldigen. Beider belangen staan bij deze zaak tegenover elkander en tusschen die twee strijdige belangen moet het evenwicht zoo goed mogelijk zijn; dit moet mede bij de beslissing omtrent prijsvermindering in de eerste plaats in het oog gehouden worden. Ik herhaal dus: hoe meer licht hoe beter. De Voorzitter. De Commissie is volstrekt niet en retard. Volgens het besluitbij de begrooting genomenkan nog over 9 maanden tijds de prijs voor het gas worden gewijzigd. De Commissie van Financiën had destijds voorgesteld den prijs van het gas althans tot 1 Juli 1880 onveranderd te behouden; maar toen is op mijn voorstel besloten dien prijs slechts voor drie maanden te bepalenten einde de gelegenheid open te laten om daarna den prijs nog te kunnen wijzigen. Wij zijn dus niet achterlijk, en zoo de Raad ons voorstel mocht aannemen, kan de verlaagde prijs nog voor 9 maanden werken. Door dit voorstel te doen, hebben wij willen beant woorden aan de ons opgedragen taak om bijtijds te dezer zake een nader voorstel te doen. De heer Scheltema. In het verslag van onze zitting van 16 October jl. staat, dat de heer Hartevelt voorstelt «om overeenkomstig het voorstel van de Commissie van Financiën met eene verlaging te wachten tot Maart 1880", en daarna: «Het voorstel van den beer Hartevelt, in stemming gebracht, wordt met 12 tegen 9 stemmen aangenomen." Nu moge het verslag niet zóó officiëel zijn als de notulenmaar de heer Hartevelt heeft toen toch zelf nagezien wat van hem is aangeteekend. Daaruit blijkt dat er toen besloten werd in Maart 1880 op de zaak terug te komen. En dus is mijne bewering juist, dat die termijn reeds is overschreden. De Voorzitter. Daar de motie van den heer Van Iterson behoorlijk is ondersteundzal ik haar in omvraag brengen. Zij strekt daartoe om punt 5 van de agenda heden niet te behandelenmaar het aan te houden en aan den heer Rijke inmiddels vergunning te vragen tot openbaarmaking van zijne rapporten uitgebracht op 20 Maart en 7 April jl. De heer Driessen. Daar de Commissie voor de Gasfabriek zich voor dit voorstel verklaard heeft, zoo heb ik ook geen bezwaar daartegen. In omvraag gebracht, wordt de motie van orde van den heer Van Iterson met algemeene stemmen aangenomen. VI. Voordracht tot verplaatsing van de Pinkstervacantie aan de Hoogere Burgerschool. (Zie Ing. St. no. 53.) Wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. ZllriNOVERSLAO 1880. VII. Voordracht tot overplaatsing van den hulponderwijzer B. M. Wepster. (Zie Ing. St. no. 54.) Wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. VIII. Voordracht tot verkoop van Inschrijving op het Grootboek. (Zie Ing. St. no. 55.) De Voorzitter. De Commissie van Financiën heeft zich met den voor gestelden verkoop vereenigd. De heer De Goeje. Ik zou gaarne wenschen te wetenwaarvoor de som van ƒ635 is betaald, die onder de ontvangsten vermeld wordt als ont vangen van mej. C. M. Dozy. De Voorzitter. Dit is een gevolg van een besluitdoor deze vergadering genomen daar mej. Dozy voldaan heeft aan de voorwaarden door den Raad verlangd. De beer De Goeje. Het lag wel voor de hand dit te vermoeden, maar ik kon het niet aannemen. Want in de zitting van 5 September van het afgeloopen jaar werd besloten dat Burg. en Weth. zekere voorwaarden aan mej. Dozy zouden stellen omnadat aan deze voorwaarden zou zijn vol daan hetzelfde of een gewijzigd voorstel aan den Gemeenteraad te doen. Zij zijn daarop, indien ik mij niet bedrieg, in den Raad niet teruggekomen en dus bevreemdt het mij dat dit bedrag hier als ontvangst wordt vermeld. De Voorzitter. De vorige spreker hetft juist aangemerkt dat deze zaak niet nader bij den Raad behandeld i9. Burg. en Wetb. hebben toch ge meend dataU mej. Dozy aan de voorwaardenhaar gesteldvoldeedhet niet noodig was in den Raad op de zaak terug te komen. De heer De Goeje. Dan is het otHciëel verslag niet juist, want daaruit is op te makendat deze zaak wel degelijk later bij den Raad moest terug komen. Hoe dit ook zijde school is in denzelfden toestand gebleven zelfs de speelplaats heeft