heb ik er du vrede mede. Maar een ander bezwaar iswaarop de heer Du Rieu ook reeds heeft gewezenhet afbrokkelen der wandeling. Dat zou ik betreurenmaar ik zal er mij ook bij neerleggen, omdat ik hoop dat te eeniger tijd aan dezen kant van de stad eene uitbreiding der wandel gelegenheid zal plaats hebben door het aantrekken van den singel aan het Plantsoen. Door een paar vooruitstekende bolwerken te verbinden met den Singel zou men een paar flinke vijvers verkrijgen, waarvan de boorden met houtgewas beplant een wezentlijk fraai geheel zouden uitmaken ik zal het wel niet meer zien maar met het oog op de huizen die daar nu zullen komen zou dit het schoonste gedeelte van de gansche stad kunnen worden. De heer Cock. Ook ik heb tegen de voordracht eenige bezwarendie echter wellicht uit den weg zullen kunnen geruimd worden. Mijn hoofd bezwaar is van financiëelen aard, en bezwaren van dien aard leggen te meer gewicht in de schaal, als men denkt aan den berooiden staat onzer financiën.; ik zeg berooiden staat, met het oog op hetgeen ik hier bij eene vroegere gelegenheid eens noemde ons budget der toekomst. Wat deze voordracht betreft is mijn bezwaar gelegen in de vraag, of wel een genoeg zaam aantal gegadigden voor den te verkoopen grond zal gevonden worden bij gebreke waarvan de prijs van 2.50 per centiare niet bereikt en de aanzienlijke onkosten dus niet gedekt zullen worden. Ik voor mij trek die groote behoefte aan bouwterrein, waarvan men steeds spreekt, sterk in twijfel, zonder echter zeker van mijne zaak te zijn. Wat er van aan is zal bij de veiling blijken. Is er gebrekwelnu de zeer matig gestelde prijs zal bereikt en de kosten voldoende gedekt worden. Of dit echter het geval zal zijn, weet ik evenmin als elk ander, want de gave der profetie bezit ik natuurlijk niet. Over deze quaestie is het dus maar beter niet verder voort te redeneeren. Ik vind daarvoor te minder aanleiding, nu de geheele moeilijkheid op zeer eenvoudige wijze uit den weg kan worden geruimd, indien men ook hier de wijze van handelen volgt, die indertijd is gevolgd bij den publieken verkoop van den bouwgrondgelegen bij de voormalige Hoogewoerdspoortthans Plantage genaamd. Toen is het ter rein dat verkocht zou worden en dat voor een groot gedeelte nog door aanplemping moest verkregen worden en bijgevolg op dat oogenblik nog niet aanwezig was, vooraf nauwkeurig in (eekening gebracht. Bij de ver- koops-voorwaarden verbond de .gemeente zich het terreinin geval van gunning, te zullen brengen in den toestand op de teekening aangeduid, terwijl de Raad zich eene voldoende tijdsruimte voorbehieldwaarbinnen hij over het al of niet gunnen van den koop kon beslissen. De Raad had zoodoende gelegenheid om, alvorens over de aanplemping te beslissen, na te gaanof de kosten voldoende gerechtvaardigd waren en genoegzaam gedekt werden door de koopsom. Laat ons dien weg ook dezen keer volgen. Blijkt het, dat de uitslag van den verkoop voldoende is, dan zal ik gaarne mijne stem aan deze zaak gevenmaar blijkt het dat dit het geval niet is, welnu laat ons dan er van afzien. Wordt mij dus de toezegging gedaan dat de door mij aangegeven wijze van verkoop ook hier zal gevolgd worden, dan zal ik mij voor dit voorstel verklaren, maar anders zal ik moeten tegenstemmen. Een ander bezwaar bestaat voor mij nog daarindat aan de te bouwen buizen de invoering van het Liernurstelsel verplichtend wordt opgelegd. Even groot voorstander als ik vroeger ben geweest van het Liernurstelsel, even groot tegenstander ben ik er thans van, onder anderen uithoofde van de schrikbarende duurte van dat stelsel. Doch hoe dit ook zijde Raad heeft eens voor goed de algemeene invoering daarvan met groote meerderheid afgestemd, en nu zou ik niet gaarne zien, dat door een achterdeurtje werd binnengebracht, wat openlijk de voordeur is uitgezet. Dit zou licht kunnen gebeurenmen herinnere zich slechts wat geschied is. Wij zijn begonnen met te hebben eene machine, het was eene locomobile, die te zwak was in evenredigheid tot de oppervlakte huizendie zij moest bedienentoen zijn wij wel genoodzaakt geweest eene sterkerevaste machine aan te schaffen, die nu blijkt te sterk te zijn voor de tegenwoor dige oppervlakte. Bijgevolg stelt men ons voor, de nieuw te bouwen huizen er bij te voegen; goed, daar heb ik op zich zelf zooveel niet tegen, maar als het na die bijvoeging eens bleek, dat de machine nu weer te zwak was, dan zouden wij wel genoodzaakt zijn alweer eene andere, sterkere