18
M*. 8®- Leiden, 11 Maart 1880.
Bij de behandeling van het bezwaarschrift van W. Vromans GFz. be-
treffende de bediening van bruggen binnen deze gemeente (Raadszitting
van 13 Maart 1879) is o. a. door ons geacht medelid Mr. J. E. Goud-
snail den wensch te kennen gegeven dal Burg. en Weih. een nieuw
voorstel zouden indienen tol regeling van dezen lak van dienst in zijn
geheel en zich door de verwerping van hun voorstel in de zitting van
24 October 1878 daarvan niet zouden laten terughouden.
Zooals den Raad bekend is, werd door ons een nieuw en wel een
hooger tarief van bruggelden voorgesteld dan het thans vigeerende. Dit
vond bij vele leden en ook bij de Commissie van Financiën bezwaar,
dewijl daardoor indirect volgens hunne meening, handel en nijverheid
te zeer zouden worden gedrukt. Do laatste stelde daarom voor het
tarief te behouden, waardoor de grootere uilgaven, aan de nieuwe rege
ling verbonden, ten laste der geineente-begrooting zouden komen, en
de regeling zelve op een nader te bepalen, met het oog op de financiën
gunstiger tijdstip in te voeren. De Raad vereenigde zich inlusschen
noch met de oorspronkelijke, noch met de gewijzigde voordracht, en
dierhalve bleef ons niets anders over dan ons voorstel in te trekken.
Het behoeft evenwel geen betoog dat de meerdere uitgaven, welke hel
gevolg zouden zijn van eene betere inrichting van den dienst bij dè
beweegbare bruggen, óf door de gemeente, óf door de schipperij ver
goed zullen moeten worden.
Wel is waar werd door den heer Goudsmitin de bovengenoemde
raadszitting van 13 Maart 1879 het denkbeeld aan de hand gedaan om
de bezwaren, geopperd tegen onze voordracht van 22 Julij 1878 (Ing.
Stukken n°. 161, 191194, 204 en 205) behandeld in de raadszitting
van 24 October 1878, uit den weg te ruimen, door die voordracht in
dier voege te wijzigendat de helft der meerdere uitgaven door de
gemeente en de wederhelft door de schipperij zoude worden gedragen;
doch ofschoon daarmede inderdaad aan de bedenkingen van vele raads
leden zoude zijn te gemoet gekomen, zal men bij nader inzien moeten
erkennen dat dit denkbeeld niet voor dadelijke verwezenlijking vatbaar
is. Immers daartoe zoude in de eerste plaats noodig zijn te weten
welke de opbrengst der bruggelden tegenwoordig is: en niet alleen is
dit, zooals wij vroeger aantoonden, thans niet met juistheid na te gaan,
maar bij hel stelsel dal wij in onze voordracht aanbevalen, nl. om de
betaling in verhouding tol de tonnemaal der vaartuigen te regelen,
mag het voor het oogenblik eene onmogelijkheid genoemd worden een
tarief te ontwerpen, waarmede hel denkbeeld van den heer Goudsmit
tot uilvoering werd gebracht.
Naar onze meening bestaat er slechts één middel om tot dien toe
stand te geraken: nl. onze voordracht van 22 Julij 1878 op nieuw aan
de orde te stellen, aangevuld met de bepaling dal zij na een vooraf
vastgeslelden tijd, bijv. twee of drie jaren, moet worden herzien. Zoodra
omtrent de opbrengst der bruggelden gedurende dit tijdsverloop eenige
zekerheid beslaat en tegelijkertijd gebleken is hoe vele schepen van elk
charter van de diensten der brugwachters gebruik hebben gemaakt, zal
het doenlijk zijn hel tarief in dien zin te wijzigen dat inderdaad de
verdeeling der lasten tusschen de gemeente en de schipperij, op den
aangegeven voel worde gemaakt. Wij voegen er bij dat wij aan de
mogelijkheid twijfelen om op eene andere wijze ditzelfde doel te be
reiken.
Ten slotte wenschen wij hier nog eene opmerking aan toe te voegen.