geen verandering ondergaande voorwaardendoor den Raad verlangd, zijn niet vervuld. Als dus mej. Dozy op zich geno men heeft, die voorwaarden na te komen, heeft zij niet aan hare verplich tingen voldaan. Ik stel derhalve voor deze zaak nader te onderzoeken het bedrag der ontvangsten met f 635 te verminderen en de som, die door verkoop van inschrijving moet worden gevondenmet gelijk bedrag te verlagen. De heer De Laat de Kanter. Het spijt mij zeer dat de heer De Goeje mij niet vooraf kennis heeft gegeven van de vraag, die hij zich ver plicht achtte te doen. Ik moet mij nu tot mijne herinneringen bepalen en kan de stukken op dit oogenblik niet raadplegen; er i9 bepaald, naar ik meen, dat de grond zou worden verkocht, wanneer jufvrouw Dozy de lokalen zoude veranderen volgens aanwijzing van Burg. en Wetb. En nu kan ik de verzekering geven dat de aangegeven verbeteringen aan de school zijn aangebracht; toen dus de voorwaarde was vervuld is de koop gesloten. De heer De Goeje. Het doet mij leed den vorigen spreker te moeten tegensprekener is niets geschiedalles i9 in de school hetzelfde gebleven behalve dat aan een der muren een luchtkokertje is aangebrachtwaardoor da ventilatie eenigszins is verbeterd. De heer De Laat de Kanter. Dan moet ik zeggen dat de schuld' zou liggen aan Burg. en Weth.; want juffr. Dozy heeft voldaan aan het geen Burg. en Weth. haar hadden voorgeschreven. De Voorzitter. Burg. en Weth. hebben aan de voorwaarden voldaan, die door den Raad zijn gesteld. Mocht bet blijken dat die voorwaarden niet voldoende warendan twijfel ik geen oogenblik of mej. Dozy, ge zind als zij is om eene goede school te hebbenzal geneigd worden bevon den alsnog uit te voerenwat noodig zal bevonden worden. Op de zaak zelve valt echter niet terug te komenwant de notariëele akte is in het najaar behoorlijk geteekendzoodat de verkoop van den grond op wettige wijze heeft plaats gehad. De heer Van der Lith. Uit bet niet-officiëel verslag moet worden op gemaakt dat de zaak op nieuw bij den Raad ter sprake had moeten komen. Ik meen daarom te moeten verzoekendat de ofiiciëele notulen worden voor gelezen waaruit blijken moet welk besluit hier is genomen. De heer Van Iterson. Ik weet mij niet juist meer te herinneren wat er vroeger over deze zaak is voorgevallen, maar, zooals ik het Verslag lees, zou daaruit blijken dat Burg. en Weth. een nader voorstel dienaangaande aan den Raad hadden moeten doen. Ik dring er dus ook op aandat de officiëele notulen worden voorgelezen. De heer De Laat de Kanter. Het Verslag heeft geen officiëel karak ter maar ik geloof toch dat het geheel in den geest is van hetgeen er is gebeurd. De slotsom was toch dat aan Burg. en Weth. de verdere be handeling van de zaak werd overgelaten mits juffr. Dozy aan de haar te stellen voorwaarden voldeed. Dat is geschied. De heer Van der Lith. De geachte Wethouder zal toegeven dat het spreken over het niet-officieel Verslag een schermen in den wind is. Ik kan het hem echter niet toegeven dat het, volgens dat verslag, aan Burg. en Weth. zou zijn overgelaten de voorwaarden te stellen; want er blijkt uitdrukkelijk uit, dat Burg. en Wetb. met dat of een ander voorstel nader bij den Raad zouden moeten komen. De heer Van Iterson. Heeft de heer De Laat de Kanter zich over tuigd dat de verbeteringen die de Raad verlangdein de school van mej. Dozy zijn aangebracht? De heer De Laat db Kanter. Ik zelf heb mij daarvan overtuigd. Men moet wel in het oog houden, dat het hier eene geheel vrije school betreft, waarop geen toezicht door de gemeente wordt gehouden. De hoofd zaak, de ventilatie, is verbeterd. Het beeft overigens nooit in de bedoe ling gelegen van die lokalen eene volmaakte school te maken; dit zoude niet te bereiken zijndan door ze geheel af te breken en van den grond af weder op te bouwen. De heer Secretaris leqpt hierop het indertijd genomen besluit uit de notulen voor. Het luidt aldus: Het verzoek vaa Mej. C. M. Dozy, ter bekoming van gemeentegrond

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1880 | | pagina 5