aan te schaffenmet welke alweer hetzelfde zou kunnen gebeuren. Zoo bleven wij aan den gang en zou het Liernurstelsel wel eens feitelijk ingevoerd kunnen worden. Daar ben ik tegen, vooral op die wijze. Maar dit is slechts een bijkomend bezwaar. Mijn hoofdbezwaar betreft de financiëele quaestiedie echter uit den weg kan worden geruimd, indien men de wijze van handelen volgt, die ik zoo even in losse trekken heb geschetst. De heer De Goeje komt ter vergadering. De heer Van der Zweep. Naar aanleiding van het gesprokene door den heer Cock ware hetgeloof ikmaar beter niets meer over het voor stel te zeggen. Het voorstel, gelijk de heer Cock dit verlangt, is theore tisch heel mooi, maar practisch onuitvoerbaar. De grond in zijn geheel te verkoopen zou zeker zeer wenschelijk zijn maar het zal toch wel voor geen tegenspraak vatbaar wezendat men gegadigden moet laten uitkiezen welke perceelen zij verlangen. De heer Cock. Ik geloof toch dat het terrein even goed op teekeDing kan verkocht en dan in eens of gegund of opgehouden worden. Maar, naar ik nu zie, schijnt het het voornemen te zijn hetzelve perceelsgewijze, wellicht ondershands af te staan. Daar ben ik tegen; dan zijn wij boven dien geheel overgeleverd aan het goedvinden der ondernemers van nieuwe gebouwen. Als de grond geen ƒ2.50 per centiare kan opbrengen, dan acht ik het in den tegenwoordigen berooiden staat onzer financiën niet ver antwoord ruim 2300 in den blinde uit te geven. De heer Van der Zweep. De verkoop van den grond en lloc zal steeds onmogelijk zijn; de eenige wijze om den grond aan de markt te brengen zal een perceelsgewijze verkoop moeten wezen. De heer De Laat de Kanter. De eerste spreker die de voordracht heeft bestreden, de heer Du Rieu, heeft als bezwaar geopperd het verliezen in waarde van het plantsoen als wandeling. Ik geloof dat hij zich vergist. Integendeel, naar mijne meening zal de wandeling er mede winnen; van het plantsoen zal niet meer worden afgenomen dan van dat gedeelte waar nu de onlangs nieuw gebouwde huizen staan. Er is maar ééne stem over de verbetering en verfraaiing, welke daardoor aan de stad is gegeven. Het tweede bezwaar van den heer Du Rieu gold de belemmering van het uitzicht voor de huizen der Binnenvestgracht; dat kan ik hem tot zekere hoogte niet tegenspreken. Het uitzicht, dat de bewoners van die huizen nu in den zomer tegen de groene en in den winter tegen de dorre boomen hebben zullen zij verliezenmaar daar staat wel eenig voordeel tegenoverdat tegen dit nadeel wel kan opwegen, nl. dat zij daar eene buurt zullen krijgen door welge stelde bewoners bevolkt, hetgeen hun in nering en vertier ten goede zal komen. Een derde bezwaar betreft het opnemen van geld zonder te weten of dat zal wor den gedekt door den verkoop; hetzelfde bezwaar had de heer Scheltema en het was het hoofdbezwaar van den heer Cock. Ik bezit niet de gaaf van profetie, maar ik wenscb te vragen of het niet genoegzaam is gebleken, waarom dit voor stel is gedaan. Het is juist gegrond op het gebrek aan huizen de aanvragen om deze of om terrein ter bebouwing zijn talrijk en er kan niet aan wor den voldaan. Wanneer wij dus gevolgen mogen trekken uit bekende oor zaken, dan zal gevaar voor geldelijk verlies niet groot zrjn. Wanneer wij niets wagen zullen wij nstuurlijk niets kunnen verliezen, maar dan zullen wij ook niets kunnen winnen. Ik geloof dat het voorstel rationeel is en belangrijke voordeelen voor de gemeentekas belooft. De heer Scheltema wenschto eene verdaging van dit voorstel totdat bekend zoude zijn of uit voering zal worden gegeven aan de plannen tot uitbreiding der gemeente; maar ik geloof als wij dit plan zóólang verschuivendat daaruit een groot nadeel zal ontstaan. Tegenwoordig toch bestaat er groote neiging om Lei den als woonplaats te kiezende quaestie van uitbreiding moet door de Gedep. Staten worden gesteld en dat is nog niet geschied. De eerste stap is dus nog niet gedaan en al was die gedaandan zouden wij toch nog ver van den laatsten wezen. Zoodanig voorstel moet zooveel phases doorloopen voor het in het Staatsblad is aangekomen, dat niemand weet hoelang dat wel kan duren. En in dien tusschentijd kon de neiging om zich in Leiden te vestigen wel eens verflauwd zijn en wel eens het oog op andere gemeenten zijn geslagen. De heer Van Heukelom zal zich tot mijn genoegen met de voordracht vereenigen, ofschoon hij enkele bezwaren heeft in het midden gebracht. Het spijt mij dat ik het niet geheel eens met hem zijn