De vraag is bij ons gerezen of het bij den vrij algemeen erkenden ge-
brekkigen dienst bij de beweegbare bruggen in deze gemeente en bij
de dringende behoefte aan verbetering daarvan, raadzaam is deze te
doen afstuiten op eene te angstvallige beantwoording der vraag, wie
de kosten dier verbetering zal moeten dragen, en of bij eene nauwe-
zette beschouwing dier vraag niet zoude blijken dat het meer aankomt
op den vorm waarin betaald wordt, doch dal altijd de belastingschul
digen in deze gemeente dien last in eenen of anderen vorm hetzij in
dien van directe, hetzij in dien van indirecte belasting zullen dragen.
Neemt toch, zooals destijds de Commissie van Financiën voorstelde, de
gemeente de kosten voor hare rekening, dan zal zij zich door verhoo
ging der plaatselijke directe belasting in slaat moeten stellen die te
voldoen. Worden de verhoogde kosten gevonden door verhooging van
hel tarief, dan zullen de schippers hunne meerdere onkosten door eene
kleine verhooging van vrachten terug vorderen; en zij die deze hoogere
vrachten moeten betalen, voor verreweg het grootste gedeelte handel- en
neringdoenden, zullen op hunne beurt zich door de consumenten doen
schadeloos stellen; zoodat het ons voorkomt, waar hel eene zaak geldt
als waarvan hier sprake is, binnen een beperkten kring en waarmede
geene belangrijke sommen gemoeid zijn, dal elke regeling van het tarief
goed is, mits zij eene verbetering van den dienst ten gevolge hebbe-
eene verbetering welke wij dringend noodzakelijk achten.- en wij aarzelen
niet er bij te voegen dat wij den tegenwoordigen toestand beneden de
waardigheid éener gemeente als Leiden achten.
Wij nemen op grond van het voorafgaande de vrijheid aan den Raad
voor te stellen
Onze voordrachten van 22 Julij 1878 op nieuw in behandeling te nemen
m dier voege gewijzigd dal art. 7 van het «besluit tot heffing etc etc
zal luiden:
Art. 7. Dit besluit treedt in werking op 1 Januari 1881 en blijft
van kracht lol ult° December 1883. Op eerstgenoemd tijdstip vervallen
de raadsbesluiten van 23 December 1858/28 April 1859, goedgekeurd bij
Kon. Besl. van 30 Julij 1859 n°. 42, regelende de heffing en invorde-
ring eener belasting voor het ophalen of openen der bruggen te Leiden.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 11 Maart 1880.
Tegen de inwilliging van de verzoeken van H. G. Van der Waals en
P. P. Spruit, om eervol ontslag uit hunne betrekking van hulponder
wijzer aan de openbare lagere school n°. 2 voor minvermogenden is
bij ons geene bedenking, waarom wy dan ook Uwe Vergadering in
overweging geven die verzoeken toe te staan en aan voornoemde hulp
onderwijzers een eervol ontslag te verleenenmet ingang van 16 April e. k.
De betrekkelijke stukken worden hierbij overgelegd.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeesler en Wethouders, enz.
H. H.
Ondergeteekendehulponderwijzer aan de openbare lagere school n°. 2
voor minvermogenden alhier, heeft de eer UEd. tegen 15 April e. k.
eervol ontslag uit zijne betrekking te verzoeken.
Uw onderd. dienstw. dien..
Leiden, 8 Maart 1880. H. G. V. d. Waals.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied (e kennen, ondergeteekende Paulus
Pieter Spruit, hulponderwijzer aan de openbare school n». 2 voor min
vermogenden, dat hij eervol ontslag verzoekt uit zijne betrekking,
ingaande 16 April aanstaande.
Ik heb de eer te zijn,
UEd». dienstw. dienaar
Leiden, 9 Maart 1880. p. p. Spruit.
Leiden, 11 Maart 1880.