kan. Ik geloof niet dat de demping van grachten nadeelig op den gezond heidstoestand werkt. Wat overigens de afbrokkeling der wandeling aangaat, voor zoover de eigenlijke wandeling betreft zal die niet noemenswaardig wezenaan het begin van het Plantsoenaan den kant der voormalige Hoogewoerdspoort, kan men zien, dat het verlies van terrein zich bijna uitsluitend bepaalt tot dat gedeelte, dat nu met hakhout is bezet. Het denkbeeld om een gedeelte van den singel aan het plantsoen te trek ken, lacht mij wel toe, maar dat plan is van te grooten omvang en daaraan zijn zeer groote kosten verbonden, zonder het vooruitzicht dat zij spoedig op eene andere wijze in de gemeentekas zullen terugvloeien. Daarom kon dat niet worden vastgehecht aan het plandat nu in behan deling is; de kosten zouden van dien aard zijn dat bet waarschijnlijk geen bijval zou hebben gevonden bij den Raad. Nu zijn wij vrij zeker van onze zaak en zal het terrein niet worden afgestaan dan minstens f 2.50 per centiare. Deze prijs is in vergelijking bij andere gemeenten niet hoog en zal niemand, die wenscht te bouwen, afschrikken. Voor eenige jaren vertoonde zich in het geheel geen neiging tot bouwendaarom besloot de Raad toen bouwterrein cadeau te gevenhetgeen goede resultaten opleverde. Wij konden daarna een lagen prijs bedingen en vonden daarvoor grif koopers en nu is de lust veel grooter; derhalve kunnen wij thans een billijken prijs vorderen. Van dit plan verwacht ik dus goede resultaten. Het denkbeeld van den heer Van Heukelom is voor mij evenwel niet nieuw en ik wil hem wel de verzekering geven dat ik zeer gaarne, wanneer de omstandigheden gunstiger zijn, daaromtrent een voorstel bij mijne geachte medeleden van het Dagelijksch Bestuur aanhangig zal maken. Het bezwaar van den beer Cock is een financiëel bezwaar. De heer Cock heeft mij echter niet over tuigd. Ik kan natuurlijk niet met zekerheid voorspellen dat het terrein in trek zal zijn, maar wanneer ik de ondervinding raadpleeg, dan geloof ik dat wij daaraan niet behoeven te twijfelen. Al de nieuwe huizen, die in den laatsten tijd, ook die nu laatstelijk in het plantsoen gebouwd zijn, werden telkens dadelijk verhuurd, de meeste zelfs reeds lang voordat zij gereed waren. Die daar zijne woning heeft, woont in het mooiste gedeelte van de stad, buiten en toch binnen. Wanneer wij nu, zooals die geachte spreker bedoelt, eerst den grond verkoopen en dan lot het aanplempen overgaan, durven wij, ik ben het eens met den heer Van der Zweep, niet voor de kosten instaan. Voor het te verkrijgen terreinverdeeld in 47 perceelenin eens koopers tc vinden is wel wat kras en zeker niet te verwachten. De verkoop zal van tijd tot tijd moeten plaats hebben en wij zullen al naar mate er aanvragen inkomen grond moeten veilen. Het spijt mij dat wij de stem van den heer Cook zullen moeten missenmaar vond zijn denkbeeld ingang dan ware het naar mijne overtuiging beter de zaak niet te beproeven. De heer Van Iterson komt ter vergadering. De heer Cock. Het doet mij waarlijk leed, dat de wijze van verkoop, aan de Hoogewoerdspoort gevolgdthans niet is overgenomen. Ik zal daarom aan het voorstel mijne stem moeten onthouden. Het is waartoen betroffen het slechts 14 perceelen, die in eens verkocht werden, en thans zijn er 47, dus veel meer, maar wanneer de behoefte aan terrein geen 47 perceelen groot is, dan wantrouw ik het, of er wel zoo dringend behoefte aan bouwgrond bestaat. Blijkt het dus dat enkele perceelen niet gewild zijn, dan heeft men de gracht gedempt, 23000 uitgegeven, en dan zullen wij den gestelden prijs langzamerhand moeten verminderen en op het laatst den grond wellicht om niet moeten afstaanen daar zullen de speculanten in bouwterrein natuurlijk op rekenen. Ik zal echter geen amendement ter verwezenlijking mijner meening voorstellen, daar het geen kans schijnt te hebben van aangenomen te wordenmaar zal eenvoudig tegen de voordracht stemmen. De heer Librecht Lezwijn. Mijnheer de Voorzitter! Het is u bekend dat ik met dit voorstel niet ben ingenomen. Ik deel de bezwaren van de heeren Scheltema, Du Rieu en Cock. Wanneer het voorstel tot demping wordt aangenomen, dan zal aan de bewoners van een 80-tal huisjes licht en lucht, om niet te spreken van uitzicht, worden benomen; in de tweede plaats wordt op nieuw een gedeelte aan bet Plantsoen onttrokkenen de wandelingen, die toch al niet vele zijn, verminderd. Nog vrees ik dat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1880 | | pagina 2