Ter voldoening aan Uwe apostille van gisteren, heb ik de eer U Ie
berichten dat ik tegen het verleenen van een eervol ontslag aan de
hulponderwijzers H. G. Van der Waals en P. P. Spruit, overeonkomslig
hun verzoek, geen bezwaar heb.
De hoofdonderwijzer der openb. school n°. 2 voor minv.,
N. Brouwer.
Aan den Heer Burgemeester van Leiden.
N'- 4®. Leiden, 5 Maart 1880.
De Commissie van Financiën, geene bedankingen hebbende legen de
in hare handen gestelde rekening der Stadsbank van Leening over 1879.
heeft de eer U voor te stellen die op te nemen en goed Ie keuren, iri
ontvangst ad ƒ329085.15, in uilgaafad ƒ320020.461, alzoo opleverende
een saldo van f 9064.68^, waarvan in de eerstvolgende rekening door
HH. Commissarissen verantwoording zal behooren te worden gedaan.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
N°. 41. Leiden, 11 Maart 1880.
Onder overlegging van nevensgaande stukken, geven wij Uwe Verga
dering in overweging te besluiten dal aan de scholen n°. 2 en 3 voor
minvermogenden, in plaats van een hulponderwijzer, een onderwijzer
2de klasse zal worden aangesteld op eene jaarwedde van ƒ800.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeesler en Wethouders, enz.
Leiden26 Februari 1880.
Gedurende deze maand is in verschillende dag- en weekbladen bij
herhaling eene oproeping geplaatst van sollicitanten naar de vacante
betrekking van hulponderwijzer aan mijne school, de laatste week naar
twee vacante betrekkingen. Niet een hulponderwijzer heeft zich op die
herhaalde oproeping als sollicitant aangemeld. Hel is dus als vrij zeker
aan te nemen, dat ten gevolge van het bestaande gebrek aan hulpper
soneel voor de vastgestelde jaarwedde geen hulponderwijzers te krijgen
zijn, te meer daar de tegenwoordige vacaturen ontstaan door hel geringe
bedrag der jaarwedde aan die betrekking verbonden.
Reeds met pr. Maart komt de eerste en met pr. April de tweede
betrekking open te vallen. Het belang van het onderwijs vordert, dal
in één van die twee vacaturen zoo spoedig mogelijk worde voorzien.
Hel is daarom dat ik in overleg met den lieer schoolopziener de' eer
heb U voor te stellen voor die eene vacature in plaats van een hulp
onderwijzer een onderwijzer te benoemen op de tegenwoordige jaarwedde
van 800.
De Hoofdonderwijzer aan de openbare school
n®. 3 voor minvermogenden
J. Wuyster.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders te Leiden.
Leiden, 9 Maait 1880.
Met terugzending van den in onze handen geslelden brief van den
hoofdonderwijzer Wuyster, hebben wij de eer Ie berichten, dat legende
inwilliging van het daarin vervat voorstel bij ons geen bezwaar beslaat.
De Plaatselijke Schoolcommissie alhier,
F. Was, Secretaris.
Leiden. 9 Maart 1880.
len gevolge van de benoeming van twee hulponderwijzers mijner school
naar elders, zullen met den 15en der volgende maand in het personeel
twee vacaturen ontstaan, wier vervulling, met het oog op de nieuwe
inschrijving van leerlingen, dringend noodzakelijk zal zijn. De ervaring,
aan de school n». 1 voor onvermogendenen vooral aan n*. 3 voor min
vermogenden opgedaan, doet geen succes verwachten van eene oproeping
van sollicitanten op de bij verordening bepaalde maximum-jaarwedde.
Ik zie mij daarom, evenals de heer Wuyster, genoodzaakt voor te
stellen, de openvallende plaatsen door onderwijzers te doen vervullen.
Het moge waar zijn, dal de verhouding in getalsterkte tusschen onder
wijzers en hulponderwijzers hierdoor verbroken zou worden; maar de
maatregel zou slechts een tijdelijk karakter behoeven te dragen, zoodat
bij de eerstkomende gelegenheid de normale verhouding hersteld zou
Ino. stekken 1880.